Bekijk volle/desktop versie : Voor degene die gek zijn op leerzame vehaaltjes!



Pagina's : [1] 2

17-06-2006, 13:54
Time files

Niet lang geleden, kwamen drie vrienden naar New York City. Ze besloten om in een hotel te verblijven gedurende hun bezoek. Zo gebeurde het dat ze een kamer kregen op de 60ste verdieping. Het beleid van het hotel was dat iedere nacht na 12 uur 's nachts de liften gesloten werden vanwege de veiligheidsredenen. Dus de volgende dag, huurden de drie vrienden een auto en gingen uit om de stad te verkennen. Ze genoten van films, concerten en andere dingen de hele dag door. Op een gegeven moment, herinnerden zij dat ze terug moesten gaan naar het hotel voor middernacht. Toen ze aankwamen, was het al over twaalven. De liften waren gesloten. Er was geen andere weg om terug naar hun kamer te gaan behalve de trap op helemaal tot de 60ste verdieping. Plotseling kreeg een vriend een idee. Hij zei, "De eerste 20 verdiepingen, zal ik grapjes vertellen om ons bezig te houden. Dan kan een ander verhalen met wijsheid vertellen de volgende 20 verdiepingen. Uiteindelijk kan de laatste persoon 20 verdiepingen met droevige verhalen vullen." Dus, één van de vrienden begon met de grappen. Met gelach en plezier, bereikten zij de 20ste verdieping. daarna begon een andere vriend verhalen te vertellen vol met wijsheid. Dus leerden zij heel wat, terwijl zij de 40ste verdieping bereikten. Nu was het tijd voor de droevige verhalen. Dus de derde vriend begon, "Mijn eerste droevig verhaaltje is dat ik de kamersleutel in de auto heb achtergelaten."
wat is het moraal van dit verhaal? Dit verhaal lijkt op ons levenscyclus. De eerste twintig jaren van ons leven spenderen wij de tijd met grappen en genieten van wat dan ook. Dan nadat we 20 zijn geworden, gaan wij werken, trouwen, krijgen kinderen en dit is de tijd dat wij onze wijsheid gebruiken. en als we 40 zijn geworden, zien we uiteindelijk de witte haren en beginnen we te denken dat ons leven aan een eind is gekomen en de droefheid/spijt begint.
Het is beter dat we het begin van ons leven starten met de dood te herinneren dan dat we op het eind van ons leven ons erop voorbereiden wanneer weinigen van ons nog de energie hebben om Allah volledig te gehoorzamen

17-06-2006, 13:55


Ik heb acht dingen geleerd

Een geleerde vroeg eens aan één van zijn studenten: "Je hebt een lange tijd met me doorgebracht, wat heb je geleerd?"

Hij zei: "Ik heb acht dingen geleerd:

1. Ik keek naar de schepping. Iedereen heeft een geliefde. Wanneer hij het graf in gaat, laat hij zijn geliefde achter. Daarom heb ik mijn goede daden tot mijn geliefde gemaakt; op die manier zullen ze bij me zijn in het graf.

2. Ik keek naar het vers 'Doch voor hem die vreesde voor zijn Heer te staan, en die zijn ziel van begeerten onthield,' (79:40) en worstelde daarom tegen mijn verlangens zodat ik Allah kon blijven gehoorzamen.

3. Ik zag dat als iemand iets waardevols bij zich heeft, hij het zal beschermen. Toen dacht ik aan het vers 'Hetgeen gij hebt, zal voorbijgaan maar hetgeen bij Allah is, is blijvend.' (16:96) Daarom wijdde ik alles wat me iets waard was toe aan Hem zodat het bij Hem zou zijn voor mij.

4. Ik zag de mensen zoeken naar rijkdom, eer en posities en het was me niets waard. Toen dacht ik aan Allah's woorden 'Voorwaar, de meest edele van jullie is bij Allah degene die het meest (Allah) vreest' (49:13) dus deed ik mijn best om bewust te worden van Allah om edel te zijn in Zijn ogen.

5. Ik zag de mensen jaloers zijn op elkaar en ik keek naar het vers 'Wij zijn het, Die in het tegenwoordige leven middelen van bestaan onder hen uitdelen,' (43:32) dus verliet ik jaloezie.

6. Ik zag de mensen vijandigheid hebben en ik dacht aan het vers 'Voorwaar, Satan is een vijand van u, behandelt hem daarom als vijand' (35:6) dus verliet ik vijandigheid en nam de Satan als mijn enige vijand.

7. Ik zag dat ze zichzelf verlaagden op zoek naar voorzieningen en ik dacht aan het vers 'En er is geen schepsel dat op aarde kruipt, of zijn voorziening berust bij Allah,' (11:6) dus hield ik mezelf bezig met mijn verantwoordelijkheden tegenover Hem en ik liet mijn eigendom bij Hem.

8. Ik zag dat ze vertrouwden op hun zaken, gebouwen en gezondheid en ik dacht aan het vers 'En voor hem, die zijn vertrouwen in Allah stelt, is Allah toereikend,' (65:3) en daarom plaats ik mijn vertrouwen alleen in Allah."

17-06-2006, 13:56
De Profeet berispt Aboe Dharr

Enkele sahaabah (metgezellen) zaten bijeen in de afwezigheid van de Profeet (vrede zij met hem) onder hen waren Khalied ibnoe al-Walied, cAbd ar-Rahman ibnoe cAuwf, Bilaal en Aboe Dharr, terwijl deze laatste in een driftige bui was. Zij waren een bepaald onderwerp aan het bespreken. Aboe Dharr deed een voorstel met betrekking tot een strategische kwestie, hij zei: "Ik stel voor dat het leger zo en zo wordt opgesteld.", waarop Bilaal zei: "Nee, dit is een slecht voorstel. Hierop zei Aboe Dharr: "Zelfs jij, o zoon van een zwarte (vrouw) komt mij verbeteren. Er is geen god dan Allah. Wie ben jij?"
Bilaal stond vervolgens verbaasd, geschrokken en in een staat van grote woede op en zei: "Bij Allah, ik zal de Profeet (vrede zij met hem) hierover informeren!" en hij vertrok vervolgens. Toen hij bij de Profeet (vrede zij met hem) aankwam, zei hij: "Heb jij niet gehoord wat Aboe Dharr over mij heeft gezegd?" Hij (de Profeet, vrede zij met hem) vroeg: "Wat zij hij dan?" Hij (Bilaal) zei: "Hij heeft zus en zo gezegd." Het gezicht van de Boodschapper (vrede zij met hem) veranderde hierop van kleur en Aboe Dharr die reeds op de hoogte was gebracht van het beklag van Bilaal kwam de moskee binnenstormen en zei: "O Boodschapper van Allah, as-salaamoe caleikoem wa rahmatoellahi wa barakaatoeh."
De Profeet (vrede zij met hem) was erg boos, zo erg dat zelfs werd gezegd: "Wij wisten niet of hij (de Profeet, vrede zij met hem) hem terug groette, of niet." Hij zei: "O Aboe Dharr, heb jij hem uitgescholden vanwege het feit dat zijn moeder zwart is. Waarlijk jij bent een persoon die nog iets van Djaahiliyah (onwetendheid) in zich heeft! Hierop begon Aboe Dharr te huilen en kwam naar de Profeet (vrede zij met hem), hij ging zitten en zei: "O Boodschapper van Allah, vraag vergeving voor mij, vraag Allah om mij te vergeven." Daarna verliet Aboe Dharr huilend de moskee.
Hij vertrok en plaatste zijn hoofd op de grond voor Bilaal die kwam aanlopen. Bilaal die in de tijd van de Djaahiliyah niets voorstelde (in de ogen van de mensen) vanwege de heersende discriminatie. Deze discriminatie werd overigens compleet weggevaagd met de komst van de Islam. cOmar zei zelfs: "Aboe Bakr is onze heer en hij heeft onze heer (Bilaal) vrijgekocht."
Toen Aboe Dharr zijn hoofd op de grond had, zei hij: "Bij Allah! O Bilaal, ik zal mijn hoofd niet van de grond optillen, totdat jij erop stampt met je voet. Jij bent eervol en ik ben laag." Bilaal begon te huilen van dit aanblik. Hij boog zich vervolgens voorover en kuste de wang van Aboe Dharr en zei: "Deze wang verdient het niet om met de voet gestampt te worden, maar verdient het om gekust te worden." Hierop stonden zij beiden op, omhelzden elkaar en huilden.
Dit was de omgang van de metgezellen onderling sinds zij de Islam omarmden.

