Ik leef, waarvoor? Dat weet ik niet, of ik dat wil weten, dat weet ik ook niet. Mijn leven heeft geen doel. Mijn leven heeft geen nut. De reden dat ik besta is slechts dat mijn verwekkers een fout hebben begaan, en daar ben ik nu de dupe van. Mijn leven is mij niet lief, het liefst mag mijn leven mij ontnomen worden. Mijn onschuld, mijn vertrouwen, mijn geluk en mijn dromen zijn mij allen ontnomen. Dus vraag ik; leven, waarom leef ik? De pijn van binnen is onbeschrijflijk. Maar van grotesk belang. Het leed dat ik getroffen heb is onmenselijk, onverdraagzaam. Ik heb gesmeekt om deze last van mijn schouders te werpen, maar noch u noch iemand anders heeft hier aan voldaan. Ik ondervind mijn leven als een te zware taak die misplaatst is en niet uit te voeren is. Alsof ik strafwerk van een leraar heb gekregen. Werkelijk waar geloof ik dat mijn bestraffing op aarde is gedaald. Ik heb van meet af aan beproevingen moeten doorstaan. Voor het ongeluk geboren zijn of per ongeluk geboren zijn? Ik ben van mening dat het laatste bij mij van toepassing is. In mijn wanhoop ren ik de straten over, in de regen. Elk druppeltje dat mijn huid streelt, voelt als een traan die ik zelf niet meer kan huilen. Ik kan slechts janken met een schrale stem, die niemand meer hoort. Ik buig voor over en wrijf over mijn ruwe knieën en kniel neer op het koude gras en kijk uit over een zwart meer. De hemel word verlelijkt door een grijze massa van wolken een donker rode gloed die de zon moet voorstellen. Het regent nog steeds. Mijn haar plakt aan me, in mijn nek, over mijn rug en schouders. Menig mensen zouden dit enigszins als erotisch ondervinden. Ik haal met mijn handen wat troebele water uit het zwart geworden meer en was mijn gezicht er mee. Ik begin mijn smeekbede, mijn woorden zijn slechts verstaanbaar voor de gene die mij horen wil. Ik vraag mij zelf; heb ik spijt? Ben ik bang? Ik knik beide keren nee. Vervolgens schreeuw ik het uit en sla uit woede op mijn boezem. Nog eenmaal buig ik voorover om mijn doffe pijn te verminderen. Het meer staart me aan. Ik wil niet meer, ik wil niet meer, fluister ik en kruip dichter naar het meer toe. Ik sta rechtop en kijk diep het water in neem een duik en fluister; leven, dood mij.