Bekijk volle/desktop versie : Defensie onder Hennis: niet meer dan een herstelkrijgsmacht



07-12-2016, 10:04
Het kabinet-Rutte 2 nadert zijn einde. De verkiezingsstrijd is begonnen, maar het is ook de tijd van terugblikken op de bereikte resultaten van de liberaal/sociaal-democratische coalitie. Hoe staat de krijgsmacht ervoor na vier jaar Hennis?

Voor Defensie waren het vier woelige jaren. De eerste vrouwelijke minister van Defensie, Jeannine Hennis, werd geconfronteerd met achterstallig onderhoud van de krijgsmacht; met verscheidene schandalen, zoals de Chroom-6-verfproblematiek; en met uitdagingen omtrent de aanschaf van het nieuwe jachtvliegtuig F-35. De toegenomen spanningen in de wereld – voor Nederland met de MH17-ramp zeer tastbaar – leidden tot een keerpunt voor de defensiebegroting. Vanaf 2014 is sprake van een licht stijgend budget. Wat is bereikt en hoe duurzaam is het herstel? En welke uitdagingen zijn er voor een nieuw kabinet?

De JSF-aanschaf
Het kortstondige kabinet-Rutte 1 (2010-2012) bezuinigde een miljard op Defensie – aanleiding voor toenmalig minister van Defensie Hans Hillen om te stellen “dat Nederland voor zijn veiligheid onderverzekerd dreigt te raken”.[1] Hillens publicitaire offensief maakte weinig indruk op de Haagse politiek en evenmin op de publieke opinie. In de zomer van 2012 vond bijna 60% van de kiesgerechtigden dat de defensie-uitgaven verder omlaag konden.[2]

Het wekte dan ook geen verwondering dat het kabinet-Rutte 2, geformeerd in het najaar van 2012, besloot om vanaf 2014 nog eens een kwart miljard euro per jaar op de Nederlandse krijgsmacht te bezuinigen. Voor de nieuwe minister van Defensie, Jeannine Hennis-Plasschaert, was het een weinig aantrekkelijke start. De krijgsmacht had door snellere slijtage van materieel en hoger verbruik van munitie tijdens de inzet in Uruzgan, in combinatie met het verlaagde budget, achterstand opgelopen bij het onderhoud en op de aanvulling van voorraden. Nu dreigde een ‘achterstand op de achterstand’ te ontstaan.

Bovendien zou de aanschaf van de opvolger van de F-16 een groot beslag leggen op het investeringsbudget. Het Regeerakkoord VVD-PvdA stelde op dit punt: “De oorspronkelijke voornemens met betrekking tot de vervanging van de F-16 zijn niet uitvoerbaar zonder aanpassing hiervan of herprioritering binnen het totale Defensiebudget.”[3] De Algemene Rekenkamer kreeg opdracht de financiële problematiek van de vervanging van de F-16 en de informatievoorziening daarover te onderzoeken. Om de aanschaf van het nieuwe jachtvliegtuig van een breder kader te voorzien, moest de minister van Defensie “een visie op de krijgsmacht van de toekomst” ontwikkelen, waarbij het Regeerakkoord nadrukkelijk vermeldde: “uitgaande van het beschikbare budget”.[4]

Bij de formatie van het kabinet-Rutte 2 had demissionair minister Hillen verklaard dat binnen de huidige reservering van 4,5 miljard euro in het meerjarenbudget de aanschaf van 56 Joint Strike Fighter (F-35)-toestellen onmogelijk zou zijn.[5] Het nieuwe kabinet legde Defensie aan banden, vooral ook nadat Hillen erop had gewezen dat de exploitatiekosten van de F-35 aanzienlijk hoger zouden zijn dan van de F-16. Rutte-2 stelde een plafond van 4,5 miljard euro voor de aanschaf van de vervanger van de F-16 vast. Bovendien mocht het exploitatiebudget niet hoger uitvallen dan voor de F-16. Daarmee was in feite het doek gevallen. De F-35 zou worden aangeschaft, maar het aantal toestellen werd (verder) beperkt. In september 2013 kondigde minister Hennis de aanschaf van 37 F-35s aan, ruwweg de helft van het aantal resterende F-16s, te weten 68.