17-06-2006, 13:57
Echte rijkdom

Op een dag nam een vader van een hele rijke familie zijn zoon mee op reis. Hij wilde zijn zoon laten zien hoe arm sommige mensen zijn zodat hij dankbaar zou zijn voor zijn rijkdom.
Ze brachten een aantal dagen en nachten door op een boerderij van een hele arme familie.
Toen ze terugkeerden van hun reis vroeg de vader aan zijn zoon: "Hoe was de reis?"; "Het was fantastisch pappa."; "Heb je gezien hoe arm de mensen kunnen zijn?" vroeg de vader.
"JA zeker" zei de zoon. "Wat heb je van deze reis geleerd?" vroeg de vader aan zijn zoon.
De zoon antwoordde: "Ik zag dat wij maar één hond hebben maar zij hadden er vier. Wij hebben een zwembad dat zo lang is tot het midden van onze tuin en zij hebben een rivier dat helemaal geen eind heeft."; "Wij hebben speciale lantarens in onze tuin en zij hebben de sterren in de nacht."; Ons terras reikt tot het begin van onze tuin maar zij hebben de hele horizon."; "Wij hebben kleine stukjes land om op te leven en zij hebben hele velden die verder gaan dan dat wij kunnen zien."; "Wij hebben bedienden die ons bedienen, maar zij dienen anderen."; "Wij kopen ons eten, maar zij verbouwen hun eigen eten."; "Wij hebben muren rond ons eigendom die ons beschermen, zij hebben vrienden die hun beschermen."
Hierop was de vader sprakeloos. Hij wist niets meer te zeggen. Zijn zoon zei toen: "Bedankt pappa dat je mij hebt laten zien hoe arm we zijn."

17-06-2006, 13:57


Zand en Steen

Een verhaal vertelt over twee vrienden die door de woestijn liepen. Op een moment tijdens de reis kregen ze ruzie en de ene vriend sloeg de ander in het gezicht.
Degene die geslagen werd was gekwetst, maar zonder iets te zeggen schreef hij in het zand: 'VANDAAG SLOEG MIJN BESTE VRIEND MIJ IN HET GEZICHT.'
Zij liepen verder totdat zij een oase vonden, waar zij besloten een bad te nemen. Degene die was geslagen, raakte vast in modder en dreigde te verdrinken, maar de vriend redde hem.
Nadat hij was bijgekomen, schreef hij op een steen: 'VANDAAG REDDE MIJN BESTE VRIEND MIJN LEVEN.'
De vriend die had geslagen en zijn beste vriend had gered vroeg hem: 'Nadat ik je had geslagen, schreef je in het zand en nu schrijf je op een steen, waarom?'
De andere vriend antwoordde: 'Als iemand ons pijn doet moeten we het in zand opschrijven waar de wind van vergeving het kan uitwissen. Maar als iemand iets goeds doet voor ons, moeten we het in steen graveren, waar geen wind het ooit kan uitwissen.'

17-06-2006, 13:58
Aboe Dhahdah kiest voor een dadelpalm in het Paradijs

Anas ibnoe Maalik overlevert dat een jonge man naar de Profeet (vrede zij met hem) kwam en vroeg: "O Boodschapper van Allah, ik ben een muur aan het bouwen rondom mijn tuin en mijn buurman heeft een dadelpalm die in de weg staat. Vraag hem die dadelpalm aan mij te schenken als liefdadigheid."
De profeet (vrede zij met hem) sprak tot de buurman en zei: "Geef hem die dadelpalm en jij zult een dadelpalm in Paradijs krijgen." Maar hij weigerde.
De metgezel Aboe Dahdah (moge Allah met hem tevreden zijn) die aanwezig was ging naar de buurman en zei: "Geef mij die dadelpalm in ruil voor mijn tuin met vijfhonderd dadelpalmen." Verbaasd ging de buurman akkoord met de ruil. Aboe Dahdah (moge Allah met hem tevreden zijn) ging naar de Profeet (vrede zij met hem) en zei dat hij die dadelpalm als liefdadigheid aan de jonge man schonk die een muur aan het bouwen was.
De Profeet (vrede zij met hem) was erg verheugd en herhaalde telkens: "Er is zoveel moois voor Aboe Dahdah in het Paradijs."
Later rende Aboe Dahdah (moge Allah met hem tevreden zijn) naar zijn vrouw die in zijn tuin was met haar kinderen. Hij ging niet naar binnen, maar riep daarentegen van buiten: "O Oem Dahdah, de tuin is geruild voor een dadelpalm in het Paradijs."
Hierop reageerde zij: "Wat een gezegende ruil, wat een gezegende ruil" en stuurde haar kinderen weg uit de tuin terwijl ze zei: "Dit is niet meer onze tuin." Voor de poort van de tuin keek ze aandachtig naar haar kinderen en zag dat één van hen dadels in zijn hand had waarna ze op hem af stapte, deze uit zijn hand nam en teruglegde.

