BARBARIAN
07-05-2005, 19:33
Terwijl de Verenigde Staten slag leveren om de olievoorraden in de Golfregio en Irak economisch proberen in te lijven, draagt Nederland bij aan de bezettingsmacht uit humanitaire overwegingen. Althans, dat zegt het kabinet. Maar waarom zou Nederland niet ook gewoon uit economische en geopolitieke motieven handelen?
Als ze ontevreden waren geweest over de kwaliteit van ons product, had ik het verbreken van alle contacten kunnen billijken. Maar het ministerie van Gezondheid in Bagdad was juist zeer te spreken over de relatie. We ontvingen tientallen brieven van enthousiaste consumenten. Dan is het erg bitter als de politiek ons in de wielen rijdt’. De druiven waren zuur voor koekjesfabrikant Pally in Nieuwegein toen het regime van Saddam Hoessein de relaties verbrak, begin 2001. Grote boosdoener was de Nederlandse regering die een Amerikaans bombardement bij Bagdad in februari van dat jaar niet wilde veroordelen, verklaarde een boze vertegenwoordiger van Pally tegenover het Algemeen Dagblad. Daarmee verloor de fabrikant een goede klant. De Irakese koekjesmonsters bestelden in anderhalf jaar tijd maar liefst 1500 ton van de deegwaar.
Blijkbaar wogen de belangen van de vaderlandse koekjesindustrie niet zwaar genoeg om het Nederlandse beleid ten aanzien van Irak te beïnvloeden. Het bombardement op Bagdad was slechts het voorspel voor wat volgen zou. Ruim een jaar later vielen de Verenigde Staten en Groot-Brittannië Irak binnen. Nederland gaf politieke steun. Sinds de val van Saddam Hoessein levert het kabinet Balkenende II troepen die de orde moeten handhaven in Irak. De koekjes mogen dan een bizar voorbeeld zijn, het is een breed gedeelde opvatting dat de houding van landen rond de kwestie Irak in ieder geval ten dele werd ingegeven door economische en geopolitieke belangen.
De aanval van de Verenigde Staten en Groot-Brittannië zou alles te maken hebben met de wens om controle te verkrijgen over de olievoorraden in de Golfregio. En Amerikaanse bedrijven stonden te springen om in een bevrijd Irak aan de slag te kunnen met de lucratieve wederopbouw. Omgekeerd is het verzet van de Franse, Duitse en Russische regeringen tegen de oorlog terug te voeren op de uitstekende economische relaties die deze landen hadden met het Irak van Saddam Hoessein. Gek genoeg wordt de Nederlandse bijdrage aan de oorlog zelden verklaard aan de hand van economische of politieke belangen.
Idealisten en realisten
Ons land draagt uit humanitaire overwegingen bij aan de wederopbouw van Irak, klinkt het in kabinetskringen. Maar als Nederland zich in zijn buitenlandse politiek daadwerkelijk zou laten leiden door zulke bewonderenswaardige motieven, waarom zag het dan tientallen jaren lang de wreedheden van het Irakese regime door de vingers? Maar ook de verklaring van de linkse oppositie, dat de regering er plezier in schept het schoothondje van Amerika te spelen, overtuigt niet. Nederland zal toch niet werkelijk zo naïef zijn?
Zowel de verwijzing naar edele motieven als het schoothondjesverwijt zijn opvattingen die voortkomen uit wat in de leer van de internationale betrekkingen de idealistische visie op de wereldpolitiek wordt genoemd. Daarin zijn morele keuzen, het internationale recht en instituties als de Verenigde Naties van grote invloed op het handelen van staten.
Lijnrecht hiertegenover staat de realistische visie, die zowel onder conservatieven als marxisten (zij het in een andere vorm) veel aanhang heeft. Realisten geloven niet in goede bedoelingen en hogere waarden in de internationale politiek. Staten streven volgens hen naar het vergroten van hun macht en het veiligstellen van hun politieke en economische belangen. Niet voor niets zijn het de neoconservatieven in de Amerikaanse regering die in hun discussiestukken geen doekjes winden om de daadwerkelijke redenen voor de aanval op Irak. Het gaat hen om het controleren van de olievoorraden, en het vergroten van de Amerikaanse invloedssfeer in het Midden-Oosten.
