Ik keek naar buiten. Mijn ogen voelden vermoeid aan. De donkere grauwe grijze lucht motiveerde me niet om door te gaan met in te pakken. Als ik denk aan morgen voel ik verdriet en wil niet mee gaan. Kon ik maar hier blijven bij mijn broer Nourdinnne. Ze gingen toch maar voor 3 weken naar Marokko. Ik had geprobeerd ze om te praten, gesmeekt zelfs bijna ernstige ruzie gemaakt, maar niks mocht baten. Ik wou niet naar Marokko ik wou hier met Samir blijven. Eerst moesten we een lange weg in de auto. Dat gekleef en gezeur aan je hoofd ik had er gewoon geen behoefte aan. Ik kon geen dag met mijn ouders uit houden ik weet dat ik gelijk weer ruzie zou krijgen om onbenullige dingetjes. Of lag het aan mij? Had ik nou eenmaal een moeilijk karakter? Een ding wist ik zeker ik kon niet met hun drie weken in een huis opgescheept zitten. Mijn zwakke punt was ook de verslaving aan de sigaretten. Ik kon misschien wel een week zonder sigaretten maar niet 3 weken. Als ik geen sigaret krijg na een bepaalde periode dan begin ik nijdig te worden. En irriteer ik me aan alles en iedereen. Het was al 6 uur en half zeven had ik met Samir afgesproken. Ik zeg tegen mij moeder dat ik nog even iets moet halen dat noodzakelijk is om mee te nemen. Ik loop richting de tramhalte en zie dat mijn tram er aan komt. Snel pak ik hem richting centraal dat is ten slotte maar twee haltes. Ik voel mijn hart steeds sneller gaan. Dat gevoel als je weet dat je een verassing krijgt en je weet nog niet weet wat het is. Dat geeft Samir mij steeds als ik hem weer zie, gaat mijn hartje steeds sneller kloppen. Hij is de enige die dat kan doen. Ik heb wel meer vriendjes gehad maar die gaven mij niet dat gevoel. En ik merkte dat ik nog nooit zoveel van een jongen had gehouden als van Samir. Ik sta voor de Burger King waar ik met hem over vijf minuten heb afgesproken. Ik steek een sigaret op en kijk goed om me heen of ik geen bekende zie. Het is een riskante plaats om te gaan staan roken. Maar na vanavond kan ik 3 weken lang niet roken. Ik zie Samir aan komen lopen met een vriend van hem die ik niet ken. Hij geeft mij 4 kusjes en zijn vriend geeft mij een hand. Zijn ogen zien er vermoeid uit en ze zijn helemaal rood. Hij vraagt of ik iets wil drinken of eten. Waarop ik antwoord dat ik daar geen behoefte aan heb. Ik pak zijn hand vast en glimlach naar hem. Ik wil met je praten Samir zonder dat je vriend er bij is? Je weet dat ik morgen naar Marokko ga. Waarom heb je hem mee genomen? Gewoon ik was met hem en toen moest ik nog naar jouw toe. Voor ik het wist had ik bijna ruzie met hem. Alleen omdat hij zijn vriend had meegenomen. Zijn vriend keek van een afstand toe hoe we zacht schreeuwend opmerkingen naar elkaar plaatsten. Hij kon er gelukkig niets van verstaan. De vriend van Samir komt naar ons toe lopen. Hij zegt dat hij maar weer eens gaat alsof hij de hint had begrepen. Ik zeg hem dat het niet uitmaakt, uit beleefdheid. Terwijl het mij eigenlijk wel uitmaakt. We groeten hem en hij vertrekt. We lopen richting een bankje en gaan daar zitten. Je wou toch met me praten wat is er? Neej, luister eerst wil ik weten wat er met jouw is? Hoezo wat er met mij is? Met mij is er niks aan de hand. Waarom zie je er dan zo uitgevloerd uit? Alsof je nachten geen slaap hebt gehad. Als een zombie kijkt hij voor zich uit en geeft geen antwoord op mijn vraag. Heb je geblowd, is dat het? Hij kijkt naar beneden en kan me niet in mijn ogen kijken. Ik wist gelijk dat hij geblowd had. Waarom, Samir? Geef mij een goede reden? Hij zegt niets en kijkt voor zich uit. Zo had ik ons laatste afspraakje niet voorgesteld. Samir haalt na een tijdje iets uit de binnenzak van zijn jas . Het is een papierenzakje met een lintje erop. Dit is voor jouw! Als je het tenminste nog wilt hebben. Ik geef hem een kus op zijn mond en bedank hem. Dit had je niet hoeven doen. Ik maak het zakje open en er zit een zilveren ring in. Ik wil dat je hem draagt als je in Marokko bent. Als je terug komt wil ik de afscheiding zien. Opgewekt geef ik hem een kus. Het is een zilveren ring met blaadjes er in verwerkt. Hij is werkelijk prachtig. Als ik zijn hand vasthoud, denk ik over hoe lang wij nou eigenlijk hebben. We kwamen samen tot de conclusie dat we nu samen negen maanden hebben. Ik zeg hem dat ik helemaal geen cadeau voor hem heb en vraag wat ik voor hem kan meenemen uit Marokko. Hij kijkt voor zich uit alsof hij niets van mij nodig heeft. Ik zie hem nadenken. Ik haal uit mijn tasje sigaretten en steek er eentje op. Als je zou stoppen met roken dat zou mijn grootste cadeau zijn. Als je stopt met roken dan geef je mij het grootste cadeau dat je me kan geven. Ik kijk hem verbaasd aan of ik dit antwoord niet had verwacht.