De bedrieger bedrogen
De Joodse David, de Christelijke Johannes en de Moslim Rahiem waren niet alleen buren, maar ook hechte vrienden. Zij kenden en respecteerden elkaars godsdienstige gewoonten en plichten. Afkomst, godsdienst en financiën hadden zij verbannen naar de huiskamers en de gebedshuizen. Hun onderlinge vriendschap en ook hun betrokkenheid bij de buurtgemeenschap kon door hun verschillende achtergronden niet worden verstoord.
Op een dag besloten zij een voettocht te gaan maken. Zij pakten hun spullen en vertrokken. Weliswaar was het Ramadan, maar Rahiem kon ook onderweg wel de regels van het vasten nakomen, dacht hij.
De reis voerde langs verschillende steden en dorpen. In een van de dorpen werden zij extra hartelijk ontvangen.
Toen de dorpelingen hoorden, dat zich onder hen een vastende Moslim bevond, maakten zij meteen een avondmaal voor hen klaar, met als dessert gebak van bladerdeeg. Ze besloten het gebak te bewaren voor het ontbijt, zodat ze daarna meteen weer hun weg konden vervolgen. "Dat is dan voor ons tweeën," dachten David en Johannes elk afzonderlijk, "Rahiem moet 's ochtends natuurlijk vasten."
Maar Rahiem had ook zo zijn ideeën over het gebak. Omdat ze elkaar niet al te zeer vertrouwden - dat wil zeggen, wat het gebak betrof - maakten ze een afspraak: wie die avond de mooiste droom had, mocht het hele gebak hebben.
Ze legden zich te ruste en al snel waren ze in het dromenland.
Om half vier stond Rahiem op om zijn plicht van die dag te vervullen. Zijn vrienden waren in diepe slaap verzonken en hij had honger. Er was alleen dat gebak. Hij nam er wat van, nog een beetje en toen at hij het helemaal op, in zijn eentje. Voor hij insliep, nam hij zich voor die dag te vasten. Toen de dag aanbrak stonden David en Johannes op. Ze wekten Rahiem, die na zij ochtendgebed weer was gaan slapen.
Nadat de drie zich hadden opgefrist, begonnen ze hun dromen te vertellen, zoals afgesproken, om daaruit de mooiste te kiezen.
David begon: "Ik denk dat mijn droom alle andere dromen overtreft. Vannacht kreeg ik bezoek van mijn profeet Mozes ( Gods vrede zij met hem). Hij nam me mee op zijn tocht door de Sinaï-woestijn , die wij in alle richtingen doorkruisten. Tenslotte kwamen wij bij de berg Sinaï, daar waar Mozes - Gods vrede zij met hem - met Allah heeft gesproken. Ik zag er onbeschrijfelijke wonderen, die ik voor onmogelijk zou houden, als ik ze niet zelf had gezien. Dus vrienden, ik verzeker jullie, dat mijn droom niet te overtreffen is - en dat het gebak mij toekomt."
Vervolgens was Johannes aan de beurt: " Wat vertel je me daar! Ben je op aarde gebleven? Wel, ik kreeg ook bezoek en wel van mijn verlosser Jezus - Gods vrede zij met hem -, die mij opdroeg hem naar de hemel te volgen. Daar kreeg ik de kans om te proeven van alle geneugten van de Hemelen. Jij hebt alleen maar de Sinaï doorkruist, terwijl ik alle hemelen mocht bezoeken. Denk je, dat jouw droom de mijne overtreft? Dat denk je toch niet in ernst!" aldus Johannes.
Nu wilden beiden de droom van Rahiem horen.
Die begon aldus: "Beste vrienden, wat moet ik zeggen? Ook ik heb bezoek gehad en wel: van mijn pleiter, Mohammed - moge Allah's welgevallen zijn deel zijn. Die zei tegen me: "Rahiem, sta op het tijd. Nu kun je nog iets eten! Snel want de tijd is haast verstreken!" Hij drong zozeer aan, dat ik geen keus had. Behalve het gebak was er niets te eten, dus at ik dat maar op. Dat is alles wat ik heb gedroomd!"
De twee anderen sprongen overeind en riepen: "Wat! Heb je in je eentje alles opgegeten? Had je ons er niet bij kunnen roepen?"
Rahiem antwoorde: "Roepen, vragen jullie! Jongens, ik heb nog nooit in mijn leven zo hard geschreeuwd. En wie hoorde mij? Niemand, want jullie zaten op de Sinaï en in de hemel! Nu is mij duidelijk geworden, waarom jullie niet op mijn geschreeuw af kwamen."
Zijn vrienden keken elkaar aan en schoten in de lach.
"We waren hetzelfde met jou van plan, maar je bent ons voor geweest. Zoiets heet: de bedrieger bedrogen!"
En alle drie zeiden tegen elkaar: "Satan verschijnt in verschillende gedaanten om je geloof en je vrienden af te pakken, maar bij ons was zijn poging vruchteloos. Want met een schaal gebak heeft hij ons niet uit elkaar kunnen drijven.
Daarom zeggen we:
"Laat je niet verleiden door de lagen en listen van Satan en: vergeet nooit hoe kostbaar ware vriendschap is."

17-06-2006, 13:58
Godsbewustzijn

Al gauw bleek hij de oogappel van de Sjaikh te worden. De andere leerlingen waren een beetje jaloers op hem. Maar omdat ze geleerd hadden dat afgunst een slechte eigenschap is, vroegen ze openlijk aan de Sjaikh waarom hij meer van Mahmud hield dan van zijn andere leerlingen. "Ik zal het jullie laten zien waarom", zei hij. De volgende morgen gaf hij al zijn leerlingen een kip en een scherp mesje. "Ieder van jullie moet zijn kip slachten op een plaats waar hij door niemand gezien kan worden", zei hij, en alle leerlingen vertrokken met hun kip.
Mahmud liep en liep, maar hij vond geen enkele geschikte plaats. Alle leerlingen waren al terug bij de Sjaikh en hadden hun geslachte kippen op de binnen plaats gelegd. Uiteindelijk kwam Mahmud aanlopen. Treurig hield hij zijn kip, die nog springlevend was, onder zijn arm en liep langzaam naar de Sjaikh. "Waar kom jij vandaan, Mahmud", zei de Sjaikh, "iedereen heeft zijn kip al geslacht en jij loopt nog te treuzelen?"
"Ik ben overal geweest", verzuchtte Mahmud, "maar ik kan géén plek vinden waar Allah Soebhanahoe wa Ta'aala mij niet kan zien..."
"Begrijpen jullie nu waarom ik van Mahmud hou?", vroeg de Sjaikh.

17-06-2006, 13:59
Beheers je tong

Mahmud was nu al jaren leerling van zijn Sjaikh, toen hij de Sjaikh hoorde vertellen over het misbruik van worden. Hij zei: "De zwaarste last die we van de ene naar de andere plaats kunnen dragen bestaat uit worden. Als we iets horen en we vertellen het door aan iemand anders, is dat een zware last. Waarom praten wij graag over anderen? Misschien denken wij dat het ons macht geeft iets te weten over iemand anders. Maar het is vals gevoel.
Waarom zeggen we met dezelfde tong waarmee we Allah Subhana wa ta'Ala herdenken, "ik haat je", tegen iemand? Is dat niet het domste wat we kunnen doen?"

