Ministers, hoge ambtenaren en parlementariërs zullen deze zomer hun wens voor een vakantieverblijf in Spanje moeten opgeven.
Rabat heeft ambtenaren in Marokko verzocht geen vakantie door te brengen in Spanje, dat meldt dagblad Assabah.
Het verzoek om Spanje te boycotten werd ook gedaan aan zakenlieden in het land. De diplomatieke onrust tussen de twee landen zou de grondslag vormen voor het besluit.
Het boycotverzoek komt in navolging van oproepen die begin mei rondgingen op sociale netwerken. Veel burgers riepen op internet op om Spaanse producten en diensten te boycotten. Onder hashtags zoals 'boycot_spanish_products', 'Free_ceuta_melilla' of 'Spain_protects_criminal' wordt nog steeds de boycotcampagne gedeeld, onder meer door journalisten, influencers en andere prominenten.
In Marokko zijn meer dan 800 Spaanse bedrijven gevestigd. De boycot heeft betrekkingen op Spaanse kledingmerken (zoals Zara en Massimo Dutti), voedingsproducten, cosmetica en sanitaire verzorgingsproducten. Maar ook Spaanse voetbalkampioenschappen en toeristische bestemmingen in het Iberische land moeten het ontgelden.
De regering besloot eerder al om Spaanse havens uit te sluiten voor de jaarlijks terugkerende zomervakantie-campagne Marhaba 2021, tot ontevredenheid van Madrid. Spanje is het belangrijkste doorvoerland voor Europese Marokkanen. De economische verliezen aan Spaanse zijde kunnen daarom oplopen tot meer dan € 1,15 miljard.
De spanningen tussen de twee landen begonnen eind april nadat Madrid de separatistenleider Brahim Ghali verwelkomde om in Spanje een medische behandeling te ondergaan tegen het coronavirus. De Spaanse autoriteiten hadden echter nagelaten de Marokkaanse regering te informeren. Spanje beweert dat Ghali om "humanitaire redenen" werd verwelkomd en dat zijn aanwezigheid in het land geen gevolgen zou hebben voor de relatie met Marokko.
De Spaanse onverschilligheid viel verkeerd in Rabat die vervolgens sprak van een "onaanvaardbare provocatie" en waarschuwde voor diplomatieke gevolgen als Spanje de gezochte mensenrechtenschender niet zou berechten.