dit kom van sheigh al baani rahiemoelah.
De verplichting om met je vrouw in vriendelijkheid te leven.
Het is aan de man om op een zo goed mogelijke manier met zijn vrouw te leven en
om zachtmoedig c.q. toegevend naar haar te zijn betreffende de dingen die Allaah
heeft toegestaan. Dit is vooral zo indien zij erg jong is. Er zijn hierover verschillende
ahadieth:
EERSTE: De Profeet (salallaahoe alayhie was sallem) zei:
“De besten onder jullie zijn zij die het best zijn voor hun vrouwen, en ik ben de beste van
jullie ten opzichte van mijn vrouwen.” 6
TWEEDE: De Profeet (salallaahoe alayhie was sallem) zei in de Vaarwel Hadj (De
laatste pelgrimtocht van de Profeet naar Mekka):
“…Luister, en neem mijn raadgeving aan, betreffende de vrouwen. Wees goed voor hen, daar
zij jullie gevangenen zijn.” 7 “Jullie bezitten niets ten opzichte van hen, behalve dit, tenzij zij
een schadelijke obsceniteit begaan. Als zij dit doen; scheidt de bedden (i.e. heb geen seksuele
omgang met haar) en slaat hen(zachtjes en niet op de gezicht en op een manier wat het geen pijn heeft), maar op een manier dat het haar niet verwondt. Als zij in
berouw keren, zoek dan geen andere vergelding. Voorzeker jullie hebben rechten over hen en
zij hebben rechten over jullie. Wat betreft jullie rechten over haar, is dat niemand op jullie bed
5 Ahmad, e.a.: Sahieh
6 At-Tahaawi: Sahieh.
7 Tuhfatul Ahwadhee Sharh Tirmidhee: 4/ 326 en Sharh ibn Maadjah: 1/ 567.
zit, waar jullie afkerig van zijn. Zeker, en hun recht ten opzichte van jullie is dat jullie goed
voor hen zijn en hen voorziet in hun kleding en hun voedsel.” 8
DERDE:
“Laat geen mannelijke gelovige ooit een vrouwelijke gelovige haten. Hoewel hij afkeer heeft
van een eigenschap van haar, zal hij zeker verheugd zijn om een andere.” 9
VIERDE:
“De gelovige met het meest complete Imaan (geloof) is degene met het beste karakter, en de
besten van hen zijn zij die hun vrouwen het best behandelen.” 10
VIJFDE: Overgeleverd door ‘Aisha (radiallaahoe `anha) die zei:
“Op de ‘ied, riep de Profeet (salallaahoe alayhie was sallem) mij terwijl de Ethiopiërs in de
masjied aan het spelen waren met hun speren (dit betekent: zoals in een militaire training) en
zei: “O kleine rode, zou je naar hen willen kijken?” En hij liet zijn schouders zakken zodat ik
kon kijken. Ik liet mijn kin op zijn schouder zakken met mijn gezicht tegen zijn wang en keek
vanaf zijn schouder. Hij bleef zeggen: “Heb je er nog geen genoeg van?” En ik bleef zeggen:
“Nee”, teneinde zijn status met mij te testen zodat ik uiteindelijk genoeg had! ‘Aisha zei:
“Eén van de dingen die ze zeiden die dag was: “Aboe al-Qoasim (salallaahoe alayhie was
sallem) is goedhartig”.” In een andere overlevering zei zij: “Toen ik verveeld raakte van de
vertoning zei hij tegen mij: “Heb je er genoeg van?” Ik zei: “Overhaast niet.” En dus bleef hij
staan voor mij. Toen hij mij de tweede keer vroeg of ik genoeg had, zei ik hem opnieuw niet te
overhaasten. Ik zag hem van de ene voet op de andere voet overgaan van vermoeidheid. ‘Aisha
zei: “Ik had werkelijk geen wens om naar hen te kijken, ik wenste alleen dat het nieuws
waarop hij daar voor mij stond, de vrouwen bereikte en het aanzien dat hij voor mij had,
ofschoon ik nog een meisje was. Dus waardeer een meisje op jonge leeftijd en dol op genoegen