17-06-2006, 14:00
Zoet en bitter

Toen de oudste dochter van de Sjaikh de huwbare leeftijd had bereikt waren er veel huwelijkskandidaten. De Sjaikh besloot hen op de proef te stellen. Hij vroeg hen: "Ik wil dat jullie mij het zoetste brengen dat er op deze wereld bestaat." Iedereen kwam met iets zoets.
De een bracht honing, de ander zoet geurende bloemen of gebak. La het zoete dat verkrijgbaar was, werd voor de Sjaikh neergezet. Natuurlijk had Mahmud weer iets bijzonders. Hij kwam met een tong binnen die hij bij een slxgerij had gekocht.
"Wat is dat?", vroeg de Sjaikh, "Is dit een grap, wat bedoel je hier me?" Mahmud zei: "O Sjaikh de tong is het zoetste ding ter wereld. De woorden die van een tong komen kunnen een gebroken hart heel maken en een zieke kunnen ze genezen. Zij kunnen een ongelukkig mens blij maken en de waarde van het leven weer doen inzien. Werkelijk de tong is het zoetste dat bestaat." De Sjaikh knikte en zei: "Deze ronde heb jij gewonnen."
Hij richtte zich tot het hele gezelschap en zei: "Ik wil dat jullie mij morgen het bitterste ter wereld brengen."
De volgende morgen werd de kamer van de Sjaikh vol gezet met bittere dingen.
Bittere groenten, kruiden, planten, uien, zaden, etc. Uiteindelijk kwam Mahmud binnen met een doos. Toen hij die openmaakte haalde hij er dezelfde tong van de vorige dag uit.
Verbaasd vroeg de Sjaikh: "Hoe kan het ding dat je gisteren het zoetste van de wereld hebt genoemd vandaag het bitterste zijn?" Nederig sprak Mahmud: "Mijn Sjaikh, als de tong bittere worden spreekt kan het een gelukkig persoon verdrietig maken. Het kan een hart breken en giftig zijn als van een slang." Aarzelend sprak de Sjaikh: "Ik krijg de indruk dat je de tweede ronde ook hebt gewonnen. Kom jij mar met mij eens mee naar binnen."
Toen zij binnen waren, vroeg de Sjaikh hem koffie te maken. Nadat Mahmud koffie, suiker en water in een koffiekannetje had gedaan, begon het water te koken boven het houtskoolvuurtje. "Nu ga ik je de derde vraag stellen", zei de Sjaikh, "Wat heeft dit water te vertellen?" Voor het eerst zweeg Mahmud en stond perplex.
"Denk goed na en kom mij morgen het antwoord brengen", zei de Sjaikh.
Peinzend verliet Mahmud zijn Sjaikh.
Wat mij brandt is van mij...
Hier komt de romantiek om de hoek kijken, want het bleek dat de dochter van de Sjaikh al enige tijd een oogje op deze arme maar intelligente leerling van haar vader had.
Tijdens deze test bevond zij zich in de kamer ernaast en had het gesprek gevolgd.
"Vader", zei ze poeslief, toen ze voor hem een kopje koffie maakte, "Wat een interessant geluid maakt dat borrelende water toch, wat zou dat kunnen betekenen?"
Hij bekeek haar een paar seconden met opgetrokken wenkbrauwen en zei toen: "Goed, ik zal het je vertellen. Het water vertelt, "Ik was een druppel in een wolk, daarna viel ik op de aarde. In de aarde kwam ik bij een zaadje. Dat zaadje werd een plantje en dat groeide uit tot een boom. Een houthakker hakte de boom om en maakte er brandhout van.
Toen werd dat brandhout hier in dit houtskoolkomfoortje gedaan, het werd aangestoken en doet nu het water koken. En dat water zegt: "Dat wat mij verhit is van mij."
"Wat een prachtige verhaal", zei de dochter en trok zich terug in haar eigen kamer waar ze alles opschreef en via een dienstmeisje naar Mahmud stuurde.
De volgende morgen vond weer het koffieceremonieel plaats. Terwijl Mahmud het steelpannetje langzaam heen en weer bewoog boven de vlam, vroeg de Sjaikh: "En, Mahmud, kan je me nu vertellen wat het water vertelt?"
Mahmud deed alsof hij in diepzinnige gedachten verzonken was en vertelde toen langzaam het verhaal van de brief die hij ontvangen had.
"Dus", zei hij: "Het water zegt, dat wat mij brandt is van mij." Het gezicht van de Sjaikh had een lichte blos gekregen. "Ja", zei hij, "en dat wát mij brandt is van mij"

17-06-2006, 14:00
Sjaitaan werkt stap voor stap

Er was een vrome aanbidder in de stam Israël. Hij was de vroomste persoon van zijn tijd. In zijn tijd waren er drie broers die een zuster hadden. Ze was een maagd. En zij was hun enige zuster. Zij stonden allemaal op het punt om de stad te verlaten om oorlog te gaan voeren. Zij wist niet met wie ze hun zuster moesten achter laten en wie ze konden vertrouwen om voor haar te zorgen. Ze vertrouwde hem allemaal. Ze gingen naar hem toe en vroegen of ze haar bij hem konden laten. Zij zou in het gebouw naast hem verblijven tot zij terug zouden komen van de strijd. Hij weigerde hun verzoek en zocht toevlucht bij Allah tegen hen en tegen hun zuster. Zij drongen hem aan totdat hij uiteindelijk instemde. Hij zei: "Zet haar in het huis naast mij plaats van aanbidding." Dus zij brachten haar naar dat huis en vertrokken en lieten haar achter. Ze bleef een tijdje naast die vrome persoon wonen. Hij zette voedsel neer voor haar voor zijn plaats van aanbidding. Dan sloot hij de deur en keerde terug naar zijn plaats van aanbidding. Dan vertelde hij haar dat ze uit haar huis moest komen en het voedsel moest nemen. Toen benaderde Sjaitaan hem voorzichtig. Hij moedigde hem aan om haar vriendelijke te behandelen. Hij vertelde hem dat het niet goed was om de vrouw uit haar huis te laten komen gedurende de dag want iemand zou haar kunnen lastig vallen. Als hij het voedsel direct naar haar deur bracht zou dat een grotere beloning voor hem opleveren.
Hij ging een tijdje door om naar haar deur te gaan en het voedsel voor de deur te plaatsen zonder tegen haar te spreken. Toen kwam Iblies weer en moedigde hem aan om goed te doen en meer beloning te krijgen. Hij zei: "Als je het voedsel zou brengen en het in haar huis zou plaatsen voor haar zou je een nog grotere beloning krijgen." Hij bleef hem aanmoedigen. Dus hij begon het voedsel in haar huis te plaatsen. Dat hield hij een tijdje vol.
Toen kwam Iblies steeds weer opnieuw en moedigde hem aan om goed te doen. Hij zei: "Als je een poosje met haar praat zal ze gerust gesteld worden door jouw gesprek, want ze is bang en ze is helemaal alleen." Hij begon toen met haar te praten vanaf het dak van zijn plaats van aanbidding.
Toen kwam Iblies weer. Hij zei: "Als je naar beneden zou komen en tegen haar zou praten terwijl ze bij haar deur zit en tegen jou praat, dan zou dat nog gemakkelijker zijn voor haar". Hij bleef hem verder aanmoedigen totdat hij naar beneden kwam en bij zijn deur ging zitten en tegen haar sprak. Het meisje kwam uit haar gebouw en ging voor haar deur zitten en ze spraken een tijdje met elkaar.
Toen kwam Iblies weer en moedigde hem aan om grote beloningen te krijgen voor de goede behandeling van haar. Hij zei: "Als je vanaf de deur van jouw plaats van aanbidding dicht bij haar deur gaat zitten dan zou dat nog gemakkelijkere zijn voor haar". Hij bleef hem aansporten totdat hij het deed. Hij zette die handeling een tijdje voort. Toen kwam Iblies weer. Deze keer zei hij: "Als jij haar huis binnengaat en met haar praat en ervoor zorgt dat ze haar gezicht niet meer in het openbaar hoeft te vertonen dan zou dat nog beter zijn voor jou". Hij bleef hem aansporten totdat hij het huis binnen ging en de hele dag pratend met haar doorbracht. Toen de nacht viel, keerde hij terug naar zijn plaats van aanbidding.
Toen kwam Iblies achter hem aan en zorgde ervoor dat ze nog aantrekkelijker voor hem werd. Totdat de aanbidder opstond en haar kuste. En Iblies ging verder met haar mooi te laten lijken in zijn ogen en dat hij naar haar verlangde totdat hij uiteindelijk gemeenschap met haar had. Ze werd zwanger en baarde een jongen.
Toen kwam Iblies en vertelde de aanbidder: "Zie je dan niet in wat de broers van het meisje met jou zullen doen als ze zien dat ze jouw zoon heeft gebaard?" Je zult niet veilig zijn als jouw zaak bekend wordt. Je zou de jongen moeten vermoorden en begraven, op die manier kan niemand jouw buitenechtelijke verhouding verhullen en zullen ze je niets aandoen om wat je haar hebt aangedaan'. Toen zei hij tegen hem: "Denk je dat zij wat jij haar hebt aangedaan voor haar broers zal verhullen en het vermoorden van haar zoon?' Pak haar, vermoord haar en begraaf haar met haar zoon.' Hij ging verder met hem opruien totdat hij haar had vermoord en haar in het gegraven gat met haar zoon gooide. Toen zette hij een grote rots erop en hij plaatse het op gelijke hoogte. Toen keerde hij terug naar zijn plaats van aanbidding en bad daar. Hij bleef in die toestand zolang als Allah wilde, totdat de broers terug waren gekomen van de strijd. Zij kwamen naar hem toe en vroegen hem om hun zuster. Hij rouwde om haar verlies een begon te huilen. Hij zei: "Ze was de beste van de vrouwen en dat is haar graf". De broers kwamen naar het graf en huilden om hun zuster en vroegen Allah genade met haar te hebben. Ze bleven een aantal dagen bij haar graf en gingen toen haar hun gezinnen.
Toen de nacht hen overviel en ze naar hun beden gingen, kwam Sjaitaan naar de oudste en vroeg hem om zijn zuster. De broer vertelde hem wat de vrome man had verteld en hoe haar graf aan hen werd getond. Sjaitaan vertelde hem dat de vrome man gelogen had. Hij zei: "Hij heeft jullie niet de waarheid verteld over jullie zuster. Hij heeft haar zwanger gemaakt en ze baarde zijn zoon en toen vermoordde en begroef hij haar uit angst voor jullie. Toen gooide hij hen in een gegraven gat dat hij achter de deur van het huis waarin zij verbleef had gegraven. Rechts van de ingang. Ga en treed het huis binnen waar zij in verbleef rechts van de ingang zul je alles vinden waarover ik je heb verteld".
Toen ging hij naar de middelste broer en deed hetzelfde. Daarna ging hij naar de jongste broer en deed hetzelfde. Toen ze ontwaakten waren ze allen verrast door wat ze hebben gezien. Toen ze elkaar ontmoetten, zeiden ze allemaal: "Ik heb iets verbazingwekkend gezien vannacht en zij brachten elkaar op de hoogte van wat ze hadden gezien."
De oudst zei: "Die droom betekent niets dus negeer het maar". De jongste zei: "Ik zal het niet met rust laten totdat ik naar die plek ben geweest om te kijken." Ze gingen allemaal totdat ze bij de deur aankwamen van het huis waar hun zuster verbleven had. Ze opende de deur en zochten naar die plek die aan hen in hun dromen beschreven was. Ze vonden hun zus en haar zoon begraven in een gat zoals hen was verteld. Ze vroegen de aanbidder erover en hij bevestigde wat Iblies had verteld. Toen namen ze hem mee en stond op het punt om hem te kruisigen. Toen ze hem op het houten kruis hadden gelegd, zei Sjaitaan tegen hem: "je weet dat ik je metgezel was die je verleidde met de vrouw totdat jij haar zwanger maakte en haar een zoon vermoordde. Als je me vandaag gehoorzaamt en Allah ontkend die je gemaakt en gevormd heeft, dan zal ik je redden uit jouw moeilijke positie". De aanbidder verloochende Allah. Toen hij Allah verloochende, verliet Sjaitaan de plek tussen hem en de ander en zij waren in staat om hem te kruisingen.
Uit dit verhaal kunnen we een methode opmaken waarvan Sjaitaan gebruikt maakt om de mensheid te misleiden. Hij neemt de mens stap voor stap, niet alles tegelijk, maar misleiding. Hij overdrijft niet, noch verveelt hij de persoon. Elke keer dat de persoon tevreden is met een stap neemt hij de mens naar de grote handeling van ongehoorzaamheid. Dit gaat door totdat hij hem kan aanzetten tot de grootse zonde en zijn vernietiging. Als zij afwijken van Allah's pad, slaat hij toe om de controle over hem te krijgen.
De man heeft zina gepleegd, 2 mensen vermoord en shirk (ongeloof) begaan door de Sjaitaan te aanbidden.
"Zoals Sjaitaan wanneer hij tegen de mens zegt: "Geloof niet in Allah." Maar wanneer (de mens) niet in Allah gelooft, zegt Sjaitaan: "ik ben vrij van jullie en ik vrees Allah, de Heer van de Wereldwezens!" (surat Al-Hashr 59: 16)

