Het moet goed begrepen worden dat het een vrouw niet verboden was om haar
huis te verlaten om werk te doen als dat voor haar van wezenlijk belang is.
De Profeet (salla Allah ou aleihi wa sallam) heeft het een vrouw nooit
verboden tijdens haar 'iddah het huis te verlaten om dat, wat voor haar
noodzakelijke is, te doen. Jabir Ibn 'Andullah (r.a) zegt dat zijn tante
door haar man gescheiden was. Hoewel zij haar 'iddah thuis zou hebben
doorgebracht, wilde zij naar buiten gaan om voor de oogst van enkele van
haar dadelpalmen en de verkoop ervan zorg te dragen.
Zij werd door iemand staande gehouden die zei, dat het wettelijk niet was
toegestaan om zich tijdens de 'iddah buitenshuis te begeven. Zij ging daarop
naar de Profeet (salla Allah ou aleihi wa sallam) om uistluitsel: "Ga en
verzorg de oogst van de dadelpalmen (en de verkoop), zodat je in staat bent
om ander goed werk te doen." De Shari'ah staat het een vrouw dus toe tijdens
haar 'iddah naar buiten te gaan als daar een werkelijke noodzaak voor
bestaat. De tijd voor de oogst was aangebroken en zij vond dat zij dit moest
doen. De Shari'ah vindt dat de vrouw, zoals uit de bovenstaande hadith
duidelijk is geworden, uit haar bezit in liefdadigheid behoort te geven.
Nadat de verzen over de hidjaab geopenbaard waren"... zag 'Umar (r.a) Sauda
(r.a) eens haar huis verlaten. Hij hield haar aan en bekritiseerde haar. Zij
ging toen weer naar huis en vertelde de Profeet (salla Allah ou aleihi wa
sallam) wat er was gebeurd. De Profeet (salla Allah ou aleihi wa sallam) zei
daarop: "Zeker heeft Allah het jullie toegestaan om het huis te verlaten om
in noodzakelijke behoeften te voorzien.
Het voorbeeld van de tante van Jabir dat hierboven werd vermeld, toont aan
dat vrouwen zich bezighielden met het boerenbedrijf en de oogst. Sahl Ibn
Sa'ad (r.a), een andere metgezel van de Profeet (salla Allah ou aleihi wa
sallam), heeft het ook over een vrouw die groenten verbouwde en daar op
vrijdag een zoet gerecht van bereidde. We komen ook de naam van een
Sahabiyah, Qilah (r.a) tegen, die naar de Profeet (salla Allah ou aleihi wa
sallam) kwam om hem verscheidene vragen met betrekking tot het drijven van
handel voor te leggen, zij zei: "Ik ben een vrouw die goederen op- en
verkoopt.
Tijdens het khalifaat van Sayyiduna 'Umar (r.a), kreeg een vrouw die Asma
bint Makhzumah heette parfums uit Jemen van haar zoon 'Abdullah ibn Rabi'ah,
die zij verkocht. Sayyiduna 'Ali (r.a) maakte eens een lovende opmerking
over de handigheid waarmee een vrouw, die Umrah heette, de prijs bedong,
toen zij een vis voor een redelijk bedrag kocht. De vrouw van een bekende
Sahabi, 'Abdullah ibn Mas'ud (r.a), deed eens tegenover de Profeet (salla
Allah ou aleihi wa sallam) zijn beklag, zei dat zij slechts een heel klein
inkomen had uit het handwerk dat zij vervaardigde: "Ik ben een vrouw die
handwerk vervaardigt (waar wij van leven), maar mijn man en zoon hebben geen
werk.
wa salaam 3alaikoem wa rahmatoe allah wa barakatahoe