8 At-Tirmidhie en ibn Maajah: Sahieh.
9 Moslim
10 At-Tirmidhie: hasan
en plezier.” ‘Aisha zei: “Toen kwam ‘Omar eraan en de mensen dreven uiteen, zelfs de
kinderen. De Profeet (salallaahoe alayhie was sallem) zei die dag: “Ik heb duivels van zowel
mensen als djinn van ‘Omar zien vluchten.” ‘Aisha zei: “De Profeet (salallaahoe alayhie was
sallem) zei die dag: “Zodat de joden weten dat er een bepaalde voorsprong is in onze dien
(religie)”.” 11
ZESDE: Ook op gezag van ‘Aisha (radiallaahoe `anha) die zei:
“De Profeet keerde terug van de slag van Taboek, of het was Khaybar. Er hing een gordijn
over haar kamer. De wind waaide en lichtte het gordijn op, zodat een gedeelte van de kamer
zichtbaar werd, waarin de Profeet (salallaahoe alayhie was sallem) enkele poppen zag,
waarmee ‘Aisha gewoonlijk speelde. Hij zei: “Wat is dat, o ‘Aisha?” Ze zei: “Mijn dochters”
(Arabieren noemen poppen ‘dochters’
. Hij zag ertussen een paard met twee vleugels, gemaakt
van oude doeken. Hij zei: “Wat is dat daar in het midden?” Ze zei: “Een paard.” Hij zei: “En
wat zijn die dingen op het paard?” Ze zei: “Twee vleugels.” Hij zei: “Een paard met twee
vleugels?” ‘Aisha zei: “De Profeet lachte zijn kiezen bloot.” 12
ZEVENDE: Ook door ‘Aisha (radiallaahoe `anha) overgeleverd:
“Ze vertelde dat ze een keer op reis was met de Profeet (salallaahoe alayhie was sallem) terwijl
ze nog een jong meisje was. Ze zei: “Ik had geen overmatig lichaamsvlees, noch was mijn
lichaam groot.” De Profeet (salallaahoe alayhie was sallem) zei tegen zijn metgezellen: “Gaan
jullie voort!” Toen zij voort waren gegaan zei hij: “Kom ik zal tegen je rennen.” Toen
versloeg ik hem met rennen. Later, was ik ook op reis met hem en hij zei opnieuw tegen mij:
“Kom en ik zal met je rennen.” Ik was volledig het vorige voorval vergeten. Bovendien was ik
zwaarder geworden. Ik zei tegen hem: “Hoe kan ik met je rennen als ik in deze conditie ben?”
Hij zei: “Je zult met me rennen!” Dus rende ik met hem, en hij won de wedstrijd. Daarna
begon hij te lachen en zei: “Dit is voor die overwinning”.” 13
11 Al-Boechaarie, Moslim, e.a.
12 Aboe Dawoed, an-Nesaa’ie in al-Ishra
13 Al-Humaaidi, an-Nisaa’ee in al-Israh, aboe Dawoed, e.a.: Sahieh
ACHTSTE: Ook op gezag van ‘Aisha (radiallaahoe `anha) die zei:
“De Profeet (salallaahoe alayhie was sallem) werd nogal eens een glas melk gebracht, waarvan
ik dan eerst mocht drinken, ondanks dat ik menstrueerde. Dan nam hij het glas en dronk,
waarbij hij zijn mond op dezelfde plek deed als waar mijn mond was geweest. Andere keren
nam ik een stukje vlees waarvan ik at. Daarna nam hij het en deed zijn mond op dezelfde plek
als waar mijn mond was geweest.” 14
NEGENDE: Op gezag van Djaabir ibn ‘Abdillaah en Djaabir ibn ‘Omair, die beide
overleverden dat de Profeet (salallaahoe alayhie was sallem) had gezegd:
“Alle dingen waarin geen dzikr (herinnering) aan Allaah zit, zijn lichtzinnigheid,
gedachteloosheid (afwezig met je gedachten), en hoogmoedigheid in het gebed, behalve in vier
dingen: een man wanneer hij speelt met zijn vrouw, zijn paard traint, tussen twee mogelijke
doelen loopt, en een andere man leert zwemmen.” 15
14 Moslim, Ahmad, e.a.
15 An-Nisaa’ee in al-Ishrah, at-Tabarani, e.a