Marrakesh
Deel 1
De Afrikaanse zomerzon brandde genadeloos op het met blauwe tegels geplaveide binnenplaats van het prachtige Riad. Marokkaanse Riads zijn statige, middeleeuwse paleishuizen.
Susanne en Emma hadden het hotel op een boekingssite gevonden, bij aankomst echter had het hun stoutste verwachtingen overtroffen. Het leek wel een paleis uit de sprookjes van 1001 nacht. Een koele oase in een stoffige, hete stad, dat nog het meest aan een Middeleeuwse sloppenwijk deed denken.
Susanne lag op een comfortabele ligbank aan de rand van het rechthoekige zwembad, dat het centrum van de binnenplaats vormde.
De lange, vermoeiende middag zeurde nog zachtjes na in haar benen. Ze had een innerverende dag achter de rug. Samen met haar vriendin was ze de oude stad ingegaan, iets wat achteraf gezien een verkeerde beslissing was.
De medina van Marrakesh is een doolhof van kleine straatjes, steegjes die samen een soort Middeleeuws doolhof vormden die gulzig toeristen opslokte. Eenmaal binnen kwam je er op eigen kracht niet meer uit. Hoe dieper je doordrong in labyrint hoe kleiner de kans dat er ooit weer uit kwam.
Op het moment dat ze zich realiseerden dat verdwaald waren, en wat verdwaasd om keken met half verfrommelde kaart in de hand, schoten er, vanuit de schaduwen allerlei opschoten knulletjes op hen af. Al gauw ontstond er een verbaal gevecht om wie er met de buit vandoor zou mogen gaan.
Woorden sneden als messen door de lucht. Uiteindelijk won de grootste en de sterkste, en volgde ze hem door smalle steegjes, drukke straatjes, trappen op, trappen af, in een onnavolgbare route, terug naar hun Riad. Bij aankomst begonnen ze om geld te vragen en hoeveel ze ook gaven, het bleek te weinig te zijn.
Susanne zuchtte, Emma was verdwenen, ze wist niet waarheen. Het azuurblauwe zwembad schitterde in het helle licht. Even sloot ze haar ogen en genoot ze van de lome warmte. Het water parelde nog op haar huid. Langzaam sufte ze weg.
Ineens was daar die hand op de hare. Zijn hand drong zich op. Ze werd gedwongen naar hem op te kijken.
Half over haar heen gebogen stond een zwartharige jongen in een hagelwitte djellaba. Ze herkende hem van de receptie, hij was jongste medewerker die de gasten hun kamers wees, thee serveerde en iedereen kameeltochten in de woestijn probeerde te verkopen.
Ze keek hem aan. Hij had prachtige bruine ogen. Donkere ogen, waarin een eeuwig vuur brandde. Heel kort maar, knipoogde hij naar haar. Het was veelbetekenend. Het was alsof zijn broeierige blik op haar huid schroeide. Het was alsof hij haar met zijn ogen ontkleedde.
Ineens werd ze onrustig. Ze voelde zich naakte en kwetsbaar.
“Ik kan niet te lang in de zon blijven liggen”, excuseerde ze zichzelf in het Engels.
“Dan val ik in slaap, ik kan het niet helpen”.
Hij keek haar niet begrijpend aan.
Het was geen verzonnen excuus. Susanne werd al sinds haar kinderjaren geplaagd door een mysterieuze slaapziekte.
Het ene moment voelde klaarwakker het andere moment was het alsof een onzichtbare hand haar in diepe poel trok. Narcolepsie was de wetenschappelijke benaming, ze had er mee leren leven.
Ze excuseerde zich, nam haar handdoek van de stoelleuning en haastte zich naar haar kamer. Ze merkte dat hij haar nakeek, ze voelde zijn blik op haar billen branden.
De kamer was koel en donker. Een moment stond ze voor de manshoge spiegel en bekeek zichzelf aandachtig. Soms zijn er van die momenten dat het spiegelbeeld je vreemd voorkomt, alsof je naar iemand anders staat te kijken. Dit was zo’n moment.
Ze zag zichzelf met andere ogen, en meer in het bijzonder met de ogen van die brutale, zwartharige knaap.
Haar borsten puilden zowat uit haar natte bikinitopje. Zware witte uiers, waarvan slechts te toppen bedekt waren. Was het te provocatief? Was het te sexy voor dit preutse land? Plotseling werd ze overvallen door een merkwaardig gevoel. Ze voelde zich ineens naakt en bekeken hoewel ze helemaal alleen was.
Ze draaide haar rug naar de spiegel en keek over haar schouder naar haar spiegelbeeld. Ze kromde haar rug naar binnen zodat haar kont iets omhoogkwam. De bilrondingen opende zich en het minieme strookje badstof dat haar imposante vleesgloben scheidde, werd zichtbaar.
Ze was lang en lenig. Voor haar lengte had ze zich wel eens geschaamd. Ze was langer dan de meeste jongens en hier in Marokko torende ze boven iedereen uit. Een blanke Vikingsprinses. Ze bloosde. Plotseling had ze kippenvel over haar gehele lichaam.
Die jongens waren natuurlijk ook niets gewend. Alle vrouwelijke verlokkingen waren verborgen onder de zwarte schaduwen van Islamitische zedelijkheid. Ze moesten wel gek worden van verlangen. Hier in dit broeierige, snikhete land, verstoken van de zachtheid van het vrouwelijk vlees.
Ze huiverde. De gedachte dat al die zwartharige knapen, onder de schaduwen van djellaba’s een ijzeren verlangen verborgen, deed haar hartslag versnellen.