Een blik op de Nederlandse omgang met Irak gedurende de afgelopen decennia leert dat de idealistische visie allerminst de rode draad was in de buitenlandse politiek. Diplomatieke en humanitaire overwegingen botsten veelvuldig met economische belangen, waarbij de eerste niet zelden aan het kortste eind trokken, zo blijkt onder andere uit een reconstructie van NRC Handelsblad van vijftien jaar Nederlands-Irakese betrekkingen.
Bloederige handen
Nederlandse bedrijven exporteerden in de jaren zeventig voor enkele honderden miljoenen guldens per jaar naar Irak. En dat kon nog veel meer worden, dachten veel ondernemers. Kort nadat Saddam Hoessein in 1979 president werd, stuurde het Nederlandse kabinet een zware handelsmissie naar Irak. Bij terugkeer verklaarde landbouwminister Van der Stee dat er in Irak ‘voor miljarden guldens aan mogelijkheden’ lagen. Maar de vriendschappelijke relatie van Nederland met Israël, de aartsvijand van Irak, gooide roet in het eten. Om de ergernissen weg te nemen reisde toenmalig D66-kamerlid en de huidige minister van Economische Zaken Brinkhorst naar Bagdad. De oorlog tussen Irak en Iran die kort daarna uitbrak zou echter alles veranderen.
Hoewel Nederland aanvankelijk, net als de Verenigde Staten en andere Europese landen, het wrede regime van Hoessein steunde in zijn strijd tegen het fundamentalistische Iran, besloot het kabinet al snel de wapenexport naar beide landen te verbieden. Desondanks maakte jaren later een speciale commissie van de VN bekend dat de bedrijven KSB in Terneuzen en Melchemie in Arnhem chemicaliën leverden aan Irak ten behoeve van het vervaardigen van gifgassen. Ook de interesse van andere takken van het bedrijfsleven verminderde niet. In 1981 waren 37 Nederlandse bedrijven aanwezig op de internationale handelsbeurs 'Bagdad Fair'.
Na enkele jaren golfoorlog droogden de financiële middelen van de Irakezen op en daalde de Nederlandse export naar het land. Doordat betalingen soms lang op zich lieten wachten of helemaal achterwege bleven, liep de interesse van het bedrijfsleven in Irak terug. Wel sloot Frits Bolkestein in 1983 als hoofd van een Nederlandse handelsmissie nog een handelsovereenkomst met Irak. Een gelegenheid waarbij hij handjes schudde met Saddam Hoessein. Dat aan die handen bloed kleefde vormde voor de latere VVD-leider en eurocommissaris geen probleem. ‘Mijn stelling is altijd geweest dat de mensenrechtensituatie in een land niet wordt verbeterd door het verbieden van handel. Integendeel. De economische ontwikkeling stimuleert juist de ontwikkeling van mensenrechten.’
Niets bleek minder waar. In maart 1984 bevestigde de VN het gebruik van gifgassen door Irak in de oorlog met Iran. De massale slachtpartijen die het regime al jaren eerder had aangericht onder Koerden, communisten en andere politieke tegenstanders waren toen reeds lang bekend. Maar echte kritiek op Irak zou Nederland pas jaren geven, eind jaren tachtig. Toen waren er nauwelijks nog bedrijven actief in Irak. Veel viel er niet meer te verdienen in het land dat door de jarenlange oorlog aan de grond zat. ‘Die grote sommen oliegeld die Irak te besteden had bleken luchtkastelen’, gaf Bolkestein later toe.
In 1990 steunde Nederland de aanval door de geallieerden op Irak, dat de olierijke buurstaat Koeweit bezet had. Daarbij vochten de geallieerde troepen tegen hun eigen wapens. Amerikaanse troepen troffen bij hun inval in Irak Nederlandse nachtkijkers aan, geleverd door Delft Instruments. Andere wapens waren afkomstig uit Rusland, de Verenigde Staten, Frankrijk en Duitsland. Bedrijven uit dat laatste land zorgden ervoor dat Irakese Scud-raketten een grotere reikwijdte kregen, tot in Israël. Ook leverden Duitse wetenschappers een belangrijke bijdrage aan het Irakese kernwapenprogramma.
