Bekijk volle/desktop versie : Tussen de Berbers: een reis door de hoge atlas in Marokko



04-04-2005, 22:43
Tussen de Berbers: een reis door de hoge atlas in Marokko

TEKST: JEFFREY TAYLER

Ze duiken op uit het niets, de twee tienerherders. Met hun wollen, met modder besmeurde gewaad om de schouders volgen ze ons door de droge rivierbedding en over de met stenen bezaaide helling. We worden met argusogen bekeken. Mijn metgezellen, Driss en Khalid, roepen iets in het Tamazight, de Berbertaal die wordt gesproken in de Hoge en Midden-Atlas - hun woorden weergalmen beneden in het ravijn. De herders reageren niet. Maar wanneer zij Khalid in het Arabisch tegen Driss horen praten, wisselen ze een verontruste blik en dalen ze angstig achterom kijkend snel de helling af. Ikzelf moet er met mijn zongebruinde huid en felgekleurde rugzak uitzien als een buitenaards wezen, maar ook Driss en Khalid dragen westerse kleren. Hoe wel ze Berbers zijn, zijn ze duidelijk mensen van buiten, een indruk die door hun Arabisch, een in dit gebergte weinig gehoorde taal, alleen maar wordt versterkt.

Boven de boomloze bergkammen dient zich een storm aan, en ook de duisternis zal weldra invallen. Op een vlak stukje zetten we ons kamp op, en eenmaal in onze tenten horen we de eerste donderslagen. Ik ga op mijn rug liggen, tuur door het gaas van mijn raampje en geniet van de rust.

Maar niet voor lang. Op een nabijgelegen kam verschijnen twee met stokken gewapende mannen van middelbare leeftijd, wier silhouetten afsteken tegen de donkere hemel. Ze komen op de puinhelling af waar wij ons bevinden en beginnen in het Tamazight tegen ons te schreeuwen, schor van woede, hun gewaad wapperend in de wind. “Blijft u alstublieft rustig, we zijn alleen maar op doorreis,” roept Driss van buiten zijn tent.

“Wie heeft jullie toestemming gegeven om door onze vallei te trekken?” schreeuwen de mannen, dreigend zwaaiend met hun stok.

“Het hoofd van Bou Terfine!” zegt Driss, doelend op de gezagsdrager die we een paar uur daarvoor in het dorp hebben bezocht. “Het gaat stormen. We willen niemand kwaad doen. Wees zo goed ons hier te laten overnachten.”

Het noemen van het dorpshoofd maakt hen alleen maar bozer. De fellere van de twee slaat met zijn stok op de grond, noemt ons indringers en stelt een ultimatum: storm of geen storm, we moeten hun land verlaten, en snel ook, want anders...

Ons wacht een bergtocht van zeshonderd kilo meter en dit is een onheilspellend begin van onze reis, al is dat volledig in overeenstemming met de bewogen geschiedenis van het volk dat gewoonlijk wordt aangeduid als Berbers. De meeste Berbers zelf gebruiken liever de naam Amazigh, wat ‘vrije mens’ betekent, maar buiten het gebied wordt gewoontegetrouw de term Berber gehanteerd. In Noord-Afrika leven ongeveer 25 miljoen Berberssprekenden, het merendeel in Marokko en Algerije. Ze vormen de oorspronkelijke, autochtone bevolking die - al duizenden jaren voordat de islam met de invasie van Arabische volken in de zevende eeuw na Christus in het gebied werd geïntroduceerd - de bergen, vlakten en woestijnen bevolkten.

In de eeuwen daarna werden veel Berbers van de vlakkere streken naar het hoogland verdreven, waar ze landbouwgrond, water en gras voor hun vee en bovenal vrijheid hoopten te vinden. De Berbers in het laagland namen de cultuur, godsdienst en tot op zekere hoogte de taal van hun veroveraars over - dat waren behalve de Arabieren ook de Romeinen, de Fransen en andere volken. Maar degenen die in afzondering in het hoogland leefden, wisten hun identiteit, taal en - zo is ons inmiddels ook duidelijk geworden - onafhankelijkheid te behouden.

