Er was eens lang geleden. In een koninkrijk hier ver vandaan, zo ver zelfs dat de weg er naartoe nu allang vergeten is. Een meisje. Ze woonde samen met haar 4 zussen en haar vader en moeder in een klein maar gezellig huisje in het bos. En het meisje had ook een naam hoor, net als jij en ik. Sadira heette ze.
Sadira nu, was een doodgewoon meisje. Ze was niet echt mooi, maar zeker niet lelijk. Ze was niet echt heel slim, maar dom kon je haar toch ook niet noemen. Ze was niet echt lang, maar kort was ze ook niet. Al met al een doodnormaal meisje. Maar dat was nou juist het probleem. Sadira wilde geen doodnormaal meisje zijn. Ze was het meer dan zat om altijd maar degene te zijn die niet opviel. Om altijd degene te zijn wiens naam niemand kon onthouden, hoe vaak ze het ook vertelde. Om altijd degene te zijn die men vergat als men iets ging organiseren.
Voor haar zussen lag dat anders. Ze had een hele mooie zus, een hele lieve zus, een hele slimme zus en een hele gekke zus. Zelfs haar ouders waren specialer dan zij. Haar vader was in zijn jongere jaren een ridder geweest en had haar moeder gered van een draak. Enkel Sadira was zo normaal als maar zijn kon.
Op een dag besloot Sadira dat het genoeg was geweest. Ze pakt wat brood in en vertrok in alle vroegte van huis. Sadira wilde op avontuur, zodat ook zij speciaal zou zijn.
Ze besloot om niemand te vertellen wat ze van plan was. Ze zouden enkel proberen haar tegen te houden.
Haar mooie zus zou zeggen: “Maar Sadira, je zal door weer en wind moeten reizen, weet je wel hoe slecht dat is voor je huid? “
Haar slimme zus zou zeggen: “Maar Sadira, heb je hier wel goed over nagedacht? Heb je de voordelen tegen de nadelen opgewogen? Zoals Platoheeft gezegd…..” Sadira wilde niet eens verder nadenken over wat zij allemaal zou zeggen.
Ja en haar lieve zus zou zich vreselijke zorgen maken als ze wist wat Sadira van plan was.
Wat Sadira’s gekke zus zou doen kon Sadira niet eens bedenken, maar dat het gek zou zijn stond als een paal boven water.
Goes, Sadira glipte op deze vroege ochtend dus het huis uit, met enkel wat brood als bagage. Sadira was nooit echt van huis geweest. Toen ze na uren te hebben gelopen, aan de grens kwam van het haar bekende gedeelte, slaakte ze een diepe zucht.
“Hier begint mijn avontuur” Zei ze hardop tegen zichzelf.
“Nu zal ik te weten komen of ik maar doodnormaal ben, of niet.”
Eenmaal keek ze nog om en zwaaide. Naar het bos, naar het heuveltje waar ze zo vaak gespreeld had. Naar het meer in de verte, dat glinsterde in de ochtendzon. Toen draaide ze zich resoluut om en deed de eerste stappen op weg naar haar avontuur.