Hoofdstuk 12.
~Lamis
Yassin was een charmante man en dat maakte me bloednerveus. Het enige wat ik wilde doen, is hem afzonderen van mijn wereld. Ik wilde hem nota bene binnenlaten. Het mocht en kon gewoonweg niet. Alleen was hij aardig op weg om hem leuk te vinden. Zijn respectvolle manier van omgaan en hoe hij me telkens een kusje schenkt, deed mijn hart sneller tikken. En ik vertikte het om die kriebels op een positieve manier te bekijken. Tenslotte was dit nog maar het eerste dag. Alles kon 90 graden keren.
“Jullie vormen een mooi koppel.” zei de ziana die bezig was met mijn haren in een ander kapsel te zetten. “Dank u!” antwoordde ik beknopt. “Hoe hebben jullie elkaar leren kennen?” vroeg ze een tweede keer die dag. Was het dan zo belangrijk om dat te weten? “We kennen elkaar via kennissen.” antwoordde ik niet gelogen. “Mooi! Ik merk dat hij helemaal weg is van je. Ik heb nauwelijks bruidegoms gezien die fonkeltjes in hun ogen hebben als ze hun bruidje benaderen. En dat heeft Yassin wel tegenover jou. Een goed teken!” zei ze. Ik wist helemaal niet waarover ze het had maar besloot om daar verder niet op in te gaan. “Zo, jij bent klaar voor het tweede kleed.” zei ze terwijl ze me hielp in de mindere zware babyroze jurk. “Dit voelt luchtiger aan.” zei ik opgelucht. “Ja, eerste kleedjes zijn altijd wat zwaarder. Die jurk staat u gegoten, Lamis. Je lijkt wel koningin Ranya.” gaf ze me als compliment. “Wat lief!” zei ik terwijl ik me wendde naar de spiegel. Ik kon mijn ogen haast niet geloven. De jurk stond me inderdaad gegoten. En het kroontje in mijn klassieke kapsel deed me koninklijk lijken. “Klaar om de zaal te veroveren?” vroeg ze me. “Laat maar komen!” grinnikte ik. “Oké, even Yassin roepen.” zei ze. “Waarom?” vroeg ik haar verbaasd. “Tweede jurk komt het bruidspaar altijd gezamenlijk binnen.” zei ze vluchtig terwijl ze de zianakamer verliet.
“Prinses!” was zijn eerste reactie toen hij me aantrof. “Waar is de Ziana?” vroeg ik hem om zijn compliment te negeren. “Zij is Ines gaan verwittigen dat deze mooie koppel zo dadelijk binnenkomt.” zei hij terwijl hij een stap dichter zette. Ons hoofden raakte elkaar bijna aan. “Je schoonheid blijft me maar verbazen.” zei hij. “Oh, is maar make up hoor.” zei ik bescheiden. “Neen, ik heb het over jouw schoonheid. De vormen van je ogen, je lichtbruine haren, je junkbeenderen die er mooi uitkomen, je betoverende glimlach en zo kan ik verder gaan.” zei hij terwijl hij mijn handen vast nam. “Wat zal Ameena hier van vinden?” vroeg ik hem uitdagend. “Ze zou me aanmoedigen. Ik bedrieg niet door met jou te gaan. Daarom zijn we hier.. Om te trouwen..” zei hij dit keer geïrriteerd. Het was duidelijk dat Ameena een zwakke plek van hem is. Telkens al ik hem daarmee confronteer, verandert hij van houding. “Komen jullie?” vroeg de Ziana die ons uit de spanning hield. Yassin liet mijn linkerhand los en greep gulzig mijn rechterhand. “Je bent van mij. Wen er maar aan!” fluisterde hij me toe. Ik kuchte en zette mijn rug recht. Geen woord dat ik er nog aan vuil zo maken. Hij zal wel snel merken dat ik niet de zijne ben.