Hij was gelijkmatig van karakter, zonder koelte of stugheid.
Niemand van zijn metgezellen riep hem aan, of hij antwoordde onmiddellijk: "Hier ben ik".
Hij vermaakte zich met hun kinderen, die hij aan zijn borst drukte. Hij zette de zoons van zijn oom `Abbaas
op een rij, en loofde een beloning uit aan degene die hem het eerst zou bereiken, waarop allen zich in zijn armen wierpen en op zijn knieën gingen zitten
Voor alle aangelegenheden had hij belangstelling, voor die van de slaven en armen evengoed als voor die van de voornamen en rijken, en de begrafenis van de nederigste mu'mins woonde hij bij. Eens was hij woedend omdat men verzuimd had, hem op de hoogte te stellen van de dood van een arme neger, die de Moskee van de Profeet (sas) aanveegde, en hij liet zich zijn graf wijzen, waarop hij ging bidden.
Als een verzoeker hem iets in het oor wilde fluisteren om hem iets in het geheim te vertellen, boog hij zich tot over hem, tot hij was uitgesproken.
En nimmer trok hij zijn hand het eerst terug, als een bezoeker die genomen had. Hij wachtte, tot deze zijn hand uit eigen beweging terugtrok.
Hij heeft gezegd: " Men is slechts een goede muslim, wanneer men anderen toewenst, wat men zichzelf toewenst."
Nimmer, met zijn gezegende hand sloeg hij een vrouw of één van zijn slaven. Anas bin Maalik
, die hem tien jaar lang bediende, heeft gezegd: "Nimmer berispte hij mij. Nimmer zelfs vroeg hij mij: "Heb je dit gedaan, of waarom heb je dat niet gedaan ?"
Aboe Dharr
heeft Rasoellullaah (sa) horen zeggen: "Zij zijn jullie broeders, de dienaren, die Allah onder uw gezag heeft gesteld. Wie de meester is van zijn broeder, moet hem geven van wat hij zelf eet en hem kleden, zoals hij zich zelf kleedt."
Eén van de Arabieren, die deel nam aan het gevecht bij Hunayn, heeft verteld: "Ik had dikke sandalen aan, en bij het gevecht trapte ik onopzettelijk op de voet van de Profeet (sas), die uitriep: "Bij Allah, je hebt mij bezeerd!" en hij gaf mij een slag met de zweep, die hij in zijn hand hield. De gehele nacht bracht ik door met mij te verwijten, dat ik Rasoellullaah (sas) bezeerd had. De volgende dag in alle vroegte liet hij mij roepen, en geheel ontdaan kwam ik voor hem te staan. Hij zei: "Ben jij het die op mijn voet had getrapt, en die ik een slag met mijn zweep heb geslagen? Welnu, zie hier tachtig schapen. Neem ze mee, ik schenk ze jou."
Met zijn liefhebbend hart had hij bitter er onder geleden, zo jong reeds van moederlijke tederheid te zijn beroofd. De verhouding tussen kinderen en moeders hield hem dan ook doorloopend bezig: "Het paradijs voor de zoon (en de dochter) wordt aan de voeten van zijn (haar) moeder gewonnen." En hoorde hij gedurende zijn salaats een kind huilen, dan verhaastte hij het gebed, om de moeder gelegenheid te geven, het te gaan troosten, want hij wist, wat een moeder doormaakt, die haar kind hoort huilen.
Hij hield van een grapje, echter nimmer met leugens. Eens zei zijn tante Safiyah (raha); O Rasoelullaah, bidt tot Allaah opdat Hij mij tot het Paradijs binnenlaat. Hij zei: "O moeder van die en die (tante), waarlijk oude vrouwen komen niet in het paradijs." Safiyyah (raha), die reeds van gevorderde leeftijd was, barste in tranen uit en vertrok. Toen voegde hij daaraan toe: " Vertel haar dat oude vrouwen niet het Paradijs binnen gaan terwijl ze oud zijn, maar als jonge vrouwen. Allaahu Ta`ala zegt: (Nederlandse uitleg) "Waarlijk zullen Wij hun (de vrouwen in het Paradijs) in tegenstelling tot aardse leven in een andere leven veranderen". ( m.a.w. maar allen zullen worden heropgewekt met het uiterlijk van vrouwen van drie-en-dertig jaar oud, alsof zij allen op dezelfde dag waren geboren.)
De drie zaken, die in deze wereld zijn voorkeur hadden, waren de salaat, de vrouwen en de reukwerken. Hij hield zoveel van de nachtsalaat, dat zijn voeten opzwollen door het lange rechtop staan gedurende de salaat. Maar het recht, zo lang te bidden, beschouwde hij als één van de voorrechten van zijn profeetschap, en hij gedoogde niet, dat zijn metgezellen zijn voorbeeld navolgden. Op dit punt waarschuwde hij `Abdullah bin Amr
: "Heeft men mij niet gezegd, dat je de hele nacht opblijft om te bidden, en dat je dagelijks vast? Als je zo doorgaat, zul je je ogen verliezen en je lichaam verslijten. Je plicht, voor je zelf en je gezin, is te vasten en de vasten te verbreken, 's nachts op te staan, maar ook te slapen."