Als ze ontevreden waren geweest over de kwaliteit van ons product, had ik het verbreken van alle contacten kunnen billijken. Maar het ministerie van Gezondheid in Bagdad was juist zeer te spreken over de relatie. We ontvingen tientallen brieven van enthousiaste consumenten. Dan is het erg bitter als de politiek ons in de wielen rijdt’. De druiven waren zuur voor koekjesfabrikant Pally in Nieuwegein toen het regime van Saddam Hoessein de relaties verbrak, begin 2001. Grote boosdoener was de Nederlandse regering die een Amerikaans bombardement bij Bagdad in februari van dat jaar niet wilde veroordelen, verklaarde een boze vertegenwoordiger van Pally tegenover het Algemeen Dagblad. Daarmee verloor de fabrikant een goede klant. De Irakese koekjesmonsters bestelden in anderhalf jaar tijd maar liefst 1500 ton van de deegwaar.
Blijkbaar wogen de belangen van de vaderlandse koekjesindustrie niet zwaar genoeg om het Nederlandse beleid ten aanzien van Irak te beïnvloeden. Het bombardement op Bagdad was slechts het voorspel voor wat volgen zou. Ruim een jaar later vielen de Verenigde Staten en Groot-Brittannië Irak binnen. Nederland gaf politieke steun. Sinds de val van Saddam Hoessein levert het kabinet Balkenende II troepen die de orde moeten handhaven in Irak. De koekjes mogen dan een bizar voorbeeld zijn, het is een breed gedeelde opvatting dat de houding van landen rond de kwestie Irak in ieder geval ten dele werd ingegeven door economische en geopolitieke belangen.
De aanval van de Verenigde Staten en Groot-Brittannië zou alles te maken hebben met de wens om controle te verkrijgen over de olievoorraden in de Golfregio. En Amerikaanse bedrijven stonden te springen om in een bevrijd Irak aan de slag te kunnen met de lucratieve wederopbouw. Omgekeerd is het verzet van de Franse, Duitse en Russische regeringen tegen de oorlog terug te voeren op de uitstekende economische relaties die deze landen hadden met het Irak van Saddam Hoessein. Gek genoeg wordt de Nederlandse bijdrage aan de oorlog zelden verklaard aan de hand van economische of politieke belangen.
Idealisten en realisten
Ons land draagt uit humanitaire overwegingen bij aan de wederopbouw van Irak, klinkt het in kabinetskringen. Maar als Nederland zich in zijn buitenlandse politiek daadwerkelijk zou laten leiden door zulke bewonderenswaardige motieven, waarom zag het dan tientallen jaren lang de wreedheden van het Irakese regime door de vingers? Maar ook de verklaring van de linkse oppositie, dat de regering er plezier in schept het schoothondje van Amerika te spelen, overtuigt niet. Nederland zal toch niet werkelijk zo naïef zijn?
Zowel de verwijzing naar edele motieven als het schoothondjesverwijt zijn opvattingen die voortkomen uit wat in de leer van de internationale betrekkingen de idealistische visie op de wereldpolitiek wordt genoemd. Daarin zijn morele keuzen, het internationale recht en instituties als de Verenigde Naties van grote invloed op het handelen van staten.
Lijnrecht hiertegenover staat de realistische visie, die zowel onder conservatieven als marxisten (zij het in een andere vorm) veel aanhang heeft. Realisten geloven niet in goede bedoelingen en hogere waarden in de internationale politiek. Staten streven volgens hen naar het vergroten van hun macht en het veiligstellen van hun politieke en economische belangen. Niet voor niets zijn het de neoconservatieven in de Amerikaanse regering die in hun discussiestukken geen doekjes winden om de daadwerkelijke redenen voor de aanval op Irak. Het gaat hen om het controleren van de olievoorraden, en het vergroten van de Amerikaanse invloedssfeer in het Midden-Oosten.