Mijn reis is begonnen in de buurt van Midelt in hartje Marokko en zal volgens schema twee maanden later eindigen op een van de schilderachtigste plaatsen van het land: de waterval van Imouzzer des Ida Ou Tanane, dicht bij de Atlantische kust. De route voert dwars door het land van de Berbers, waar ik de traditionele Burgercultuur kan leren kennen. Ik heb twee Berbers ingehuurd die me op mijn reis vergezellen: Driss Hemmi, een innemende berggids uit Midelt, die zijn brood verdient door het kleine aantal toeristen in de regio door de begaanbare ravijnen van de oostelijke Hoge Atlas te leiden, en Khalid Ouamer, een sympathieke boer uit een dorpje in de buurt van Midelt.

Voor het vervoer van onze uitrusting en voorraden heb ik een makke bruine muilezel gekocht; zijn droeve ogen en sterke benen leken te vertellen dat hij was geboren voor de aanstaande beproeving. En die beproeving blijkt zich nu al aan te dienen: in het ravijn rommelt het onweer, de duisternis valt in en herders dreigen met geweld. Ik stel Driss voor de twee mannen geld aan te bieden, de gebruikelijke manier waarop in Marokko zulke onenigheden worden opgelost. Hij fronst zijn wenkbrauwen. “Heb ik al geprobeerd, maar ze willen van niets weten.” Maar dan haalt hij in een opwelling zijn gidsvergunning tevoorschijn. Hij toont de herders het document en laat de mannen weten dat we de Hoge Atlas willen oversteken. De vergunning geeft de aanwezigheid van Driss blijkbaar enige legitimiteit, en zijn uitleg brengt hen tot bedaren.

De herders hurken voor mijn tent. Een van hen spreekt me via Driss toe. In 1992, zegt hij, streek hier een groep Arabischsprekende buitenlanders neer met het plan de Marokkaanse koning Hassan II van zijn troon te stoten. De indringers werden opgepakt nadat de herder en zijn familie de autoriteiten hadden gewaarschuwd. Geen wonder dat sommige Berber argwaan koesteren jegens vreemdelingen die Arabisch spreken - onder hen geldbeluste regeringsambtenaren uit het laagland die er enkel op uit zijn zich te laten omkopen.

Ik beloof dat we de volgende ochtend zullen vertrekken. We mogen blijven, zegt hij uitdrukkingsloos, waarna hij wegloopt. Enkele minuten later verlichten bliksemslagen de hellingen boven ons en maakt de motregen plaats voor een stortbui. Ik probeer de slaap te vatten, maar wordt regelmatig wakker door het gestamp van de aangelijnde ezel.

Er wonen Berbers in heel Noord-Afrika, maar nergens is hun identiteit zo stelsel matig ontkend als in Marokko, waar het bevolkingsaandeel van de Berbers het grootst is van alle landen in de regio. Hoewel 60 procent van de bevolking beweert van Berberse afkomst te zijn

04-04-2005, 22:44


en bijna 40 procent een van de drie Berbertalen spreekt, stelt de Marokkaanse grondwet dat het land deel uitmaakt van Arabisch Noord-Afrika en dat het Arabisch de officiële taal is, zonder enige melding te maken van de Berbers en hun taal. Dit is een erfenis van het Arabische nationalisme, dat in deze regio in de koloniale tijd het ontstaan van onafhankelijkheidsbewegingen aanwakkerde en de culturen en talen van niet-Arabische volken negeerde of zelfs onder drukte.

Een groot deel van de afgelopen dertien eeuwen is de Hoge Atlas - een van de meest afgelegen gebieden in Noord-Afrika - in handen geweest van gewapende Berberse krijgsheren die weigerden zich te onderwerpen aan de heerschappij van de sultans over de Marokkaanse vlakten. Van 1912 tot 1956, toen Marokko grotendeels een protectoraat van Frankrijk was, wezen de Fransen de bergen aan als stammengebied en lieten ze het bestuur van de regio de facto over aan met hen collaborerende krijgsheren.

De beroemdste krijgsheer was Thami el Glaoui, een tirannieke Berber die eerst de Berbers uit de Hoge Atlas onderwierp en later - toen hem door de Fransen feitelijk de vrije hand werd gelaten in de Hoge Atlas en heel Marokko ten zuiden daarvan - de Arabischsprekende bevolking van de vlakten rond Marrakech. Maar het verzet van de Berbers verslapte geen moment, en mede als gevolg van terroristische acties van opstandelingen in de steden gaf Frankrijk in 1956 Marokko zijn onafhankelijkheid terug.

