Ans van Dijk was een dochter van Joodse ouders, Aron van Dijk en Kaatje Blik. Van Dijk werd de eigenaar van de hoedenwinkel 'Maison Evany' aan de Nieuwendijk in Amsterdam, maar stopte hier in november 1941 mee, toen Joden geen zaak meer mochten leiden.
Het verraad door Van Dijk begon in feite met haar eigen verraad. Zelf was ze in de Marco Polostraat ondergedoken. Op een ander adres in diezelfde straat had ze twee Joodse dames ondergebracht. Die dames werden verraden en vertelden op hun beurt dat het schuiladres hen door Van Dijk was aangereikt. Zij werd gearresteerd op 1e paasdag 1943 door de Sicherheitsdienst-rechercheur Peter Schaap van het Bureau Joodse Zaken van de Amsterdamse politie. Nadat zij toegezegd had om voor de Sicherheitsdienst te werken, werd Van Dijk vrijgelaten.
In de eerste periode opereerde ze alleen. Ze woonde toen samen met een nieuwe vriendin, Mies de Regt, die op de hoogte was van haar inspanningen voor de Sicherheitsdienst. Maar Mies, noch haar andere vriendinnen uitten kritiek. Later kreeg Ans hulp van een aantal andere Joodse vrouwen en werd ze de motor van deze groep, die op Joden jaagde.
Zij deed zich voor als illegaal werkster, die onderduikadressen en valse persoonsbewijzen kon leveren. Haar huis aan de Jekerstraat 46-2 in de Amsterdamse Rivierenbuurt diende als fuik, waar vele van haar slachtoffers door de Sicherheitsdienst werden gearresteerd, waaronder haar eigen broer en zijn familie. Van deze mensen overleefde slechts een klein deel de concentratiekampen.
In de zomer van 1944 ging Van Dijk samen met een - ook Joodse - handlangster Branca Simons en haar man Willem Houthuys op "vakantie" naar Zeist. Ze kwamen daar in contact met een verzetsman en lieten doorschemeren zelf ook bij de ondergrondse te zijn betrokken. Zij wonnen zijn vertrouwen en achterhaalden via hem een aantal onderduikadressen. Op 18 augustus 1944 deden de Duitsers op verschillende plekken in Zeist een inval en arresteren 30 tot 40 mensen, waaronder 12 Joden. Van die twaalf overleefden maar een paar de oorlog.
Op 20 juni 1945 werd zij gearresteerd in het huis van Mies de Regt in Rotterdam. Op 24 februari 1947 werd zij in Amsterdam voorgeleid bij het Bijzonder Gerechtshof. De rechtbank veroordeelde haar tot de doodstraf vanwege het verraad van ongeveer 700 (volgens Van Dijk 100) onderduikers, hoewel zij stelde krankzinnig van angst te zijn geweest. Met als verweer alleen uit lijfsbehoud gehandeld te hebben ging zij in beroep, maar op 24 september 1947 bevestigde de Bijzondere Raad van Cassatie haar straf. Ook haar verzoek om gratie werd afgewezen.
In januari 1948 werd zij in het Fort Bijlmer in de toenmalige gemeente Weesperkarspel (thans Bijlmermeer, gemeente Amsterdam) door een vuurpeloton om het leven gebracht.
https://nl.wikipedia.org/wiki/Ans_van_Dijk