De PvdA had in feite ingestemd bij de kabinetsformatie. Alleen de pijnlijke draai van de Tweede-Kamerfractie moest nog plaatsvinden. In de zomer van 2012 – de sociaal-democraten zaten toen in de oppositie – had een kamermeerderheid nog de motie van PvdA-defensiespecialist Angelien Eijsink tegen de aanschaf van de JSF/F-35 gesteund. Bij de behandeling van het aanschafvoorstel van minister Hennis in november 2013 kon Eijsink nog slechts een aantal extra toezeggingen afdwingen, onder meer wat betreft compensaties bij mogelijke geluidsoverlast van de F-35. Ook de PvdA-fractie stemde in met de aanschaf van de F-35 na dertien uur parlementair debat.[6] Het belangrijkste investeringsbesluit voor de Nederlandse krijgsmacht onder minister Hennis was een feit.[7]

De uitgeholde krijgsmacht

Het voorstel tot aanschaf van de F-35 was ingebed in de nota ‘In het belang van Nederland’, die minister Hennis in september 2013 naar het parlement stuurde.[8] Het woord ‘visie’, genoemd in het Regeerakkoord, ontbrak en dat leek symbolisch. De toekomstige krijgsmacht bleef dezelfde als aangekondigd onder minister Hillen: een alleskunner met een verlaagd ambitieniveau. Hennis kwam met nieuwe termen, zoals basis- en nichecapaciteiten en vermeed het begrip ‘veelzijdige krijgsmacht’.

In essentie bleef de doelstelling onveranderd: de krijgsmacht moest in staat blijven alle types van missies uit te voeren. Gezien de beperkte financiële middelen zou dit alleen mogelijk zijn door in te boeten op de inzetduur, terug te vinden in de volgende kernzin in de nota: “In feite kiest Defensie ervoor om niet zozeer de samenstelling als wel het voortzettingsvermogen van de capaciteiten te beperken.”[9] Op die wijze zouden het (verlaagde) ambitieniveau en de beschikbare financiële middelen weer in evenwicht worden gebracht of – in de taal van de nota – om operationele én financiële duurzaamheid voor de krijgsmacht te verwezenlijken.

Het oordeel van de Algemene Rekenkamer
De Algemene Rekenkamer (AR) meende evenwel dat de nota hierin tekort schoot. In de beoordeling van ‘In het belang van Nederland’ oordeelde de AR weliswaar positief over de maatregelen om de krijgsmacht weer in evenwicht te brengen met het beschikbare budget, maar stelde tevens: “Dat wil echter nog niet zeggen dat de balans weer is hersteld. De werkelijkheid is nog rauwer dan uit de nota blijkt. Ook met de maatregelen uit de nota is nog steeds sprake van een kloof tussen de (verlaagde) ambitie en de capaciteiten van de krijgsmacht, waardoor ook in de toekomst voortdurend concessies gedaan zullen moeten worden aan de uitvoering van de taken of aan de getraindheid.”[10]

De realiteit zou inderdaad veel rauwer blijken. De beperkingen op de inzetbaarheid van de krijgsmacht bleven Hennis tot het laatste jaar van het kabinet-Rutte 2 achtervolgen. Voor de populaire pers was het aanleiding uit te halen met krantenkoppen over ‘pang’ roepende soldaten bij gebrek aan oefenmunitie. De minister zelf wond er geen doekjes om: in een reeks van rapportages over de inzetbaarheidsdoelstellingen wees zij erop dat de krijgsmacht beperkingen bleef hebben.

Het oordeel van de NAVO
Ook stuurde zij als een van de weinige ministers van Defensie een NAVO-beoordeling van de (Nederlandse) defensie-inspanningen naar de Tweede Kamer. De tekst loog er niet om. De NAVO oordeelde vooral vernietigend over het gebrek aan inzetbaarheid van de landmacht en concludeerde: “Configuring the Netherlands Armed Forces to meet the significant challenges of the new security environment, with its increased demands on readiness, responsiveness , and resilience, without sustained, predictable increases in defence expenditures in real terms, will be an almost impossible task.”


http://https://www.internationalespectator.nl/article/defensie-onder-hennis-niet-meer-dan-een-herstelkrijgsmacht

07-12-2016, 10:38


Pang pang pang