Een blik op de Nederlandse omgang met Irak gedurende de afgelopen decennia leert dat de idealistische visie allerminst de rode draad was in de buitenlandse politiek. Diplomatieke en humanitaire overwegingen botsten veelvuldig met economische belangen, waarbij de eerste niet zelden aan het kortste eind trokken, zo blijkt onder andere uit een reconstructie van NRC Handelsblad van vijftien jaar Nederlands-Irakese betrekkingen.
Bloederige handen
Nederlandse bedrijven exporteerden in de jaren zeventig voor enkele honderden miljoenen guldens per jaar naar Irak. En dat kon nog veel meer worden, dachten veel ondernemers. Kort nadat Saddam Hoessein in 1979 president werd, stuurde het Nederlandse kabinet een zware handelsmissie naar Irak. Bij terugkeer verklaarde landbouwminister Van der Stee dat er in Irak ‘voor miljarden guldens aan mogelijkheden’ lagen. Maar de vriendschappelijke relatie van Nederland met Israël, de aartsvijand van Irak, gooide roet in het eten. Om de ergernissen weg te nemen reisde toenmalig D66-kamerlid en de huidige minister van Economische Zaken Brinkhorst naar Bagdad. De oorlog tussen Irak en Iran die kort daarna uitbrak zou echter alles veranderen.
Hoewel Nederland aanvankelijk, net als de Verenigde Staten en andere Europese landen, het wrede regime van Hoessein steunde in zijn strijd tegen het fundamentalistische Iran, besloot het kabinet al snel de wapenexport naar beide landen te verbieden. Desondanks maakte jaren later een speciale commissie van de VN bekend dat de bedrijven KSB in Terneuzen en Melchemie in Arnhem chemicaliën leverden aan Irak ten behoeve van het vervaardigen van gifgassen. Ook de interesse van andere takken van het bedrijfsleven verminderde niet. In 1981 waren 37 Nederlandse bedrijven aanwezig op de internationale handelsbeurs 'Bagdad Fair'.
Na enkele jaren golfoorlog droogden de financiële middelen van de Irakezen op en daalde de Nederlandse export naar het land. Doordat betalingen soms lang op zich lieten wachten of helemaal achterwege bleven, liep de interesse van het bedrijfsleven in Irak terug. Wel sloot Frits Bolkestein in 1983 als hoofd van een Nederlandse handelsmissie nog een handelsovereenkomst met Irak. Een gelegenheid waarbij hij handjes schudde met Saddam Hoessein. Dat aan die handen bloed kleefde vormde voor de latere VVD-leider en eurocommissaris geen probleem. ‘Mijn stelling is altijd geweest dat de mensenrechtensituatie in een land niet wordt verbeterd door het verbieden van handel. Integendeel. De economische ontwikkeling stimuleert juist de ontwikkeling van mensenrechten.’
Niets bleek minder waar. In maart 1984 bevestigde de VN het gebruik van gifgassen door Irak in de oorlog met Iran. De massale slachtpartijen die het regime al jaren eerder had aangericht onder Koerden, communisten en andere politieke tegenstanders waren toen reeds lang bekend. Maar echte kritiek op Irak zou Nederland pas jaren geven, eind jaren tachtig. Toen waren er nauwelijks nog bedrijven actief in Irak. Veel viel er niet meer te verdienen in het land dat door de jarenlange oorlog aan de grond zat. ‘Die grote sommen oliegeld die Irak te besteden had bleken luchtkastelen’, gaf Bolkestein later toe.
In 1990 steunde Nederland de aanval door de geallieerden op Irak, dat de olierijke buurstaat Koeweit bezet had. Daarbij vochten de geallieerde troepen tegen hun eigen wapens. Amerikaanse troepen troffen bij hun inval in Irak Nederlandse nachtkijkers aan, geleverd door Delft Instruments. Andere wapens waren afkomstig uit Rusland, de Verenigde Staten, Frankrijk en Duitsland. Bedrijven uit dat laatste land zorgden ervoor dat Irakese Scud-raketten een grotere reikwijdte kregen, tot in Israël. Ook leverden Duitse wetenschappers een belangrijke bijdrage aan het Irakese kernwapenprogramma.