17-06-2006, 14:01
Oog om oog...

Twee jonge mannen kwamen altijd bijeen om te zondigen. De shaitan had hun volledig in zijn macht. En dit allemaal terwijl zij getrouwd waren. Op een dag begon één van hen aan zijn zoveelste avontuur. Hij beloofde een vrouw, die hij had leren kennen, een leuke avond. Hij moest alleen nog even van zijn vrouw zien af te komen. Hij wist zijn vrouw ervan te overtuigen dat hij moest overwerken en dat zij maar beter naar haar ouders kon gaan en vertrok vervolgens naar zijn afspraakje.
Toen hij aankwam werden zijn wildste fantasieën hem reeds in het vooruitzicht gesteld. De vrouw stelde voor om eerst gezellig in het park te gaan zitten en daarna naar zijn huis te gaan. Thuis aangekomen vroeg de vrouw of hij niet wat eten en drinken in huis had. Dit had hij echter niet, maar hierdoor liet hij zich niet stoppen. Hij stapte in zijn auto en reed naar het dichtstbijzijnde restaurant. Toen hij alle benodigdheden had gekocht en terug naar huis reed werd zijn pret al snel verstoord door een agent die hem tot stoppen dwong. Hij had een aantal stopborden genegeerd en moest meekomen naar het bureau.
Eenmaal aangekomen op het politiebureau belde hij zijn goede vriend op met de mededeling dat een 'lekker wijf' op hem thuis zat te wachten en dat hij vast zat op het politiebureau en voorlopig nog niet weg kon. Hij bood dit buitenkansje aan zijn enige echte vriend. "Je moet naar mijn huis gaan om het werk af te maken! En vergeet niet, nadat je klaar bent, om die sloerie thuis af te zetten ...en een beetje tempo, want ik ben bang dat mijn vrouw strakjes komt en haar daar treft.", zei hij door de telefoon. Zijn vriend stelde hem gerust en bedankte hem voor dit fantastische aanbod.
En zo vertrok de trouwhartige kameraad naar het huis van zijn goede vriend die vast zat op het politiebureau. Hij maakte de deur open en keek naar binnen en kon geen stap verder zetten, hij kon zijn ogen niet geloven....Ben jij dat!? Dit bestaat niet!!" Het was zijn eigen vrouw in het huis van zijn beste vriend. Hij ging tekeer als een gek, en bleef maar schreeuwen: "Jij bent mijn vrouw niet meer, Jij bent mijn vrouw niet meer!"
Dit doet mij denken aan de volgende woorden van imam es-Shaaficie:
"Overspel is te vergelijken met een schuld die je aangaat. Weet dat het aflossen ervan gebeurt doordat anderen (weer) overspel plegen met jouw familie. En wie voor een bedrag van 2000 dirham overspel pleegt met andermans familie, hiervoor zullen anderen voor het luttele bedrag van een kwart dirham overspel plegen met zijn familie."

17-06-2006, 14:01
Ibrahiem bin Adham

Een man kwam eens bij Ibrahiem bin Adham en zei: "O, Aboe Ishaaq! Ik doe mijzelf onrecht aan door het plegen van grote en kleine zonden. Vertel mij hoe ik mijn hart rust kan geven." Ibrahiem zei: "Als jij de volgende zaken accepteert en hieraan vast blijft houden, dan zal jou niets overkomen en zal jouw zondig gedrag niet tot je vernietiging leiden.
• Als je Allah ongehoorzaam wil zijn, eet dan niet van zijn Rizq (proviand).
• Als je Allah ongehoorzaam wil zijn, woon dan niet op een plek dat van Hem is.
• En als je dan nog steeds door wil gaan met het plegen van zonden en Hem ongehoorzaam wil zijn, doe dit dan op een plaats waar Hij jou niet ziet.
• Als de Engel des Doods jouw ziel komt halen, vraag hem dan om uitstel zodat je oprecht berouw kunt tonen voor jouw zonden en goede daden kunt verrichten om Allah's gunst te behalen.
Wanneer de Engelen van de Hel jou komen meesleuren naar de Hel, ga dan niet mee en probeer ze tegen te houden."
De man zei: "Genoeg, genoeg Ibrahiem! Ik zal direct berouw tonen." De man deed dit inderdaad en bleef bij Ibrahiem totdat zijn ziel werd gehaald door de Engel des Doods. Moge Allah genade met hem hebben.

