Gheerah naar je vrouw toe
Ibn al Jawzie vermeldde in zijn boek, al-Moentadhim, een bijzondere gebeurtenis, overgeleverd door Mohammed ibn Moesaa al-Qaadie:
Ik was aanwezig in een van de zittingen van Moesaa ibn Ishaaq al Qaadie in Rey (een stad in Iran) in 286H toen een vrouw (haar zaak) voorlegde. Haar voogd gaf aan dat haar echtgenoot haar nog een bruidsschat van 500 Dinar schuldig was, maar hij weigerde te betalen. De rechter zei “heb jij getuigen?” De voogd zei: “Ik heb ze meegebracht.” De rechter wilde dat een van de getuigen naar de vrouw zou kijken, zodat hij naar haar kon verwijzen in zijn getuigenis.
De getuige stond op en zei tegen de vrouw: “Sta op.” De echtgenoot zei: “Wat doen jullie?” Hij zei: “Zij gaan kijken naar jouw vrouw, terwijl haar gezicht ontbloot is, zodat zij bevestigen dat zij haar kennen.” De echtgenoot zei toen: “Ik verklaar hierbij bij de rechter dat zij recht heeft op de bruidsschat die zij opeist, en haar gezicht wordt niet ontbloot.” Toen zijn vrouw op de hoogte werd gesteld van wat haar echtgenoot had gedaan, zij zei: “Ik verklaar hierbij bij de rechter dat ik mijn bruidsschat aan hem schenk, en ik heb hem kwijtgescholden in het wereldse leven en in het Hiernamaals.
De rechter zei: “Dit dient opgeschreven te worden als een van de nobele karakter eigenschappen.”
(Al Moentadham door ibn al Djawzie (12/403) Uit het boek “Islaam eert de vrouw.”
p. 61-62.
vertaald door Bilaal Eritree)