Edelmoedig
26-11-2016, 22:23
Fidel wordt geboren in 1926 in het oosten van het land, als derde oudste van zeven kinderen. Zijn vader is een arme Spaanse immigrant die zich wist op te werken tot grootgrondbezitter, maar die steeds bescheiden was gebleven. Hij betaalt zelf een onderwijzeres om les te geven aan zijn kinderen en die van zijn landarbeiders, in een klein schooltje op de haciënda. Zo groeit de kleine Fidel op tussen kinderen van arme landarbeiders. Velen van hen zijn haveloze Haïtiaanse immigranten.
Fidel is een hyperactief haantje-de-voorste en een echte bengel. Hij is heel sportief maar ook leergierig. Hij wil graag verder studeren. Zo belandt hij van op de boerenbuiten via de stad Santiago de Cuba in het prestigieuze jezuïetencollege in de hoofdstad Havana.
De jezuïeten stimuleren zelfstandig denken maar ook gehoorzaamheid, persoonlijke waardigheid, ondernemingszin en doorzettingsvermogen, openheid en moed, bereidheid om offers te brengen en risico’s te nemen. De rede staat hoger dan het gevoel, welbespraaktheid hoger dan genot en bezit. Dat waardepatroon laat zijn sporen na bij de jonge Fidel. Zijn grote held is Don Quichote. Ook dat zal zijn levensloop mee bepalen.
“We twijfelen er niet aan dat hij zijn levensboek met briljante bladzijden zal vullen. Fidel is uit het goede hout gesneden en heeft de capaciteit om het te maken.” Uittreksel uit het laatste schoolrapport van Fidel.
Student en rebel
Fidel gaat rechten studeren in Havana. Hij wordt al snel actief in het zeer gepolitiseerde studentenleven en neemt het voortouw in protestacties, waar hij zich ontpopt tot een radicale studentleider. Tussendoor verdiept hij zich in politieke literatuur en leert o.a. de werken van Marx en Engels kennen. Toch wordt hij geen lid van de communistische partij, maar kiest voor de Ortodoxos, een radicale anticorruptiepartij. Met de communisten onderhoudt hij wel goede contacten.
Als hij eenentwintig is, neemt hij deel aan een guerrillacampagne vanuit Cuba om de dictatuur in de Dominicaanse Republiek omver te werpen. Het opzet mislukt en de actie wordt vroegtijdig afgeblazen. Een jaar later in april 1948 is hij toevallig aanwezig als een gewapende opstand tegen het regime uitbreekt in Colombia. Hij kiest kant voor het volk. De rebellie mislukt en Fidel kan op het nippertje ontkomen.
Uit die gebeurtenissen trekt hij een aantal belangrijke lessen. Hij heeft het enorme revolutionaire potentieel van grote volksmassa’s gezien: met een stevige leiding hadden ze binnen enkele uren de macht kunnen veroveren en hadden de plunderingen en het nutteloze bloedvergieten vermeden kunnen worden. Die leiding was er echter niet. Door zijn heldhaftige optreden haalde Fidel wel de frontpagina’s in Cuba en groeit zijn prestige zienderogen.
Aan de universiteit leert hij Myrta Díaz Balart kennen, een filosofiestudente uit een rijke familie met belangrijke politieke connecties. Ze trouwen. Ongeveer een jaar later wordt hun zoontje Fidelito geboren.
Als Fidel afstudeert heeft hij alle troeven in handen om een succesvolle advocaat te worden, maar zijn ambitie ligt elders. Hij ziet zijn advocatenpraktijk als een noodzakelijke bron van inkomsten om zijn politieke project te realiseren. Hij gooit zich ook in de electorale strijd voor de Ortodoxos-partij. Hij wil een zitje bemachtigen in het parlement, om van daaruit een revolutionair programma te lanceren, het volk te mobiliseren tot gewapende actie en om de onrechtvaardige orde van de Cubaanse feodale elite omver te werpen.
In de cladestiniteit
Het leger strooit echter roet in het eten. Op 10 maart 1952, vlak voor de verkiezingen, pleegt generaal Batista een staatsgreep. Hiermee is de democratische weg voor Fidel afgesloten. Hij begint een clandestiene beweging uit te bouwen met ongeveer twaalfhonderd vooral jonge mensen uit de lagere sociale klassen. Het plan is om twee kazernes te bestormen en dan de bevolking via de radio op te roepen om de rebellen te steunen en de macht over te nemen.
Die aanval op de Moncadakazerne in Santiago de Cuba vindt plaats op 26 juli 1953, maar het loopt mis. De meeste rebellen worden brutaal afgeslacht, slechts enkelen kunnen ontsnappen. Fidel, zijn broer Raúl en enkele anderen, worden enkele dagen later gevat en berecht. Alle mogelijke progressieve krachten worden door het regime mee aangeklaagd voor de aanval, de communisten incluis. Fidel neemt echter de volle verantwoordelijkheid.