Na het gebed, hield Rasoellullah (sas) het meest van de vrouwen, en de vijanden van de Islaam hebben hem dat vaak verweten. Hij was mannelijk in de volle betekenis van het woord, zedelijk en lichamelijk, maar met een volstrekte kuisheid. Hij was met twaalf vrouwen tegelijk gehuwd. Eén van de redenen van zijn huwelijken was vanwege staatkundige overwegingen. Alle stammen hoopten door één van hun vrouwen aan hem te binden familie banden met hem (sas) aan te binden. Hij werd door huwelijksaanzoeken overstroomd, en één van zijn vrouwen, Azza
, zuster van Dihja el-Kelbl, stierf van blijdschap bij de tijding, dat de Profeet (sas) haar als echtgenote had aangenomen.
Bij elke gelegenheid trachtte de Islaam, het lot van de vrouwen te verbeteren. Vooreerst schafte de Islaam de afschuwelijke gewoonte af van de "Wa'd al-Benaat" (levend begraven van meisjes). Vervolgens beperkte de Islaam de polygamie, door het aantal wettige echtgenoten tot vier te begrenzen. En dan nog beval de Islaam de muslims dit vers van de Qur'aan aan: "... Indien jullie vrezen onrechtvaardig te zijn, neemt dan slechts één enkele echtgenote...." (Surati'n Nisaa, 3) Rasoellullah (sas) zei: "Onder alle wettig toegestane zaken is degene, die Allah het minst aangenaam is, de echtscheiding," Hiermee kende de vrouw het recht toe, die te eisen, wanneer de man in zijn huwelijksverplichtingen te kort schoot.
Eindelijk werd door de Islaam een maagd niet meer tegen haar zin uitgehuwelijkt. De bruidsgift, die tot dusver door de echtgenoot aan de vader van de bruid werd gegeven, moest nu aan de bruid zelf gegeven worden. Vanwege de bruidsgift hebben de vijanden van de Islaam, de Islaam belasterd met het kopen van een vrouw. Zij zijn kennelijk vergeten dat in bepaalde landen deze bruidsgift door de bruid aan de bruidegom wordt gegeven!. Daarenboven moet de muslim echtgenoot in de kosten van het huishouden voorzien, zonder te raken aan het vermogen zijn vrouw, op welk vermogen hij geen enkel recht bezit.
Ook de verdeling in de erfenissen verleende de Islaam aan de vrouw. Dit recht is slechts tot een half deel van wat de man krijgt, men moet er wel rekening mee houden, dat de vrouw compensatie heeft in de bruidsgift en in de onderhoudskosten van het huis.
De Profeet (sas) hield van reukwerken, omdat het de aanvulling van de hygiëne is. En omdat degene die een aangename geur verspreidt, waardiger zal zijn en zijn eer beter zal weten te doen eerbiedigen dan degene, wiens geur afschuw wekt. Hij parfumeerde zich met muskus, en liet santal, kamfer en amber branden.
Hij zalfde zijn haardos met haarzalf, en liet het langs zijn oren hangen.
Hij onderhield zijn haar en baard met een ivoren of schildpadden kam. Echter het veelvuldig kammen en zalven raadde hij af.
Hij verfde zijn haar en baard met henna.
Hij maakte zijn ogen zwart met kohl (antimonium), dat de blik verscherpt en de wimpers versterkt.
Hij verzorgde zijn tanden door ze veelvuldig te poetsen met de ,,Miswak" (een stuk zacht Arak hout), waarvan de vezels, als men er het uiteinde van kauwt, als borstel dienst kunnen doen.
Zijn kleding bestond in het algemeen uit een katoenen, al dan niet geverfd, overhemd met lange mouwen en kort van pasvorm, en uit een mantel, die vier el lang en twee el breed was, in Oman geweven. Hij had ook een groene mantel uit Jemen, die zes el lang en drie el breed was, die hij op vrijdag en op feestdagen droeg. Hij had ook een Romeinse mantel. En tenslotte had hij de Groene Mantel, die de Khalifa's erfden, en een tulband, es-Sa'b genaamd, die aan Ali
, zijn schoonzoon toeviel. Hij keek niet of de kleding die hij droeg nieuw of oud was, maar hij lette op de reinheid van zijn kleding. Hij hield het meest van witte kleding. Hij droeg lederen binnenschoenen en sandalen. Hij hield er niet van met één schoen over straat te lopen. In alles hield hij ervan met rechts te beginnen: kleding aantrekken, kammen, eten, drinken, woedoe verrichten. Bij het aantrekken van iets deed hij eerst de rechter voet/been/arm dan de linker. Bij het uittrekken net andersom.
Hij droeg aan zijn rechter ringvinger een zegelring met daarop "Muhammadu'r Rasoellullah", die de Khalifa's erfden, waarmee hij officiele brieven zegelde.