Na de onafhankelijkheid besloot de Marokkaanse, overwegend Arabischsprekende regering zich niet te mengen in de machtsstrijd in de bergen. In de steden waren de protesten, de ondergrondse kranten, het onderricht van het oude Berberse alfabet (het Tifinagh) en de geruchten over revolutie aanwijzingen voor de ontluikende strijd van de Berbers voor de erkenning van hun cultuur - een stem van verzet die sindsdien alleen maar luider is geworden.

De Berbers die in de steden leidinggeven aan de heropleving, zijn intellectuelen die zich van het Frans bedienen, een taal die door hen in verband wordt gebracht met cultuur en mensenrechten. Maar het is toch vooral het gebruik van het Tamazight, het Berbers, waarvoor ze zich sterk maken. Gedurende de laatste tien jaar van het bewind van Hassan II (dat in 1999 eindigde met het overlijden van de koning) richtten zij organisaties op ter bevordering van de Berberse taal en cultuur, riepen ze websites en kranten in het leven en verwierven ze, in 1994, het recht om op de nationale televisie nieuwsuitzendingen in het Berbers te verzorgen.

In maart 2000 ondertekenden enkele honderden Berberssprekende intellectuelen het Berbers Manifest, dat de vernedering en vervreemding beschrijft die veel Berbers als lid van een onderdrukte minderheid ervaren. Het manifest eist onder meer de ontwikkeling van de langdurig veronachtzaamde Berberssprekende plattelandsgebieden, financiële overheidssteun voor Berberse culturele instellingen en een zodanige herziening van schoolboeken dat recht wordt gedaan aan de rol van Berbers in de Marokkaanse geschiedenis.

De beweging boekte in september 2003 een overwinning toen de Marokkaanse regering voor het eerst toestemming gaf voor het onderricht van de Berbertaal op bijna 15 procent van de basisscholen en plannen bekendmaakte voor de uitbreiding van het onderricht in de Berbertaal op alle onderwijsniveaus. Hiermee nemen de activisten echter geen genoegen: ze eisen volledige erkenning van de Berbers en hun taal in de grondwet. “Wij zullen vreedzaam strijden voor erkenning,” vertelt Mohammed Chafik, de geestelijke vader van de Marokkaanse Berberbeweging. “Maar als geen van onze eisen wordt ingewilligd, kan de beweging radicaliseren. Dan is het mogelijk dat de jongeren in opstand komen.”

04-04-2005, 22:45
In de steden, misschien. Maar in Marokko leven de meeste Berberssprekenden ver buiten de stad, hoog in de bergen, waar droogte, armoede en honger vaak de boventoon voeren, Op deze reis wil ik erachter komen of het sluimerende radicale clan van de stedelijke Berbers zich heeft verbreid naar de bergen.

De onweerswolken hebben plaatsgemaakt voor een blakende middagzon wanneer we afdalen via een weg met veel haar speldbochten naar een ravijn met roze-geel gesteente. We vervolgen onze route naar een uitstekende klip waarop de adobe- en stenen huizen van het dorp Tamalout staan, de woonplaats van Hossein Ounaminou, een vriend van Driss.

We ontmoeten Hossein op een pad buiten het dorp, waar we hem zien rijden op zijn knokige muilezel. Uit zijn warme blik en glimlach blijkt hoe blij hij is om Driss weer te zien, en hij heet ons welkom in Tamalout. Hossein, een magere, bebaarde vijftiger, buigt naar voren en geeft iedereen een hand, waarbij hij na elke begroeting zijn vingertoppen kust, een plaatselijk gebruik. Driss vraagt of we bij hem thuis willen overnachten. Hij stijgt af om met ons mee te lopen en herhaalt zijn uitnodiging met klem. In de Berberse cultuur siert gastvrijheid zelfs het eenvoudigste huishouden.

Wanneer we het dorp binnenlopen, roepen de kinderen ‘Arrumi (‘Romein!&rsquo’, een achteloos eerbetoon aan de heersers van 1600 jaar terug en de naam waarmee de Berbers nog altijd westerlingen duiden. De woning van Hossein is karakteristiek voor de Berberhuizen in de Hoge Atlas: een laag huis met stenen muren en een dak met zichtbare houten daksparren. Op de begane grond is een stal waarin hij zijn muilezel, een koe en een paar schriele kippen heeft ondergebracht. Hossein opent de ramen voor wat frisse lucht, en prompt komen de vliegen uit de stal naar binnen.

We proberen ze te verjagen en strekken ons uit op de kleden, terwijl Hossein onzichtbare vrouwen in een andere kamer opdraagt een middagmaal te bereiden.