De verzengende hitte sijpelde nu ook de relatief koele, in mozaïek betegelde, kamer binnen. Het was alsof de mist van de slaap uit de vloer optrok. De slaap was terug. Onmiskenbaar. Het bedwelmde haar als een narcosegas, ze kon er geen weerstand tegen bieden. Haar benen werden slap, haar knieën knikten.
Buiten schalde de oproep tot gebed over de oude stad.
Eerst begon er een in de verte. Een zangerige klanken zweefden door de trillende lucht. Toen brak de oproep tot gebed ineens uit tientallen, door elektronische luidsprekers versterkte kelen. Vanuit de minaretten joegen nu alle moskeeën nu vrome woorden over het daken. De lucht vulde zich geluid.
Het was alsof het geluid zich aan hen opdrong, alsof het al het andere overstemde, neerdrukte, domineerde. Het geluid drong bij haar binnen, niet alleen via haar oren maar via haar huid. Het resoneerde in haar binnenste, het pulseerde in haar buik.
Ze plofte neer op de rand van haar bed. Het was een hoog hemelbed met gordijnen van wit zijde. Zo groot als een schip met ruisende zeilen. Haar hoofd tolde. Onwillekeurig liet ze zich achterovervallen en het was de slaapmist haar opslokte. Alsof ze door het matras zonk, de diepte van de onderwereld in.
Het slaapvergif verspreidde zich als een warme wolk door haar bloed. Haar spieren verslapten en in een mum van tijd verlamde haar gehele lichaam.
Toen ze haar ogen weer openende baadde haar kamer in zilver licht. De maan keek als een koel, alziend oog, door het geopende venster op haar neer.
De slaapverlamming maakte dat ze geen vin kon verroeren. Dit duurde gewoonlijk een minuut of tien. Tien minuten van volstrekte machteloosheid. Het moest nacht zijn, ze was slaap gevallen. Het was nu het moment tussen waken en slapen, het meest kenmerkende symptoom van de haar aandoening.
Ineens merkte ze dat er iemand in haar kamer was. Ze kon hem niet zien maar ze voelde zijn aanwezigheid. Haar hart begon te bonzen. Ze probeerde haar hoofd te draaien, maar ze kon zich niet bewegen.
Langzaam kwam de gestalte dichterbij. Het silhouet nam langzaam meer vorm aan. Toen zag ze wie het was. De jongen in hagelwitte djellaba. Haar hart begon sneller te kloppen, een koude vlaag van angst gaf haar kippenvel over haar gehele lichaam.
Wat deed hij hier? Hij hoorde hier niet te zijn.
Ze wilde haar mond openen. Om hulp roepen. Maar ze kon geen geluid uitbrengen. Het was alsof ze onder water was en wanhopig bellen braakte. Dit was het meest beangstigende gedeelte van de slaapziekte, de verlamming. Tien minuten in een luwte, tussen waken en slapen in. Een niemandsland waar de dromen de wakende wereld binnen sijpelden. Een tijdspanne waarin ze niet kon opmaken wat echt was en wat niet.
Ze besefte zich hoe kwetsbaar ze was. Hij kon feitelijk met haar doen wat hij wilde. En het ergste was, dat dat ze diep vanbinnen heel goed wist wat hij wilde. Ze had het al geweten sinds het moment dat zijn ogen de hare ontmoet hadden. Ze had het vuur in zijn ogen herkent, het was een vuur dat haar zou verschroeien.
Karim keek op haar neer. Wat hem bezield had haar kamer binnen te gaan wist hij niet. Het was een ingeving geweest dat als een visioen tot hem was gekomen.
Toen zijn ogen aan de duisternis gewend waren, zag hij dat ze haar bikini nog droeg. Het was alsof ze ter plekke in slaap was gevallen, alsof ze buiten bewustzijn was geraakt.
Op zijn tenen sloop hij naar het bed, totdat hij zo dichtbij was dat hij haar kon aanraken.
Tot zijn verbijstering zag hij dat ze haar ogen geopend had. Haar ogen, haar prachtige blauwe ogen, staarde hem ontzetting aan. Verder was haar gezicht uitdrukkingsloos.
Even hield hij stil, alsof hij bang was dat een onverhoedse beweging de stille betovering zou verbreken. Toen, omdat hij zich niet kon bedwingen, ging zijn hand naar haar naakte huid. Lichtjes raakte zijn vingers haar buik. Hij trok zijn hand snel terug, alsof hij hem in het vuur had gestoken. Ze bewoog niet. Ze lag daar doodstil, als een prachtige pop, een levensechte mannequin, volledig tot zijn beschikking.
Ze droeg een minuscuul bikinibroekje die met gestrikte koordjes om haar heupen zat. Haar borsten werden bijeengehouden door een even zo klein bovenstukje. Zijn hartslag versnelde. Hij keek om zich heen om zich ervan te vergewissen dat ze alleen waren. Even aarzelde hij.
Toen nam hij het uiteinde van het touwtje tussen duim en wijsvinger. Voorzichtig, met ingehouden adem, trok hij het strikje los. Haar zware borsten sprongen tevoorschijn, eindelijk bevrijdt uit het knellende keurslijf van de natte badstof de vrijheid tegemoet.
Ze gaf geen krimp, maar keek hem nog steeds, met wijdgeopende ogen aan. Ze had prachtige, amberkleurige irissen, die zachtjes gloeiden in het maanlicht.
Even moest hij moed verzamelen om verder te gaan. Hij wist dat wanneer hij een keer van haar naaktheid geproefd had, hij niet meer terug kon.
Susanne voelde zich naakt en kwetsbaar.