Plankgas op de snelweg. 170, 180, 185. De motor maakt geluiden of hij elk moment uit elkaar kan vallen. Ik bijt steeds
harder op mijn lippen om de tranen te bedwingen. Wanneer ik focus op de pijn is er geen ruimte voor verdriet.
Waarom zou ik ook huilen. Wat zal dat mij brengen. In mijn mond proef ik een beetje bloed.
Ik stop bij een tankstation om drinken te halen. Voor het eerst rij ik op de snelweg niet naar een bestemming.
Ik rij weg van mijn problemen omdat ik de confrontatie niet aandurf. Wegrennen is altijd makkelijk.
In het koelvak zie ik de keuze in drankjes. Omdat vandaag toch zo'n rare dag is besluit ik iets te pakken wat ik nooit pak.
Chocomel, 2 blikjes. Ze zijn in de aanbieding. Toen ik klein was nam m'n vader mij en m'n zus mee naar buiten.
Zij bestelde altijd Chocomel, ik Fristi. Ik dacht altijd als ik ouder zou worden net als mijn zus de Chocomel wel zou smaken.
Hij is nog steeds niet lekker, toch drink ik 'm in één keer op. Niet alleen begon mijn mond te bloeden, ook keel was droog.
Ik denk terug aan wat er net is gebeurd. Bijna had hij mij gezien. Ik vermeed hem al dagenlang. Mijn telefoon stond vaker
uit dan aan. Altijd wanneer ik 'm even aanzette was het weer spannend. Zou hij mij net op dat moment bellen. Maar nu
kwam het nog dichterbij. Ik lig op de grond van de galerij in de flat van mijn zus. Ik zie hem met de buurman van een
paar deuren verderop praten.
Zou het over mij gaan? Komt hij hierna naar mijn zus toe? Heeft hij mijn auto beneden zien staan? Het enige waar ik op
dat moment hoop uitputte was dat hij bijziend was en nooit een bril of lenzen uitdeed. Hij loopt weg van de buurman. Nu
is mijn kans. Ik ren naar beneden en start mijn auto. Shit, ik zie hem! Snel neem ik een bocht naar links. Ik let niet op de
weg maar ben alleen op hem gefocust. Hij draait zich gelukkig niet om. Ik rij verder.
Wie hij is en waarom hij mij zoekt. Daar hoor je later meer over...