Even later krijgen we gezelschap van Bassou een tienerbuurjongen gekleed in spijkerbroek en een zwierige zwarte gleufhoed, en Hosseins jonge dochters Itto en Hadda. (‘Itto’ is een Berberse naam die zelden voorkomt in stedelijke gebieden. De Marokkaanse overheid heeft tientallen jaren geweigerd kinderen met Berberse namen te registreren, maar is de laatste jaren iets toleranter geworden.) Ik vraag de meisjes naar hun leeftijd. Beiden halen hun schouders op. Op het Marokkaanse platteland speelt leeftijd geen rol. Itto lijkt ongeveer 10, haar zus Hadda oogt ouder.

Bassou wijst naar Hossein. “Zelfs Hossein weet niet hoe oud hij is,” zegt hij vrolijk in het Arabisch. “Hij is gewoon oud en seniel!” Hossein glimlacht, kennelijk niet-begrijpend. Om het hoofd boven water te kunnen houden in de stad, waar de mannen vaak op zoek gaan naar werk, moeten de Berbers Arabisch leren. Maar hier de Hoge Atlas, waar de meeste bewoners Berbers spreken, is de vloeiend Arabischsprekende Bassou een uitzondering. Hij krijgt een beurs voor de middelbare school in de buurt van Midelt en is daar trots op. Hij hoopt dat zijn opleiding hem de kans geeft aan de armoede van zijn dorp te ontsnappen en een goed bestaan op te bouwen in de stad, al is het krijgen van een baan in Marokko, zowel voor Berbers als Arabieren, niet zozeer afhankelijk van talent als wel van connecties.

Hossein brengt ons de eerste gang van het middagmaal. Hij vertelt dat hij een koe heeft, maar dat hij die om wat te verdienen verhuur aan een rijke buurman, die de meeste melk zelf houdt. Ook heeft hij een stukje grond waarop hij gerst en tarwe verbouwt, en hij verzamelt brandhout in het cederbos rond het dorp. Hoewel hij God uitbundig dankt voor zijn bezittingen, is hij net zo arm en mager als de meeste Berbers die we op onze reis tegenkomen: met enige geluk kunnen hij en zijn familie net leven van de oogst.

Tijdens de tweede gang - een waterige stoofschotel van uien en geitenvlees, opgediend in een aardewerken kom - laat Hossein horen dat hij in elk geval een beetje Arabisch spreekt. In het Arabisch vraagt hij me of ik wat vlees wil. Basson lacht: Hossein had me eigenlijk willen vragen of ik zout wil. “Bij God, mijn tong doet me nog eens in de gevangenis belanden!” roept Hossein uit. Hij vertelt dat hij onlangs voor de rechtbank heeft moeten getuigen tegen een dorpsgenoot die werd beschuldigd van clandestiene houtkap in het bos. Via een Berbers-Arabische tolk sprak Hossein zich uit ten gunste van de gedaagde, maar zijn Arabisch was goed genoeg om te beseffen dat de tolk, die waarschijnlijk was omgekocht, zijn woorden verdraaide. “Ik vertelde de rechter het verhaal in mijn eigen woorden zegt Hossein. “Ik had gezworen niets dan de waarheid te zeggen en dat deed ik ook.” De man is vrijgesproken.

Gelukkig vond Hossein een tolk van de rechtbank, zoals het Berbers Manifest voorschrijft. Het manifest, waarin wordt onderstreept dat Berbers dienen te worden beschermd tegen discriminatie op grond van hun taal, gaat voorbij aan een andere cruciale kwestie: ook Marokkanen die Arabisch spreken stuiten op problemen, in het bijzonder wanneer zij te maken krijgen met overheidsinstellingen waar vooral Frans wordt gesproken.

Wanneer we Imilchil bereiken, acht ik de tijd rijp voor een tweede muilezel. Driss en Khalid gaan naar de zondagmarkt en kopen een mooi zwart mannetje. We vertrekken, klimmen in het roze, desolate berglandschap achter Imilchil naar steeds grotere hoogte en begeven ons richting het Kousser-plateau, het land van de Berbernomaden.