Bovendien slaagt hij erin de militaire nederlaag om te smeden tot een politieke overwinning. Zijn verdedigingsspeech op het proces is in feite zijn programma voor een nieuwe en rechtvaardige maatschappij. Hij slaagt erin de speech buiten te smokkelen en op zijn vraag wordt hij op duizenden exemplaren clandestien verspreid onder de bevolking met als titel ‘De geschiedenis zal me vrijspreken’. Het is een echt keerpunt. Fidel en de beweging worden definitief op de politieke kaart gezet. .
Fidel gebruikt de gevangenis om zijn mensen te consolideren en te scholen. Bij de bevolking stijgt zijn populariteit. Fidel zelf wordt intussen persoonlijk onder druk gezet. De oom van zijn vrouw Myrta is minister van binnenlandse zaken van de dictatuur. Hij stopt zijn nichtje af en toe wat centen toe ‘om haar te helpen’. Intussen verspreidt hij het nieuws dat de vrouw van Fidel betaald wordt door het regime. Fidel staat voor een verscheurende keuze. Om de morele doodslag van de revolutionaire beweging te voorkomen moet hij afstand nemen van zijn vrouw.
De beweging van Fidel is intussen omgedoopt tot ‘beweging van de 26 juli’. In het begin van 1955 lanceert die een pro-amnestie campagne. De dictator ziet zich verplicht om onder druk van de bevolking Fidel en zijn medegevangenen enkele maanden later vrij te laten. In Cuba zijn Fidel en zijn voormalige medegevangenen uiteraard niet veilig. Daarom besluit Fidel om naar Mexico te trekken om vandaar de strijd voor te bereiden.
“Alle wegen tot ongewapende strijd zijn afgesloten. Als volgeling van José Martí[i] denk ik dat het uur gekomen is om het recht in handen te nemen in plaats van erom te vragen, het af te dwingen in plaats van erom te bedelen. Het geduld van Cuba heeft zijn grenzen. Ik zal ergens in de Caraïben verblijven. Van een reis als deze keer je niet terug, tenzij met het hoofd van de dictatuur aan mijn voeten.”
Uit zijn afscheidsbrief aan de pers voor zijn afreis naar Mexico
In Mexico ontmoet Fidel onder meer de Argentijnse arts Ernesto Guevara. Ze vinden mekaar in hun sociale aspiraties voor een rechtvaardiger maatschappij en worden vrienden voor het leven. Ernesto Guevara – die door zijn vrienden ‘Che’ wordt genoemd, naar het Argentijnse stopwoordje dat hij voortdurend gebruikt - sluit zich aan bij de rebellengroep.
De rebellen worden goed opgeleid. Overdag krijgen de toekomstige guerrillero’s militaire training, ’s avonds bestuderen ze revolutionaire literatuur en houden ze politieke discussies. Ze bereiden zich voor op een langdurige guerrillaopstand in de bergen in Cuba, ondersteund door het clandestien verzet in de steden, met de bedoeling het leger uit te schakelen.
Fidel is een hyperactief haantje-de-voorste en een echte bengel. Hij is heel sportief maar ook leergierig. Hij wil graag verder studeren. Zo belandt hij van op de boerenbuiten via de stad Santiago de Cuba in het prestigieuze jezuïetencollege in de hoofdstad Havana.
De jezuïeten stimuleren zelfstandig denken maar ook gehoorzaamheid, persoonlijke waardigheid, ondernemingszin en doorzettingsvermogen, openheid en moed, bereidheid om offers te brengen en risico’s te nemen. De rede staat hoger dan het gevoel, welbespraaktheid hoger dan genot en bezit. Dat waardepatroon laat zijn sporen na bij de jonge Fidel. Zijn grote held is Don Quichote. Ook dat zal zijn levensloop mee bepalen.
“We twijfelen er niet aan dat hij zijn levensboek met briljante bladzijden zal vullen. Fidel is uit het goede hout gesneden en heeft de capaciteit om het te maken.” Uittreksel uit het laatste schoolrapport van Fidel.
Student en rebel
Fidel gaat rechten studeren in Havana. Hij wordt al snel actief in het zeer gepolitiseerde studentenleven en neemt het voortouw in protestacties, waar hij zich ontpopt tot een radicale studentleider. Tussendoor verdiept hij zich in politieke literatuur en leert o.a. de werken van Marx en Engels kennen. Toch wordt hij geen lid van de communistische partij, maar kiest voor de Ortodoxos, een radicale anticorruptiepartij. Met de communisten onderhoudt hij wel goede contacten.
Als hij eenentwintig is, neemt hij deel aan een guerrillacampagne vanuit Cuba om de dictatuur in de Dominicaanse Republiek omver te werpen. Het opzet mislukt en de actie wordt vroegtijdig afgeblazen. Een jaar later in april 1948 is hij toevallig aanwezig als een gewapende opstand tegen het regime uitbreekt in Colombia. Hij kiest kant voor het volk. De rebellie mislukt en Fidel kan op het nippertje ontkomen.
