Etiquette van de smeekbede
Allah, de Verhevene, houdt ervan om gevraagd te worden en Hij moedigt dat aan in alle zaken. En Hij wordt boos op degene die Hem niet vraagt, en Hij roept Zijn dienaren op om Hem te vragen. Hij, de Verheven, zegt (interpretatie van de betekenis):
“En jullie Heer zei: “Roep Mij aan, dan geef ik gehoor aan jullie…”
(Soerat Ghaafir: 60)
De smeekbede (Doeʿaa&rsquo
is belangrijk in de Islam, in zoverre dat de Profeet (vrede zij met hem) zei: “De smeekbede is (het hart van) de aanbidding.”
(at-Tirmidhie, Aboe Daawoed, Ibn Maadjah
en Sahieh verklaard door Sheikh al-Albaanie)
Bij het verrichten van een smeekbede dient men de volgende zaken in acht te nemen:
1. Geloven in de Eenheid van Allah wat betreft Zijn Alleenrecht op aanbidding, Zijn Heerschappij en Zijn Namen en Eigenschappen. Het hart van degene die een smeekbede verricht, dient gevuld te worden met Tawhied. En om ervoor te zorgen dat Allah de smeekbede verhoort, is het belangrijk dat de persoon gehoor geeft aan zijn Heer door Hem te eerbiedigen en niet ongehoorzaam te zijn. Allah, de Verhevene, zegt (interpretatie van de betekenis):
“En wanneer Mijn dienaren jou (o Mohammed) over Mij vragen: “Voorwaar, Ik ben nabij. Ik verhoor de smeekbeden van de smekende wanneer hij Mij aanroept. Laat hen Mij daarom gehoorzamen en in Mij geloven, opdat zij geleid zullen worden.”
(Soerat al-Baqarah: 186)
2. Oprechtheid tegenover Allah in het verrichten van de smeekbede. Allah zegt (interpretatie van de betekenis):
“En zij werden uitsluitend opgedragen om niets anders dan (alleen) Allah te aanbidden…”
(Soerat al-Bayyinah: 5)
Smeekbede is aanbidding, zoals de Profeet (vrede zij met hem) te kennen heeft gegeven. Daarom is een zuivere toewijding (Ikhlaas) een voorwaarde voor de acceptatie van de smeekbede.
3. Allah aanroepen bij Zijn Schone Namen. Hij, de Verhevene, zegt (interpretatie van de betekenis):
“En aan Allah behoren de Schone Namen toe. Roep Hem daarmee aan, en verlaat degenen die (van de Waarheid) afwijken wat betreft Zijn Namen…”
(Soerat al-Acraaf: 180)
4. Voordat we Allah aanroepen moeten we Hem prijzen zoals het Hem betaamt, en de gebeden uitspreken over de Profeet. Fadaalah ibn ʿOebayd zei: “Terwijl de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) zat, kwam er een man binnen en ging het gebed verrichten. Daarna zei hij: “O Allah, vergeef mij en wees mij genadig.” De Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) zei: “Je bent te haastig geweest, o dienaar. Wanneer je het gebed hebt verricht en gaat zitten, prijs Allah (dan) zoals Hij het verdient om geprezen te worden, (en) spreek de gebeden over mij uit. Vervolgens roep je Hem aan.”
(at-Tirmidhie)
Volgens een andere versie zei hij (vrede zij met hem): “Wanneer iemand van jullie bidt, laat hem dan beginnen met het prijzen van Allah, laat hem vervolgens de gebeden uitspreken over de Profeet, en laat hem dan vragen wat hij wil.” Vervolgens bad er een andere man, en hij prees Allah en sprak de gebeden uit over de Profeet. De Profeet (vrede zij met hem) zei toen: “O dienaar, smeek en je zult verhoord worden.”
(at-Tirmidhie en Sahieh verklaard door Sheikh al-Albaanie)
Ook zei hij (vrede zij met hem): “Elke smeekbede wordt tegengehouden, totdat je de gebeden uitspreekt over de Profeet.”
(at-Tabaraanie en Sahieh verklaard door Sheikh al-Albaanie)
5. Je richten tot de Qiblah. cOmar ibn ul-Khattaab verhaalde: “Op de Dag van Badr keek de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) naar de polytheisten die duizend man sterk waren, terwijl zijn metgezellen driehonderd en negentien in aantal waren. Toen wendde de Profeet van Allah (vrede zij met hem) zich richting de Qiblah, strekte zijn handen uit en begon zijn Heer aan te roepen: “O Allah, schenk mij wat U mij hebt beloofd. O Allah, geef mij wat U mij hebt beloofd. O Allah, als dit groepje moslims bezwijkt, zult U niet aanbeden worden op aarde.” Hij (vrede zij met hem) bleef zijn Heer aanroepen terwijl zijn handen waren uitgestrekt en hij zich richtte naar de Qiblah, totdat zijn mantel van zijn schouders viel.”
(Moeslim)
Imam an-Nawawie zei: “Dit toont aan dat het aanbevolen is om je richting de Qiblah te wenden bij het verrichten van een smeekbede, en om de handen te heffen.”
(Sharh Moeslim)
6. Het heffen van de handen. De Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) zei: “Allah is Schaamtevol en Edel, het betaamt Hem daarom ook niet dat wanneer Zijn dienaar zijn handen tot Hem heft, dat Hij deze leeg terugstuurt.” (d.w.z. dat Hij de smeekbede niet verhoort).
(Ahmad)
De handpalmen moeten ter hemel worden gericht, op de wijze zoals een nederige bedelaar in afwachting is dat hem iets wordt gegeven. Maalik ibn Yasaar verhaalt dat de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) zei: “Wanneer je Allah vraagt, vraag hem middels de palmen van je handen, niet met de ruggen ervan.”
(Aboe Daawoed en Sahieh verklaard door Sheikh al-Albaanie)
Op de vraag of bij het heffen van de handen, de handen bij elkaar gehouden dienen te worden of dat er een opening tussen moet zijn, verklaarde Sheikh Ibn ul-cOethaymien dat de handen bij elkaar gehouden moeten worden. Hij zei: “Wat betreft het scheiden ervan en ze ver van elkaar afhouden, daar is geen grondslag voor in de Soennah of in de woorden van de geleerden.”
(Sharh ul-Moemtiʿ, boekdeel 4, blz. 25)