ejsnah
29-08-2018, 17:15
Afgelopen week kondigde de kersverse burgemeester van Amsterdam, Femke Halsema, aan dat ze niet langer gaat samenwerken met salafistische organisaties bij de aanpak van radicalisering onder moslimjongeren. Dit leidde tot de nodige kritiek, onder meer van hoogleraar recht Tom Zwart in Nieuwsuur. Die stelde dat intensieve samenwerking met salafistische organisaties juist zeer effectief is, omdat deze organisaties in hoog aanzien zouden staan bij jonge moslims en hen dus van jihadistisch en radicaal gedachtegoed kunnen afhouden.
Maar is het wel zo verstandig voor de overheid om in zee te gaan met fundamentalistische gelovigen? In het Midden-Oosten hebben ze daar behoorlijk wat ervaring mee opgedaan. De meeste regimes deden de afgelopen vijftig jaar verregaande handreikingen aan het religieuze establishment in de hoop daarmee de extremistischere elementen buitenspel te zetten. Het gevolg was dat er steeds religieuzere wetgeving werd doorgevoerd.
Natuurlijk verandert Nederland niet meteen in een tweede Saoedi-Arabië wanneer een gemeente besluit om aan tafel te gaan zitten met salafisten. Toch zou de overheid er verstandig aan doen om zich niet te veel in te laten met groeperingen die er fundamenteel andere overtuigingen op na houden wat betreft vrijheid van meningsuiting, gelijke rechten voor vrouwen en onze democratie. Bijvoorbeeld door niet samen met salafisten zitting te nemen in officiële samenwerkingsverbanden.
Het is namelijk een hellend vlak. Wanneer de overheid een beroep doet op salafistische organisaties, bijvoorbeeld voor hulp bij het signaleren van radicalisering of het opzetten van deradicaliseringsprogramma’s, dan is het niet geheel onlogisch dat die organisaties daar ook wat voor terug willen. In de vorm van erkenning, overheidssubsidie, of zelf invloed op gemeentelijk beleid. Daarmee werkt de overheid impliciet mee aan de legitimering en het verspreiden van de salafistische boodschap.
Salafisme is eerder onderdeel van het probleem dan dat het bijdraagt aan een oplossing. Het merendeel van de Syrië-gangers heeft direct of indirect een connectie met het salafisme. Of ze bezochten salafistische moskeeën, of ze volgden lessen bij salafistische geestelijken. Dat wil niet zeggen dat salafistische imams actief de jihad promoten, maar helemaal toevallig is het ook weer niet.
Maar bovenal begeeft de seculiere overheid zich op glad ijs. Indien ze zich gaat bemoeien met theologische aangelegenheden, komt de scheiding tussen moskee en staat onder druk te staan. De overheid kan zich beter concentreren op het oplossen van sociale, economische en psychologische problematiek onder jongeren, omdat dit veel effectiever is in de bestrijding van radicalisering dan het subsidiëren van een verdiepend salafistisch lesprogramma.
meer lezen:
http://https://www.nrc.nl/nieuws/2018/08/28/deur-dicht-voor-salafist-goed-besluit-halsema-a1614511
Maar is het wel zo verstandig voor de overheid om in zee te gaan met fundamentalistische gelovigen? In het Midden-Oosten hebben ze daar behoorlijk wat ervaring mee opgedaan. De meeste regimes deden de afgelopen vijftig jaar verregaande handreikingen aan het religieuze establishment in de hoop daarmee de extremistischere elementen buitenspel te zetten. Het gevolg was dat er steeds religieuzere wetgeving werd doorgevoerd.
Natuurlijk verandert Nederland niet meteen in een tweede Saoedi-Arabië wanneer een gemeente besluit om aan tafel te gaan zitten met salafisten. Toch zou de overheid er verstandig aan doen om zich niet te veel in te laten met groeperingen die er fundamenteel andere overtuigingen op na houden wat betreft vrijheid van meningsuiting, gelijke rechten voor vrouwen en onze democratie. Bijvoorbeeld door niet samen met salafisten zitting te nemen in officiële samenwerkingsverbanden.
Het is namelijk een hellend vlak. Wanneer de overheid een beroep doet op salafistische organisaties, bijvoorbeeld voor hulp bij het signaleren van radicalisering of het opzetten van deradicaliseringsprogramma’s, dan is het niet geheel onlogisch dat die organisaties daar ook wat voor terug willen. In de vorm van erkenning, overheidssubsidie, of zelf invloed op gemeentelijk beleid. Daarmee werkt de overheid impliciet mee aan de legitimering en het verspreiden van de salafistische boodschap.
Salafisme is eerder onderdeel van het probleem dan dat het bijdraagt aan een oplossing. Het merendeel van de Syrië-gangers heeft direct of indirect een connectie met het salafisme. Of ze bezochten salafistische moskeeën, of ze volgden lessen bij salafistische geestelijken. Dat wil niet zeggen dat salafistische imams actief de jihad promoten, maar helemaal toevallig is het ook weer niet.
Maar bovenal begeeft de seculiere overheid zich op glad ijs. Indien ze zich gaat bemoeien met theologische aangelegenheden, komt de scheiding tussen moskee en staat onder druk te staan. De overheid kan zich beter concentreren op het oplossen van sociale, economische en psychologische problematiek onder jongeren, omdat dit veel effectiever is in de bestrijding van radicalisering dan het subsidiëren van een verdiepend salafistisch lesprogramma.
meer lezen:
http://https://www.nrc.nl/nieuws/2018/08/28/deur-dicht-voor-salafist-goed-besluit-halsema-a1614511