17-06-2006, 14:02


Eerlijkheid duurt het langst

Er kwamen eens twee jongemannen bij cOmar ibn al-Khattaab terwijl hij in een bijeenkomst zat. De jongemannen hadden een man van het platteland bij zich en wilden hem overdragen aan cOmar. Waarop hij vroeg: "Wat is er aan de hand?"
De jongemannen antwoordden: "O leider der gelovigen, deze man heeft onze vader gedood."
cOmar vroeg aan de man: "Heb jij werkelijk hun vader gedood?"
De man antwoordde: "Ja, ik heb hem gedood."
Daarna vroeg cOmar: "Hoe heb je hem gedood?"
De man antwoordde: "Hij betrad met zijn kameel mijn stuk grond. Waarna ik hem waarschuwde, maar hij wilde niet luisteren. Toen gooide ik een steen naar hem toe. De steen kwam tegen zijn hoofd aan waarna hij stierf."
cOmar zei vervolgens: "Er rest niets anders dan vergelding... de doodstraf. Dit is een duidelijke zaak. cOmar vroeg niet naar de komaf van deze man, of hij bijvoorbeeld behoorde tot een elite stam, of dat hij een vooraanstaande positie innam in de maatschappij. Al deze zaken interesseerden cOmar niet. Dit omdat hij onpartijdig was en niemand zou voortrekken ten koste van de Voorschriften van Allah. Ook al zou het zijn zoon zijn die voor hem stond. Meerdere malen had hij reeds zijn zoon een aantal zweepslagen verkocht in verband met bepaalde zaken.
De man zei: "Ik vraag je bij Degene Die de hemelen en de aarde heeft geschapen om mij voor slechts een nacht naar mijn vrouw en kinderen op het platteland te laten gaan om hen te vertellen dat ik de doodstraf heb gekregen. Daarna zal ik terugkomen. Bij Allah, zij hebben geen kostwinner waarop zij kunnen rekenen, behalve Allah en vervolgens ik."
cOmar vroeg hem: "Wie van de aanwezigen kan mij garanderen dat jij terugkomt."
Alle aanwezigen bleven stil, want niemand kende deze man, zijn woonplaats of stam. Hoe zou iemand zich garant kunnen stellen voor zo een persoon en om zo een gewichtige zaak. Het ging hier namelijk niet om een luttele tien dinar, een stuk grond of een kameel. Het betrof hier een garantstelling voor iemand die de doodstraf had verdiend en wiens leven door middel van het zwaard ten einde zou komen. En wie was in staat om cOmar van het toepassen van de Voorschriften van Allah af te houden? En wie zou durven bemiddelen bij cOmar?
Alle metgezellen bleven zwijgen en cOmar bevond zich in een lastige positie. Zou hij nu de beslissing nemen de man te doden, terwijl zijn kinderen op het platteland van de honger zouden omkomen, of zou hij hem zonder garantstelling laten gaan wat er wellicht toe zou leiden dat de nabestaanden van de gedode man hun vergelding verloren zouden zien gaan? Nog steeds heerste er een doodse stilte en cOmar sloeg zijn hoofd neer, keek naar de twee jongemannen en vroeg hen: "Kunnen jullie hem vergeven?" Waarop zij antwoordden: "Nee! Wie onze vader heeft gedood dient ook gedood te worden, O leider der gelovigen!"
Vervolgens riep cOmar: "Is er dan niemand die garant kan staan voor deze man?"

Aboe Dharr al-Ghifaariy, de oude waarachtige asceet, stond toen op en zei: "O leider der gelovigen, ik zal voor hem garant staan!"
cOmar maakte nog eens duidelijk: "Je begrijpt dat het hier de doodstraf betreft!"
"Ik weet dat het om de doodstraf gaat," reageerde Aboe Dharr al-Ghifaariy.
cOmar vroeg: "Ken je de man?"
Hij antwoordde: "Nee, ik ken hem niet."
Waarna cOmar zei: "Hoe kun je dan garant staan voor hem."
"Ik zie in hem de kenmerken van een gelovige. Hierdoor weet ik dat hij niet zou liegen. Als Allah het wil zal hij dan ook terugkomen."
cOmar zei: "O Aboe Dharr, denk je dat je aan mij ontkomt als hij na drie dagen niet terugkomt?" Hierop zei Aboe Dharr: "Allaah ul-moestacaan (Allah is Degene Die om hulp wordt gevraagd), O leider der gelovigen!"
De man mocht vertrekken en kreeg te horen dat hij binnen drie dagen terug moest zijn. Deze tijd kreeg hij om zich klaar te maken, afscheid te nemen van zijn vrouw en kinderen en hun zorg aan iemand over te dragen.
Na drie nachten liet cOmar iemand 's middag de mensen in de stad verzamelen, zeggende: "As-Salaatoe Djaamicah!" De mensen waaronder de twee jongemannen en Aboe Dharr kwamen allen bij een. cOmar zei toen tegen Aboe Dharr: "Waar is de man gebleven?"
Aboe Dharr antwoordde: "Ik weet het niet, O leider der gelovigen!" Vervolgens keek Aboe Dharr naar de zon die sneller dan gewoonlijk leek onder te gaan. Alle metgezellen waren doodstil en alleen Allah weet werkelijk in wat voor een gespannen toestand zij op dat moment verkeerden.
Ondanks dat Aboe Dharr zeer geliefd was bij cOmar en deze zelfs bereid zou zijn zijn leven voor hem op te offeren, betrof het hier de Islamitische Wetgeving en de Goddelijke Voorschriften waar men niet mee speelt en dolt. Hierover treedt men niet in discussie noch wordt deze wetgeving op een bepaalde tijd en plaats wel uitgevoerd en op een andere niet. Noch wordt dit slechts toegepast op een aantal met uitsluiting van anderen.
Vlak voor zonsondergang verscheen de man, waarna cOmar samen met de anderen 'Allaahoe Akbar' riepen. Vervolgens vroeg cOmar aan de man: "Weet jij dan niet dat als je op het platteland was gebleven wij jou niet hadden kunnen achterhalen."
De man reageerde: "O leider der gelovigen, bij Allah, het is niet u met wie ik te maken heb, maar ik heb te maken met Degene Die op de hoogte is van het openlijke en het verborgene. Hier ben ik, O leider der gelovigen! Ik liet mijn kinderen achter als kuikentjes op het platteland waar geen water noch bomen te vinden zijn en ik ben gekomen om mijn straf te ondergaan."
cOmar stond op en vroeg de twee jongemannen: "Wat willen jullie?"
Zij antwoordden huilend: "Wij vergeven hem vanwege zijn oprechtheid, O leider der gelovigen." cOmar riep daarna: "Allaahoe Akbar!", terwijl de tranen over zijn baard rolden. "O jongemannen, moge Allah jullie belonen voor jullie vergiffenis en moge Allah jou ook belonen, O Aboe Dharr dat jij deze man in de gelegenheid hebt gesteld om zijn gezin te bezoeken."

