De laatste kilometers voor veel Nederlands-Marokkaanse vakantiegangers richting Al Hoceima loopt langs Ajdir. Ajdir? Het gehucht zegt de meeste Marokkanen weinig. Maar voor veel Riffijnen ligt hier het hart van de opstand die sinds eind vorig jaar door de regio woedt. Je ziet het er niet aan af: meer dan wat kruispunten met hun karakteristieke lelijke nieuwbouw uit de provincie – beneden de garage of winkel, boven de woonverdiepingen – is het niet. De vakantiegangers hebben bovendien wel wat anders aan hun hoofd, gaar als ze zijn van hun urenlange rit uit de Tanger Med-haven. Beneden lonkt het eindpunt van hun reis. Al Hoceima met zijn haven en zijn fraaie gele zandstrand aan de diepblauwe baai in de Middellandse Zee.

De aangeplante palmen aan weerszij van de weg bij Ajdir verraden dat ook de koning hier nog wel eens langs komt rijden om enige dagen van de zomer in de stad door te brengen. Verder wijst niets erop dat we hier te maken hebben met de voormalige hoofdstad van de onafhankelijke Rif-Republiek. Tussen 1922 en 1926 was dit de residentie van president Abdelkrim El Khattabi, kortweg Abdelkrim, de grote leider van de opstandige Rif. Hij had zijn uitvalsbasis in het familiehuis op een van de dorre heuvels. Het gebouw ligt er nu verlaten bij, plannen om er een Rif-museum van te maken komen al decennia niet van de grond. Rabat was nooit zo enthousiast over het idee om de afscheiding van de Rif en diens grote leider op deze manier in het zonnetje te zetten. Onderlinge verdeeldheid van de bevolking deed de rest.

De opstand in de Rif is anno 2017 weer helemaal terug met de Al-Hirak al-Shaabi, ofwel de ‘Volksbeweging’, die op gang kwam na de dood van visverkoper Mohsen Fikri eind oktober vorig jaar in Al Hoceima. De dood van Fikri was wreed en bizar, zoals alleen verhalen uit de Rif dat kunnen zijn. De 31-jarige vishandelaar sprong in de bak van een vuilniswagen om nog iets te redden van zijn geconfisqueerde lading zwaardvis die er op last van de lokale visinspectie in werd gegooid. Fikri werd met het afval samengeperst door het hydraulische systeem. De zwaardvis, een bedreigde vis die valt onder internationale vangstbeperkingen, was vrijwel zeker buiten het seizoen gevangen en dus illegale handel. Fikri had een verhitte woordenwisseling gehad met een haveninspecteur. De zaak rook naar gerommel met vangstcertificaten, omkoping en machtsmisbruik. Praktijken van onrecht en corruptie die in heel Marokko aan de orde van de dag zijn. Alleen in dit geval was een gruwelijke dood een vonk in een kruitvat van een regio waar de onvrede als een veenbrand sluimerde.

Al Hoceima, het havenstadje van zestigduizend zielen, trok woedend de straat op uit protest tegen de dood van Fikri. De Riffijnse geest kwam uit de fles: het protest breidde zich uit naar andere steden in de Rif en kreeg meer organisatorische ruggengraat. Er kwam een aanvoerder, Nasser Zafzafi (39), werkloos, eenvoudig maar goed gebekt en niet vrij van charisma. Kortom, iemand die het protest een geloofwaardig gezicht gaf. Zafzafi sprak de menigte gloedvol toe. Compleet met een portret van Abdelkrim op de achtergrond en toegezwaaid door Riffijnse vlaggen (rood, witte ruit daarin een groene ster en maan). Er werden nu ook eisen op tafel gelegd die veel verder strekten dan het berechten van de verantwoordelijken voor de dood van de ongelukkige vishandelaar: werk voor de werklozen, een economisch ontwikkelingsplan, een universiteit in Al Hoceima, een ziekenhuis met gespecialiseerde kankerbehandeling, meer erkenning van Riffijnse Berber-cultuur en -taal, en meer en betere wegen.

Het gezag besloot terug te slaan: Zafzafi werd eind mei opgepakt op beschuldiging van het in gevaar brengen van de nationale veiligheid. Naast hem zijn inmiddels zo’n 140 ‘opstandelingen’ gearresteerd. Maar dat had alleen maar een averechts effect: de protesten breidden zich landelijk uit en zelfs richting Europa, waar solidariteitsdemonstraties werden gehouden. De vrijlating van de gevangenen werd aan het lijstje eisen toegevoegd. ‘Wij zijn allemaal Zafzafi’, werd nu de protestkreet.

