Hij loopt stroefjes naar binnen en Imane staat gauw op om hem te omhelzen. Ik kijk met een brok in mijn keel toe. Wat heb ik dit aanzicht gemist. Ik sta op en loop gauw naar de mensen om wie ik het meest geef, zonder hun kan ik mij een leven niet voorstellen. Mijn kleine broertje en zusje. De mensen waarvoor ik door het vuur zal gaan. Amin streelt Imane’s haar terwijl zij zachtjes snikt. “Maakt mijn aanzicht je zo verdrietig kleintje?”, vraagt hij plagerig, maar ik weet dat hij deze vraag met onzekerheid vraagt.
Imane geeft hem een harde stomp. “Natuurlijk niet jij idioot, ik ben zo blij dat je hier bent. Beloof mij aub dat je niet meer weggaat”. Amin kijkt haar gekweld aan en kijkt dan naar mij. Ik hoop dat ik met mijn blik duidelijk maak dat we ons geen leven zonder hem kunnen voorstellen. “Dat beloof ik”. Die woorden maken mij aan de ene kant blij, maar aan de andere kant ook bang. De belofte is te groot. Als hij deze breekt zal Imane er kapot van zijn. Ze weet half niet wat Amin de afgelopen jaren heeft meegemaakt en ik ben van plan het zo te houden.
“Welkom thuis Amin”, met een brok in mijn keel kijk ik naar de onzekerheid in mijn broertjes ogen. “Dankjewel Souf”. “Ik voel me wel heel buitengesloten op dit moment. Claim je hem nu al voor jezelf kleintje”. Met glinsterende ogen kijkt Imane mijn kant op en steekt haar tong uit. “Hij heeft mij toch altijd leuker gevonden dan jou”, zegt ze schouderophalend. Amin schatert het uit lachen en ik kijk ze quasi verontwaardigd aan. “Ze heeft wel een punt grote broer, hoe hard de waarheid ook is”. Amin slaat zijn arm om Imane’s schouders en zij knuffelt zijn middel. “Niet te geloven, jullie hebben het gemunt op mij.” Ik zie Idris bij de deur staan en loop zijn richting op. “Stik in elkaar, ik heb toch Idris”, zeg ik en hoor allebei lachen achter me en voel hun armen al gauw om mij heen. “We houden superveel van je!”, zeggen ze allebei en ik probeer niet te laten zien hoe blij ik word van hun woorden.
“Probeer het maar niet te verbergen. We zien je mondhoeken wel bewegen”, zegt Amin en ik lach met ze mee. “Oké oké, ik vergeef het jullie. Het is maar dat het jouw verjaardag is kleintje en dat jij weer thuis bent”, zeg ik. “Wat doen we hier dan nog, wat is het plan?”, vraagt Amin. “Zullen we naar je favoriete restaurant gaan Imane?”, vraag ik voorzichtig. Amin’s gezichtsuitdrukking verandert gelijk van ontspannen naar bezorgd. Imane laat ons los en zet een paar stappen naar achter. Ze knijpt haar handen fijn. “Lieverd, de dokter heeft gezegd dat het je goed zal doen als je weer naar buiten gaat. Amin, Idris en ik zijn naast je. Niks kan je overkomen”, zeg ik zacht en ik hoop met heel mijn hart dat ze toestemt met het voorstel.
Sinds die verschrikkelijke gebeurtenis is ze niet buiten deze vier muren geweest. Als ze frisse lucht nodig heeft gaat ze naar de tuin. Ze heeft zich compleet afgesloten van de buitenwereld. Het doet mij pijn om te zien hoe mijn eens levenslustige zusje haar leven niet to the fullest leeft. Buiten de mensen in deze ruimte spreekt ze niemand en laat ze niemand toe. Als ze een mannenstem hoort die haar niet bekend is krijgt ze een paniekaanval. Mijn zusje voelt zich verdomme niet veilig. En wat ik ook doe, niks verandert de situatie. Ik probeer het tijd te geven en geduld zal ik hebben voor haar. Ik kan oneindig lang wachten, als ze maar weer het leven kan leiden dat ze verdient.
