"Wij waren in het land van de Romeinen en kwamen langs een tuin met druiven.
Wij vroegen een man onder ons, om de tuin in te gaan en een zak te vullen met druiven.
We bleven maar wachtten en wachtten, tot hij uiteindelijk naar buiten kwam met niets.
Dus zeiden we tegen hem: "Wat is er mis met je? Ben je gek geworden?"
Wij bekeken hem en zagen dat hij in een totaal andere staat was dan toen hij ons had verlaten, aangezien er een licht van zijn gezicht kwam en hij in een erg goede stemming was.
We vroegen wat hem verhinderd had om de druiven te pakken, maar hij bleef stil.
Uiteindelijk konden wij hem ertoe brengen om ons zijn verhaal te vertellen, dus vertelde hij:
Toen ik de tuin inging, zag ik onmiddelijk een vrouw liggend op een bed dat van goud was gemaakt, en ik realiseerde mij dat zij van Hur al-'Ayn was, ik wende mijn blik van haar af en keek richting de druiven, maar zag daar ook een vrouw als haar.
Ik wende mijn blik ook van haar af, en zij zei toen: 'Zowel ik als de vrouw die je net zag, zijn jouw vrouwen van de Hoor Al Ayn, en vanaf vandaag zul je samen met ons zijn.'
Daarna, reden wij allen weg het slagveld in. Plotseling ging hij ons allemaal voor in de hoop om martelaar te worden, en hij eindigde als de eerste van ons allen die die dag het martelaarschap verkreeg."
Authentieke overlevering, Abdullah bin al-Mubarak's Kitab al-Jihad overlevering nummer 143.