De Bataafse Republiek werd na de Bataafse Revolutie uitgeroepen op 19 januari 1795, één dag nadat erfstadhouder Willem V naar Engeland was gevlucht. Het grondgebied was gelijk aan dat van de gewesten van de voormalige Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Op 1 maart 1796 trad ook Bataafs-Brabant, een voormalig generaliteitsland, toe tot de nieuwe republiek.
In tegenstelling tot Frankrijk, waar de Franse Revolutie snel radicaliseerde en de guillotine overuren draaide, werden de revolutionaire veranderingen in de Bataafse Republiek relatief vreedzaam doorgevoerd. Het land was al tweehonderd jaar een republiek, en had dan ook maar weinig tegenstribbelende edelen die anders misschien 'ingekort' moesten worden. Ook was in Frankrijk na de val van de fanatieke Robespierre in 1794, de revolutie inmiddels een veel gematigder fase ingegaan onder het bewind van het Directoire, waarbij de burgerij het heft in handen nam.
De omwenteling van 1795 was in feite een herhaling van de omwenteling van de Patriotten, die in 1787 met behulp van een Pruisisch interventieleger was onderdrukt. Veel leiders van de Bataafse Republiek waren Patriottische politici, die in 1787 naar Frankrijk waren uitgeweken. Nu kregen zij, met Franse steun, de kans om alsnog hun idealen te verwezenlijken.
De oude Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden was vanwege haar decentrale structuur op sommige gebieden altijd al tamelijk ineffectief geweest, en haar tekortkomingen waren met het verstrijken van de tijd steeds ernstiger geworden. De afzonderlijke provincies waren soeverein, ieders instemming was dus nodig voor een besluit, waardoor de gezamenlijke besluitvorming soms jaren kon duren. Daarnaast was veel macht geconcentreerd geweest in handen van de zogenaamde regenten, die in feite plaatselijke oligarchieën vormden. De Bataafse Republiek maakte dan ook de overgang naar een meer gecentraliseerde regering, met uniforme rechtspraak, munteenheid, maten en gewichten, belastingheffing. Voorts kregen de katholieken, die al meer dan 200 jaar als tweederangsburgers een derde deel van de bevolking uitmaakten, voortaan gelijke burgerrechten, al zou het nog tot 1853 duren voordat de Katholieke hiërarchie in de Nederlandse kerkprovincie hersteld mocht worden. Ondanks de anti-orangistische houding van de Patriotten zag iedere weldenkende bestuurder de noodzaak voor verandering en aldus werden veel van hun politieke en bestuurlijke hervormingen na de Franse tijd gehandhaafd in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, dat in 1815 tot stand kwam.
De Republiek werd genoemd naar de Bataven, een Germaanse stam die ten tijde van Julius Caesar de Nederlandse delta bewoonde. Gedurende de vroegmoderne tijd werden deze Bataven steeds meer gezien als voorouders van de inwoners van de Zeven Provinciën.
In tegenstelling tot Frankrijk kreeg de nieuwe Republiek geen terreurregime of schrikbewind. In de Republiek stonden democratische principes hoog in het vaandel. De Nationale Vergadering, de eerste Nederlandse volksvertegenwoordiging, kwam op 1 maart 1796 voor de eerste maal in zitting bijeen. Pieter Paulus, de voorzitter, stierf enkele dagen later aan een longontsteking die hij bij de inwijding opgelopen had. De tientallen commissies leidden tot trage besluitvorming. Bovendien ontstond er grote onenigheid over de provinciale bevoegdheden. De enige tekenen van interne politieke instabiliteit waren enkele staatsgrepen in 1798, toen revolutionaire bevelhebbers geïrriteerd raakten over het trage tempo van de democratische hervormingen. Op 11 maart 1797 kregen de federalisten hun zin; de stemming over het ontwerp-grondwet op 1 en 2 augustus zou in de gewesten plaatsvinden.[2] De unitarissen waren ontevreden. Een staatsgreep in januari 1798 leidde tot de noodzakelijke een- en ondeelbaarheid. De federalisten legden het af tegen de unitariërs.