Krrrr! Goedemorgen Lanny! Krrrr! Goedemorgen Lanny! Krrrr! Goedemorgen Lanny!
Lanny Bodeman taste geheel op zijn gevoel naast zijn nachtkastje, om het digitale gekrijs van de ‘Lawaaipapegaai’ te laten stoppen. De grappige wekker had hij gekregen van zijn tien jaar oudere zus Carola, naar aanleiding van zijn gezeur dat de meeste wekkers verschrikkelijke verschrikkingen waren die de mens ruw uit zijn droomwereld bracht naar de keiharde realiteit van het bestaan: wakker worden. Lanny had een groot probleem, een heel groot probleem; wakker worden…
‘Waarom! Waarom bestaat er zoiets als wakker worden …waarom deze verschrikkelijke pijniging als begin van de dag! Waarom!’ en hij maaide in het wilde weg om het krrrr! Goedemorgen Lanny! voor eens en voor altijd te doen stoppen. Het pakte wat anders uit. Door zijn wild gezwaai viel de papegaaienwekker van het kastje, maar de vele veertjes waar de wekker mee was opgeleukt om de indruk te wekken dat het een papegaai betrof, stoven in het schemer donker in het rond. Een van de ronddwarrelende veertjes kwam ongelukkigerwijs eerst op zijn neus terecht en toen in zijn mond. Lanny schrok hier zo erg van, denkende dat het een vies insect was, dat hij pijlsnel recht op stond, hierbij zijn hoofd hard stootte tegen de al overvolle boekenplank boven zijn bed, waardoor de boekenplank en de talloze boeken, tijdschriften, twee bloempotjes en allerlei prulletjes met een enorm gerinkel omvielen en hij half begraven lag onder de lectuur, bloempotaarde en oude snoepwikkels. ‘Krrrr Goedemorgen Lanny! Krrr Goedemorgen Lanny!’ klonk het, weliswaar wat vaagjes, van onder zijn bed.