“Kunnen we dit nog even uitstellen?” vraagt ze met een piepstem en ik kan het niet over mijn hart verkrijgen om haar te dwingen deze stap te nemen. “Tuurlijk liefje, weet gewoon dat wij willen dat je het beste uit je leven haalt en wij je daar graag in willen steunen. We staan altijd klaar voor je”, zeg ik haar. Haar ongemakkelijke houding verandert gelijk en ik zie haar opgelucht ademen. “Ik zal mijn best doen”. “Dat is meer dan genoeg”, zegt Amin. “De tuin lijkt mij een mooie optie voor een locatie”, zegt Idris. Imane klaart helemaal op, die is gek op alles wat de natuur te bieden heeft. Ze heeft van de tuin haar eigen plekje gemaakt, waarbij ze van alles aan het planten is. “Ja, laten we dat doen!”. “Alles voor jou”.
Na uitgebreid te dineren is het tijd voor de cadeaus. Amin geeft haar een grote doos met allerlei spullen. Haar favoriete spullen en snacks allemaal in een doos gestopt. Typisch Amin. Idris geeft zijn cadeau en dan is het eindelijk mijn beurt. “En dan is het mijn beurt”. Ik geef haar het grote pakket en een kleine sieradendoos. Ze opent het grote pakket eerst en ziet een grote ingelijste foto. Ze kijkt met tranen in haar ogen naar de foto. “Hoe kom je hieraan? Ik dacht dat er helemaal niks was overgebleven na de brand”, vol verbazing en emotie kijkt ze mij aan. “Hoe ik eraan ben gekomen maakt niet uit, we hebben gelukkig nog wel een herdenking aan onze ouders”, zeg ik en kijk naar de foto waarop onze ouders met ons blij kijken naar de cameralens. Imane is nog een baby op de foto, Amin is ronduit 3 jaar en ik 6 jaar. Zo onschuldig allemaal. Niet wetend wat ons te wachten zou staan. Ik span mijn kaak aan en probeer niet terug te denken aan het verleden.
Ik zie dat Amin zich groot probeert te houden, maar hij kan zijn verdriet niet verbergen van mij. “Je hebt nog een ander cadeau kleintje”. “Ik kan mij niet voorstellen dat er iets beters is dan deze foto”, zegt ze schor maar maakt de sieradendoos toch open. Uit schrik laat ze de doos vallen op tafel. “Mama’s ketting!!”. “Oma gaf aan dat die ketting al generaties meegaat en nu is het jouw beurt om deze te dragen”. “Ik zal hem nooit meer afdoen!”, zegt ze en doet hem blij om. We blijven nog tot laat van elkaars gezelschap genieten.
Zodra Imane moe naar boven gaat om te slapen wend ik me tot Amin. “Amin heb je een momentje?”. Hij slikt en knikt. We lopen naar mijn kantoor en het blijft even stil. “Hoe gaat het echt met je Amin?” Hij ontwijkt mijn blik en ik kijk hem gekweld aan. Hij geeft zichzelf nog altijd de schuld van wat er is gebeurd met Imane. De afgelopen 3 jaar had hij bijna zijn leven geruïneerd. "Ik zit niet meer aan de drugs als je dat bedoelt” zucht hij. “Je weet dat ik dat niet bedoel. Ik vraag hoe het met jou gaat. Het afkickcentrum heeft me genoeg verteld over je verslaving en ik ben echt trots op je broertje”. “Souf het gaat goed, echt. Kunnen we hierover stoppen?” zucht hij en staat op het punt om op te staan. “Het is niet jouw schuld Amin”, probeer ik nog en hij stopt met lopen. Hij vloekt en draait zich snel om. “Dat is het wel! En probeer me niet te overtuigen dat het niet zo is!” schreeuwt hij.
“Dat is het niet!” schreeuw ik kwaad en sla met beide handen op mijn bureau.