Vier dagen later bereiken we de hoogvlakte: een zee van heuveltjes met kraters en lavavalleien die met een spatel lijken te zijn gevormd - voor een wandelaar een even grote kwelling als een doorsneeberghelling. Tegen zonsondergang naderen we het enige permanente onderkomen dat we op het plateau zouden tegenkomen. De vrouw des huizes, Fatima, is gekleed in een samenraapsel van kleurige wikkeldoeken die nomadische Berbervrouwen plegen te dragen. We vragen of we in haar huis kunnen overnachten. Zichtbaar op haar hoede laat ze ons binnen.

04-04-2005, 22:45
We drinken thee in haar koele Stenen zitkamer, naast het getouw waarop ze uit de wol van haar schapen kleden weeft. ‘s Zomers, wanneer haar man als arbeider in het nabijgelegen Zaouia Ahansal werkt, zorgen zij en haar tienerzoon Ali voor de kleine kudde geiten en schapen en een paar kippen - het huishouden is zoals gebruikelijk volledig in handen van de Berbervrouwen.

Fatima heeft me zien aankomen op de rug van de muilezel. Ze vertelt dat hier onlangs een meisje van een muilezel is gevallen, daaraan is overleden omdat er geen dokter in de buurt was en het ook niet mogelijk was er een te bellen. Er zijn maar een paar artsen in de Hoge Atlas en nauwelijks apotheken, telefoons of postkantoren, wat gezien het ruige terrein geen verrassing is. Maar Berbers zien in deze gebreken een bewijs van de nalatigheid van de regering, die de ontwikkeling van het gebied niet wil stimuleren, om zo zelf de macht stevig in handen te houden.

“Er is hier nog nooit een koning geweest om te zien hoe wij leven,” zegt Fatima stellig. “Onze vertegenwoordigers in het parlement komen in verkiezingstijd langs en doen beloften die ze nooit nakomen.” Wat volgt is een litanie van klachten: plaatselijke bestuurders drukken het geld achter over dat Rabat stuurt voor de aanleg van wegen (waardoor ze nog altijd vijf uur moet lopen naar de dichtstbijzijnde zandweg), de watervoorziening (de dichtstbijzijnde bron is een uur lopen) en de bouw van klinieken (het dichtstbijzijnde ziekenhuis is in Azilal, een reis van tien uur).

“je kunt er niets aan doen,” zegt haar zoon Ali. “Alles gaat via omkoping.”

Fatima vertelt dat onder het bewind van koning Hassan II driehonderd woedende Berbers zich verzamelden in het regionale centrum Ouaouizarht, vanwaaruit ze naar Rabat wilden gaan om te protesteren tegen de nalatigheid van hun regering. De gouverneur van de provincie kreeg lucht van hun plannen en stuurde militairen om hen tegen te houden. De aanblik van de militairen was genoeg om de angstige menigte uiteen te jagen. Sindsdien heeft niemand het nog gewaagd protest aan te tekenen.

Het wordt donker. Fatima steekt een lantaarn aan en begint van restjes wol een kleed te weven. Ze heeft haar hart gelucht, zoals Berbervrouwen in de bergen dat vaker doen. Maar zelfs Berbers die op ander terrein openhartig zijn, leveren zelden zulke uitgesproken kritiek op de koning of het parlement. Ze verwachten weinig van hun regering en geven enkel blijk van enige belangstelling voor de beweging die in de steden voor hun belangen opkomt.

“De Amazigh-beweging bestaat uit mooie woorden,” aldus Khalid. “Hier kan het niemand wat schelen.” Is hij een voorstander van taallessen Berbers op school? Nee. Driss is het niet met hem eens en zegt uit te zien naar de dag waarop alle Marokkanen Berbers leren. De twee mannen hebben tijdens onze reis regelmatig onenigheid, waaruit ik opmaak dat het voor Berbers uit de stad en Berbers van het platteland moeilijk is om het ergens eens over te worden.

Indrukwekkende verticale platen van leisteen kondigen de waterval van Imouzzer des Ida Ou Tanane aan, boven het gelijknamige dorp. 51 dagen geleden zijn we uit Midelt vertrokken. Driss en ik volgen het pad dat langs souvenirkraampjes naar de watervallen voert. Bij aankomst treffen we niet de schitterende stortvloed aan die ik van foto’s ken, maar slechts een smal beekje met water dat vanaf rotsrichels van travertijn neervalt in een bemoste poel. De droogte die de Hoge Atlas teistert, heeft de regering gedwongen de rivier bovenstrooms af te tappen voor irrigatie.