17-06-2006, 14:02
Abu ad-Dardaa' radhiallahu 'anhu over de Dunyaa

Ik heb gekozen om wat wijsheden van Abu-d-Dardaa', radhiallahu 'anhu, met jullie te delen. En dit om twee simpele redenen: Eén is dat hij een wijze vermaner en ascetisch was, bekend om zijn omvangrijke kennis en toewijding, en het andere is dat we in een materialistisch tijdperk leven waarin we de woorden van Abu-d-Dardaa' en zijn gelijken vaak dienen te horen om onszelf van onachtzaamheid te bevrijden en om onszelf te herinneren aan wat echt waardevol is en wat vergaat en als een luchtspiegeling verdwijnt.
Abu Nu'aim leverde over van Abu Haamid ibn Jabla dat al-Qaasim bin Muhammad,
rahimahumullaah, zei: "Abu-d-Dardaa', radiallaahu 'anhu, was één van Allah's
dienaren wiens deugden in de Qor'aan zijn vermeld, en hij was (Qor'aan
28:80)."
Zoals beschreven staat in al-Hilyah, nestelde Abu-d-Dardaa' zich rustig in zijn nis uit continue toewijding, en hij verliet elk belangstelling voor materialisme. Hij was het meest toegewijd aan zijn spirituele leven, en hij was het meest verlangend om zijn Heer te ontmoeten. Toen hij eenmaal vrij was van wereldlijke zorgen, opende de poort van ware begrip zich voor hem.
Abu-d-Dardaa' stond bekend om zijn wijsheid en kennis die als medicijn beschouwd werden voor het zieke hart, en warmte voor de harten van de rechtvaardigen en de peinzende asceten.
In dit deel zal ik inshaa'Allah vier overleveringen van Abu-d-Dardaa'
behandelen, die door Ahmad ibn Hanbal overgeleverd zijn en door Abu Nu'aim
in al-Hilyah verzameld zijn, en die de losmaking van de dunyaa behandelen.
Imaam Ahmad ibn Hanbal, radhiallahu 'anhu, leverde over dat iemand
Abu-d-Dardaa', radhiallahu 'anhu, om advies vroeg. Hij antwoordde: "Gedenk
Allah wanneer je welgesteld bent en Hij zal je gedenken wanneer je in moeilijkheden verkeert, en wanneer je jouw ogen op iets in deze wereld richt, denk dan ook aan hoe het zal eindigen!"
Imaam Ahmad ibn Hanbal, radhiallaahu 'anhu, leverde over dat Abu-d-Dardaa',
radhiallaahu 'anhu, zei: "Het zou niet mijn grootste plezier zijn om een winkel op de drempel van de moskee te openen, al zou het me 300 honderd dinars netto per dag opleveren, of zelfs als het me zou helpen, door er (in de moskee) aanwezig te zijn, om zo niet één gezamenlijk gebed in de moskee te missen. Ik zeg niet dat Allah, de Heer van de majesteit en glorie, handeldrijven niet toegestaan heeft of dat Hij rente niet verboden heeft, ik verlang slechts om onder deze mensen te zijn:
Mensen die noch door handel noch door zaken achteloos worden om God te gedenken, het gebed te houden en de Zakaat te betalen, zij vrezen de Dag waarop harten en ogen zich zullen afwenden (Oor'aan, 24:37)."
Imaam Ahmad ibn Hanbal, radhiallaahu 'anhu, leverde over dat Abu-d-Dardaa',
radhiallaahu 'anhu, eens zei: "Als je slechts zou weten wat je zeker na je dood zult zien, dan zou je nooit meer een enkele hap uit een hevig verlangend eetlust eten, en je zou nooit meer een extra teugje water voor het genoegen van onlesbaar en onverzadigbaar dorst drinken. Hierdoor zul je altijd in de openlucht blijven, verbijsterd en wachtend op het onverwachtse, en je zult nooit meer comfort in een schuilplaats of een schaduw zoeken. Je zult doelloos rondzwerven en de bergtoppen van elke berg beklimmen, je zult opkijken naar de hemelen en jouw Heer om genade smeken, en je zult in je borst bijten en eindeloos huilen, en je zult wensen dat je een kleine plant was- een plant dat beschermd is om te groeien, en vervolgens geplukt wordt om opgegeten te worden door een hongerig persoon die voorbij komt lopen."
Imaam Ahmad ibn Hanbal, radhiallaahu 'anhu, leverde eveneens over dat
Abu-d-Dardaa', radhiallaahu 'anhu, gewoon was te zeggen, "Wee hij, en wat een foltering staat hem te wachten die alleen om het verzamelen van geld in deze wereld geeft! Wee hij die zijn mond stomverbaasd opent en kwijlt op het horen van het geluid van geld, die verbijsterd kijkt, zoals een idioot wanneer hij eraan denkt, die staart naar wat mensen hebben, en niet kijkt naar wat hij zelf heeft; en als hij zou kunnen, dan zou hij zo'n obsessie dag en nacht achtervolgen. Wee hij! Wat een strenge afrekening en een pijnlijke bestraffing staan hem te wachten!"

17-06-2006, 14:03
DE PROFEET MUSA (AS) EN KHIDR (AS)

AL HAMDULILLAHI RABBIL `ALAMIEN
AS SALAATU WASSALAAMU `ALA RASULENAA MUHAMMED
WA `ALAA AALIHIE WE SAHBIHIE ADJMA`IEN.