Uit die gebeurtenissen trekt hij een aantal belangrijke lessen. Hij heeft het enorme revolutionaire potentieel van grote volksmassa’s gezien: met een stevige leiding hadden ze binnen enkele uren de macht kunnen veroveren en hadden de plunderingen en het nutteloze bloedvergieten vermeden kunnen worden. Die leiding was er echter niet. Door zijn heldhaftige optreden haalde Fidel wel de frontpagina’s in Cuba en groeit zijn prestige zienderogen.
Aan de universiteit leert hij Myrta Díaz Balart kennen, een filosofiestudente uit een rijke familie met belangrijke politieke connecties. Ze trouwen. Ongeveer een jaar later wordt hun zoontje Fidelito geboren.
Als Fidel afstudeert heeft hij alle troeven in handen om een succesvolle advocaat te worden, maar zijn ambitie ligt elders. Hij ziet zijn advocatenpraktijk als een noodzakelijke bron van inkomsten om zijn politieke project te realiseren. Hij gooit zich ook in de electorale strijd voor de Ortodoxos-partij. Hij wil een zitje bemachtigen in het parlement, om van daaruit een revolutionair programma te lanceren, het volk te mobiliseren tot gewapende actie en om de onrechtvaardige orde van de Cubaanse feodale elite omver te werpen.
In de cladestiniteit
Het leger strooit echter roet in het eten. Op 10 maart 1952, vlak voor de verkiezingen, pleegt generaal Batista een staatsgreep. Hiermee is de democratische weg voor Fidel afgesloten. Hij begint een clandestiene beweging uit te bouwen met ongeveer twaalfhonderd vooral jonge mensen uit de lagere sociale klassen. Het plan is om twee kazernes te bestormen en dan de bevolking via de radio op te roepen om de rebellen te steunen en de macht over te nemen.
Die aanval op de Moncadakazerne in Santiago de Cuba vindt plaats op 26 juli 1953, maar het loopt mis. De meeste rebellen worden brutaal afgeslacht, slechts enkelen kunnen ontsnappen. Fidel, zijn broer Raúl en enkele anderen, worden enkele dagen later gevat en berecht. Alle mogelijke progressieve krachten worden door het regime mee aangeklaagd voor de aanval, de communisten incluis. Fidel neemt echter de volle verantwoordelijkheid.
Bovendien slaagt hij erin de militaire nederlaag om te smeden tot een politieke overwinning. Zijn verdedigingsspeech op het proces is in feite zijn programma voor een nieuwe en rechtvaardige maatschappij. Hij slaagt erin de speech buiten te smokkelen en op zijn vraag wordt hij op duizenden exemplaren clandestien verspreid onder de bevolking met als titel ‘De geschiedenis zal me vrijspreken’. Het is een echt keerpunt. Fidel en de beweging worden definitief op de politieke kaart gezet. .
Fidel gebruikt de gevangenis om zijn mensen te consolideren en te scholen. Bij de bevolking stijgt zijn populariteit. Fidel zelf wordt intussen persoonlijk onder druk gezet. De oom van zijn vrouw Myrta is minister van binnenlandse zaken van de dictatuur. Hij stopt zijn nichtje af en toe wat centen toe ‘om haar te helpen’. Intussen verspreidt hij het nieuws dat de vrouw van Fidel betaald wordt door het regime. Fidel staat voor een verscheurende keuze. Om de morele doodslag van de revolutionaire beweging te voorkomen moet hij afstand nemen van zijn vrouw.
De beweging van Fidel is intussen omgedoopt tot ‘beweging van de 26 juli’. In het begin van 1955 lanceert die een pro-amnestie campagne. De dictator ziet zich verplicht om onder druk van de bevolking Fidel en zijn medegevangenen enkele maanden later vrij te laten. In Cuba zijn Fidel en zijn voormalige medegevangenen uiteraard niet veilig. Daarom besluit Fidel om naar Mexico te trekken om vandaar de strijd voor te bereiden.
“Alle wegen tot ongewapende strijd zijn afgesloten. Als volgeling van José Martí[i] denk ik dat het uur gekomen is om het recht in handen te nemen in plaats van erom te vragen, het af te dwingen in plaats van erom te bedelen. Het geduld van Cuba heeft zijn grenzen. Ik zal ergens in de Caraïben verblijven. Van een reis als deze keer je niet terug, tenzij met het hoofd van de dictatuur aan mijn voeten.”
Uit zijn afscheidsbrief aan de pers voor zijn afreis naar Mexico
In Mexico ontmoet Fidel onder meer de Argentijnse arts Ernesto Guevara. Ze vinden mekaar in hun sociale aspiraties voor een rechtvaardiger maatschappij en worden vrienden voor het leven. Ernesto Guevara – die door zijn vrienden ‘Che’ wordt genoemd, naar het Argentijnse stopwoordje dat hij voortdurend gebruikt - sluit zich aan bij de rebellengroep.
De rebellen worden goed opgeleid. Overdag krijgen de toekomstige guerrillero’s militaire training, ’s avonds bestuderen ze revolutionaire literatuur en houden ze politieke discussies. Ze bereiden zich voor op een langdurige guerrillaopstand in de bergen in Cuba, ondersteund door het clandestien verzet in de steden, met de bedoeling het leger uit te schakelen.