Armoede en droogte dwingen de Berbers de bergen in te ruilen voor de steden, waar ze zich zonder Arabisch niet kunnen redden, waar ze Frans nodig hebben om enige welstand te bereiken en waar ze zich moeten aanpassen aan de stadscultuur. Tijdens mijn tocht heb ik vastgesteld dat de cultuur van de Hoge Atlas vooral wordt bedreigd door honger.
Ik kijk naar Driss, die zijn volk graag wil helpen. Ongeletterde bergbewoners tonen weinig belangstelling voor de Berberbeweging die goedopgeleide stedelingen als Driss op het lijf geschreven is. Maar in de laatste weken die we samen doorbrengen, wordt duidelijk waarop zijn hoop feitelijk is gericht: immigratie naar Canada. “Ik heb geen toekomst in Marokko’ zegt hij, doelend op de trieste toestand waarin het toerisme verkeert als gevolg van de angst voor het internationaal terrorisme.

Voor de bergbewoners is dit uiteraard geen optie. Voor de duizenden Berbers die naar de steden trekken, heeft Marokko evenwel een hard bestaan in petto: wonen in een sloppenwijk en ploeteren voor het dagelijks brood. Voor de achterblijvers is er een leven van ontberingen en honger. Maar ook: de onwrikbare rotsen waarop hun huizen zijn gebouwd, de volmaakte rust en de onvervalste trots van de vrije mens.

http://www.nationalgeographic.nl/

Copyright © National Geographic

05-04-2005, 01:27



Citaat door adam23:
Wauw zeg wat een toerisme daar bij jullie gaat echt goed zei je toch.Merk er niks van heb je ook familie in de sloppenwijken van onze steden.Hahahahaha wat hebben jullie het goed.
We hebben het hier niet over de rif achterlijke looser, de stad nador is de 2de rijkste stad van Marokko, de provincie Nador is de rijkste provincie van Nador. Het grootste gedeelte van de omzet van bijv. Banque Populaire komt uit de provincies Nador/Al-Hoceima.


Nog een ander voorbeeld looser, in Tanger worden de laatste tijd veel flatgebouwen gebouwd en veel horeca geopend, vraag eens na wie de eigenaren zijn, of vraag maar in Tetouan ofzo na wie de bezitters van de grote huizen zijn, ja jongen het zijn Imazighen uit de Rif of Imazghen van Sinhaja srir (Targuist e.o.) of Imazighen uit Ketama.

In Casa en Rabat zij het ook Imazighen uit de Souss-vlakte die daar tot de bezitters gerekend kunnen worden!

05-04-2005, 12:36

Citaat door tirelli_4us:
We hebben het hier niet over de rif achterlijke looser, de stad nador is de 2de rijkste stad van Marokko, de provincie Nador is de rijkste provincie van Nador. Het grootste gedeelte van de omzet van bijv. Banque Populaire komt uit de provincies Nador/Al-Hoceima.


Nog een ander voorbeeld looser, in Tanger worden de laatste tijd veel flatgebouwen gebouwd en veel horeca geopend, vraag eens na wie de eigenaren zijn, of vraag maar in Tetouan ofzo na wie de bezitters van de grote huizen zijn, ja jongen het zijn Imazighen uit de Rif of Imazghen van Sinhaja srir (Targuist e.o.) of Imazighen uit Ketama.

In Casa en Rabat zij het ook Imazighen uit de Souss-vlakte die daar tot de bezitters gerekend kunnen worden!
Precies, maar het zegt ook wel een hoop over die jongen, want na een mooie lange tekst weet hij alleen maar met zulke domme opmerking te komen die ook nog eens nergens opslaan, want de tekst gaat over Imazighen van Atlas gebergte.

I.P.V dat hij respect heeft voor de Imazighen die zich zelf heel goed kunnen redden zonder enige steun van de Regering, komt hij alleen maar met beledigende opmerkingen!

Het zal ons niet veel uit Maken hoe hij of anderen over De Imazighen denken. Wij weten wel beter en het komt goed.

Mensen moeten over een aantal jaren niet zeuren als de vlam in de pan slaat. Want Als goed opgeleide Imazighen niet hun rechten krijgen en gaan radicaliseren dan kan je wel eens een tweede Oekraïne, krigizistan, Libanon krijgen!
Zonder wapens de Regering weg sturen! En alle Regeringsgebouwen bezetten door duizenden mensen!

Ik zie dit zeker gebeuren omdat ik weet wat er achter de schermen gebeurt.