Het gezag in Marokko weet het maar al te goed: Al Hoceima is opstand. De stad, onder de Spanjaarden bekend als Villa Sanjurjo, is er letterlijk uit geboren. Hier landde de Spaanse generaal Sanjurjo in 1925 op het strand om de rebellie van Abdelkrim te bedwingen. Er werd een stad voor de Spaanse garnizoenen uit de grond gestampt. Abdelkrim keek vanaf zijn familiehuis toe hoe de koloniale bezetter was teruggekeerd en aan de slag ging in de heuvelige, droge dalen naar de kust. Het uitzicht rechts van Al Hoceima moet hem meer plezier hebben gedaan. Daar ligt Annual, waar hij vier jaar eerder het Spaanse leger genadeloos de pan in hakte. De slag staat bij de Spanjaarden in het geheugen gegrift als ‘el desastre de Annual’, de rampspoed van Annual. De Spaanse generaal Silvestre had zijn vriend, de Spaanse koning Alfons de Dertiende, nog zo beloofd dat hij de drieduizend opstandige Riffijnen onder leiding van Abdelkrim, een voormalige rechter, docent en journalist bij de Spaanstalige Telegrama del Rif, zou verpletteren. De koning werd alvast uitgenodigd om na afloop thee te komen drinken in het huis van Abdelkrim boven in de heuvels.

Het theepartijtje liep totaal anders af. De Spanjaarden, wier koloniale avontuur in Marokko in eigen kring wel is beschreven als een ‘mengsel tussen een bordeel, kroeg en gokhol’, werden gedwongen hun eigen urine te drinken nadat de troepen van Abdelkrim hun kampement in Annual succesvol hadden belegerd. Een poging tot uitbraak eindigde in een slachtpartij. Na deze verpletterende zege liepen de Riffijnse soldaten in dienst van de Spanjaarden massaal over en werden Spaanse troepen en burgers in het bezette deel van het protectoraatgebied als beesten afgeslacht.

Ruim dertienduizend Spanjaarden kwamen om het leven. Abdelkrim kreeg het gehele noordelijke Spaanse protectoraat in handen en riep de Rif-Republiek uit, een gebied van de Algerijnse grens tot aan de Atlantische kust, met uitzondering van de internationale zone in Tanger. Ajdir met het familiehuis werd de hoofdstad. In verrassend korte tijd wist de nieuwe president de staatsstructuur op poten te zetten, compleet met een eigen centrale bank, een justitiesysteem dat de bloedwraak verving en eigen ziekenhuizen en alfabetiseringsprojecten. De droge, verpauperde Rif had zijn lot in eigen handen genomen tegen de koloniale bezetters.

Het kwam er niet van. Het was al een uitzonderlijke prestatie dat Abdelkrim in staat was geweest de onderling altijd verdeelde en koppige Riffijnse stammen op een efficiënte manier te verenigen. Maar nu begon de Riffijnse leider zijn hand te overspelen op een manier die de Riffijnen tot op de dag van vandaag gewantrouwd zouden maken in een groot deel van Marokko: hij verwierp het centrale gezag van de Marokkaanse koning. Daarmee joeg de Rif-president nu ook Frankrijk tegen zich in het harnas, de andere koloniale macht die het grootste deel van Marokko onder zijn hoede had, inclusief de koning. De Fransen, aanzienlijk beter voorbereid dan hun Spaanse protectoraat-collega’s, hadden al hun handen vol met hun eigen opstandige Berber-stammen en zaten niet te wachten op een voorbeeld in de Rif dat zou inspireren tot verdere navolging. Samen met de Spanjaarden werd de Rif alsnog met grof geweld onderworpen. Abdelkrim gaf zich in mei 1926 over aan de Fransen, kreeg asiel in Zuid-Frankrijk maar vluchtte naar Caïro waar hij in 1963 zou overlijden.

De man die er als eerste in Afrika in slaagde een succesvolle opstand tegen de westerse koloniale machten te organiseren werd een held voor de Riffijnen en een baken voor hun eigenwaarde. Die kracht bleek ook zijn zwakte – een tragiek die zich vaker in de Rif zou herhalen: harde trots won het van realistisch besef van machtsverhoudingen, waarbij uiteindelijk alles werd verloren. Wat bleef was frustratie die ondergronds door broeide.


Lees de rest op:


https://www.groene.nl/artikel/een-eeuwig-hete-zomer


Ik vind het wel een interessante en leerzame artikel, zoals het ontstaan van het Rif republiek, de opstand van 1956 en de huidige rellen.