Op een dag hield Musa, Rasoel Allaahu Ta`ala (sas) zo'n preek dat de mensen ervan huilden en hun hart verzachtten. Na het einde van de preek kwam een man naar Musa toe en zei: O Rasoel
Allaahu Ta`ala, Is er iemand op aarde die geleerder is dan jou?.
De man wilde weten wie het meest over de Islaam wist?.
Musa zei: Nee, ik ben de grootste geleerde onder de mensen.
Allaahu Ta`ala berispte Musa omdat hij de absolute kennis niet alleen aan Allaahu Ta`ala had toegekend.
Daarom openbaarde Allaahu Ta`ala aan hem: Ja, een van Onze dienaar is geleerder dan jij.
Deze dienaar van Allaahu Ta`ala heette Khidr .
Musa antwoordde: O mijn Rabb, waar is hij?. Ik wil hem graag ontmoeten.
Allaahu Ta`ala zei: Op de plaats waar de beide zeeën samenkomen.
Musa vroeg: O mijn Rabb, geef mij een teken waarop ik deze plaats kan herkennen.
Allaahu Ta`ala zei: Neem een vis, die ingezouten is, in een mand en ga op reis. Op de plaats waar de vis tot leven komt en je hem verliest zul je Onze dienaar, Khidr , vinden.
Musa deed precies wat Allaahu Ta`ala hem had bevolen te doen, hij nam een ingezouten vis en deed hem in een mand en ging op reis.
Hij werd begeleid door zijn knecht, Yoescha bin Noen.
Musa zei aan Yoescha bin Noen: Ik zal je verder niet lastig vallen, maar je opdracht is dat je mij moet waarschuwen wanneer deze vis tot leven komt en mij verlaat. Ik zal niet ophouden tot ik de plaats bereik waar de beide zeeën samenkomen, al zou ik jaren lang moeten lopen.
Yoescha zei: Je vraagt inderdaad niet te veel van mij. Yoescha droeg de mand met de vis erin, totdat ze bij een rots aankwamen, waar ze even uitrustten en sliepen.
Terwijl Yoescha in de schaduw van de rots op een natte plek zat en
Musa sliep, glipte de vis levend uit de mand de zee in. Yoescha zei tegen zichzelf: Ik zal hem niet wakker maken.
Maar toen Musa (sa) wakker werd, vergat hij hem te vertellen dat de vis levend was geworden. En dat dit de plek moest zijn waar ze
Khidr zouden ontmoeten.
Toen de vis in het water de zee in dook, stopte Allaahu Ta`ala de
waterstroom aan beide zijde van de weg die door de vis was gemaakt, en op die manier ontstond er een watertunnel.
Ze reisden daarna nog de rest van de dag en de nacht door. De volgende ochtend zei Musa tot zijn knecht: Breng ons ontbijt, want door deze reis zijn we erg moe geworden. Tot voorbij de plek waar de vis tot leven kwam, werd Musa niet moe van de reis.
Yoescha zei: Heb je gezien, wat er gebeurd is, toen wij bij de rots waren. Ik vergat je te zeggen dat de vis tot leven kwam en uit de mand in zee was gesprongen. En niemand anders dan de satan heeft mij hem laten vergeten. Daarna heb ik niet meer aan de vis gedacht.
Ik zag dat de vis zich een weg baande de zee in, het was verbazingwekkend, het leek wel een watertunnel.
Musa zei: Dat was het wat wij zochten!. Toen draaiden zij om en keerden op hun schreden terug.
Zij vonden toen Khidr , aan wie Allaahu Ta`ala barmhartigheid had gegeven en aan wie Allaahu Ta`ala kennis onderwezen had, die Allaahu Ta`ala aan niemand anders geleerd had.
Khidr zat op een groen tapijt midden in de zee. Hij was van top tot teen in zijn gewaad gewikkeld.
Musa zei: As salaamu `alaykoem.
Khidr deed zijn gewaad van zijn gezicht en antwoordde verbaasd: Wa alaykumus salaam. Bestaat er zo'n groet in jou land?.
Wie ben je?.
Musa antwoordde: Ik ben Musa.
Khidr zei: Ben jij de Musa van de Zonen van Israël?.
Musa antwoordde: Ja.
Khidr zei: Wat wil je?
Musa wilde zijn kennis uitbreiden daarom zei hij: Mag ik jou volgen zodat jij mij onderwijst in wat Allaahu Ta`ala jou onderwezen heeft?.
Khidr zei: Heb je niet genoeg aan de Tawraat en aan de Goddelijke Openbaring, o Musa?. Je zult het met mij niet kunnen
uithouden. Hoe zul jij het kunnen uithouden bij iets dat jij met je kennis niet kunt omvatten?. Ik heb enig kennis van Allaahu Ta`ala die Hij aan mij heeft geleerd die jij niet weet, terwijl jij enig kennis hebt, die Allaahu Ta`ala jou heeft geleerd die ik niet weet.
Hoe kon Musa geduldig zijn voor iets dat tegen de Islam lijkt te zijn.
Musa antwoordde: Je zult zien dat ik, zo Allaahu Ta`ala wil, geduldig zal zijn en ik zal jou in geen bevel ongehoorzaam zijn.
Hij zei: Als jij mij dan volgt, vraag mij dan niets., zolang ik er zelf niet tot jou over spreek.
Omdat ze geen boot hadden, liepen ze samen langs de kust.
Ondertussen kwam een boot voorbij varen en ze vroegen aan de bemanning of ze aan boord mochten. Doordat de bemanning Khidr herkende, namen ze hen zonder iets voor te vragen aan boord.
Toen ze aan boord waren, kwam een mus aanvliegen. Het stond op de rand van de boot en stak een of tweemaal zijn snavel in zee.
Khidr zei: O, Musa, mijn kennis en jou kennis hebben niets van Allaahu Ta`alas kennis vermindert behalve dan dat hoeveelheid water dat de mus met zijn snavel uit zee heeft genomen.
Toen ze op zee voeren, haalde Khidr een plank uit de boot, zonder dat iemand het bemerkte. Zo ontstond er een gat in de boot, die weer gemakkelijk te maken was.
Musa was erg verbaasd wat Khidr deed en zei op een boze toon:
Deze mensen hebben ons een gratis rit gegeven. Maak jij een gat in hun boot om haar opvarenden te laten verdrinken?. Daar heb je echt iets vreselijks begaan.
Khidr antwoordde: Heb ik niet gezegd dat je het met mij niet zou kunnen uithouden?.
Musa zei: Neem mij niet kwalijk dat ik het vergat en reken het mij niet te zwaar aan.
Ze verlieten de boot. Zo gingen ze lopend verder totdat zij een jongentje tegenkwamen, die met andere kinderen speelde. Khidr nam het jongentje weg bij zijn vriendjes. Hij pakte het hoofd van de jongen vast, draaide met zijn handen zijn nek om en doodde hem ter plekke.
Musa was nog kwader dan hiervoor en zei: Hoe kan je een onschuldig mens doden en niet eens uit vergelding voor het leven van iemand anders?. Daar heb je echt iets verwerpelijks begaan.
Khidr antwoordde: Heb ik niet gezegd dat je het met mij niet zou kunnen uithouden?.
Musa zei: Maar wat je net deed was erger dan het eerste. Als ik hierna nog eens naar iets vraag, dan moet je mij niet verder met je mee laten gaan. Van mij kant heb je al een verontschuldiging gekregen.
Zo gingen zij dan verder totdat zij bij de mensen van een stadje waren. Ze vroegen hun voedsel. Maar zij weigerden hun gastvrijheid te verlenen. Toen vonden ze daar een muur die dreigde in te storten, maar Khidr zette hem overeind.
Musa zei: Hoewel deze mensen ons noch gastvrij behandeld noch gevoed hebben, heb je hun toch geholpen. Als je wilde, had je daarvoor loon kunnen krijgen.
Khidr antwoordde: Dit is dan de scheiding tussen jou en mij. Ik zal je de uitleg mededelen van wat jij niet kon uithouden. Wat het schip betreft, dat was van arme mensen, die op zee werkten en ik wenste het te beschadigen. Hun stond namelijk een koning te wachten die elk schip met geweld nam. Als de koning de beschadigde boot zou zien dan laat hij hen met rust. De arme eigenaar zal haar dan daarna wel repareren.
Wat de jongeman betreft, hij was als een ongelovige geschapen tijdens zijn schepping. Zijn ouders waren gelovige mensen, die erg zorgzaam voor hem waren. En wij vreesden dat hij hen door onbeschaamdheid en ongeloof te zeer zou kwellen. Wij wensten dus dat hun Rabb hun iemand voor hem in de plaats zou geven die zuiverder en vriendelijker zou zijn dan hij.
En wat de muur betreft, die was van twee weesjongens in de stad en er was een schat onder de muur begraven. Deze schat behoorde toe aan hun beide. Hun vader was een rechtschapen man geweest. Jouw Rabb wenste dat zij volgroeid zouden zijn en hun schat te voorschijn halen: het was barmhartigheid van jouw Rabb. Ik deed het niet uit eigen beweging. Dat is de uitleg van wat jij niet kon uithouden.
Uit dit verhaal leren we dat we altijd op zoek moeten zijn naar kennis. We moeten dingen leren die we nog niet kennen, al moeten we hiervoor lange reizen maken. Toen Musa van Allaahu Ta`ala hoorde dat er een dienaar van Allaahu Ta`ala was, die iets wist dat
Musa niet wist, reide hij naar verre landen om dat te leren.
Hoewel Khidr geen profeet was, ging Musa bij hem leren.
Hij zei niet: Ik ben een van de grootste profeten van Allaahu Ta`ala. Ik weet genoeg over de Islam, dus ik hoef niets meer bij te leren.
De leerling moet zijn leraar vertrouwen op wat hij hem leert. Als de leraar zegt dat je fout bent dan moet je dat ook kunnen toegeven. Je moet je verontschuldigen, en hem beloven dat je het niet meer zult doen en dat je in het vervolg naar hem zult luisteren.
We zien dat Allaahu Ta`ala armen, behoeftigen, goede moslims en wezen op een of van der manier beschermt en helpt.
WAL HAMDULILLAHI RABBIL `ALAMIEN

Pagina's : [1] 2