Redactie
18-02-2015, 17:57
Minister Lodewijk Asscher (Integratie) vindt het ook een verantwoordelijkheid van de islamitische samenleving zelf om buitenlandse haatpredikers uit Nederland te weren.
Volgens hem is het een taak van de moslimgemeenschap dit soort types niet uit te nodigen. De minister zei dat woensdag na afloop van een bijeenkomst met moslima's in Amsterdam. Asscher reageerde op de ophef over de geplande komst van drie zogenaamd omstreden buitenlandse imams naar een benefietgala in Rijswijk. De visa werden dinsdag ingetrokken.
Volgens de minister is er onder meer een rol weggelegd voor de islamitische organisaties die zijn verenigd in het CMO (Contactorgaan Moslims en Overheid). "Zij kunnen ervoor zorgen dat deze griezels niet worden uitgenodigd en kunnen de overheid alerteren als dit soort imams naar Nederland komen." Asscher heeft al een gesprek gehad met het CMO hierover.
Als het aan de minister ligt, krijgen deze haatimams geen toegang tot Nederland. Hun komst helpt niet om jongeren 'te vrijwaren van het gif' dat deze imams spuien, zegt Asscher. "De boodschap van haat valt niet helemaal uit de samenleving te weren, maar we kunnen jongeren wel weerbaarder maken." Het vergroten van de weerbaarheid van jongeren is ook een wens van de moslimmoeders met wie de bewindsman in de Amsterdamse Al-Kabir Moskee had afgesproken om te praten over radicalisering.
"Deze moeders maken zich zorgen over de invloed van radicalen en de negativiteit waarmee ze worden geconfronteerd. Ze zeggen dat hun kinderen opgroeien in een samenleving waarin ze de hele tijd sorry moeten zeggen om hun geloof."
Kritiek
Ondanks de grote woorden vanuit politiek Den Haag is de moslimgemeenschap niet te spreken over de ontwikkelingen. Men vraagt zich af waarom er pas ophef is ontstaan na publicatie in de media. Ook vragen moslims zich af waarom vrijheid van meningsuiting nu niet geldt.
Bovendien zijn er vraagtekens gezet bij de stempel 'haatimams'. Moslims kennen deze imams van televisie en worden in bijvoorbeeld Arabische landen en andere Europese landen niet 'gehaat'.
Volgens hem is het een taak van de moslimgemeenschap dit soort types niet uit te nodigen. De minister zei dat woensdag na afloop van een bijeenkomst met moslima's in Amsterdam. Asscher reageerde op de ophef over de geplande komst van drie zogenaamd omstreden buitenlandse imams naar een benefietgala in Rijswijk. De visa werden dinsdag ingetrokken.
Volgens de minister is er onder meer een rol weggelegd voor de islamitische organisaties die zijn verenigd in het CMO (Contactorgaan Moslims en Overheid). "Zij kunnen ervoor zorgen dat deze griezels niet worden uitgenodigd en kunnen de overheid alerteren als dit soort imams naar Nederland komen." Asscher heeft al een gesprek gehad met het CMO hierover.
Als het aan de minister ligt, krijgen deze haatimams geen toegang tot Nederland. Hun komst helpt niet om jongeren 'te vrijwaren van het gif' dat deze imams spuien, zegt Asscher. "De boodschap van haat valt niet helemaal uit de samenleving te weren, maar we kunnen jongeren wel weerbaarder maken." Het vergroten van de weerbaarheid van jongeren is ook een wens van de moslimmoeders met wie de bewindsman in de Amsterdamse Al-Kabir Moskee had afgesproken om te praten over radicalisering.
"Deze moeders maken zich zorgen over de invloed van radicalen en de negativiteit waarmee ze worden geconfronteerd. Ze zeggen dat hun kinderen opgroeien in een samenleving waarin ze de hele tijd sorry moeten zeggen om hun geloof."
Kritiek
Ondanks de grote woorden vanuit politiek Den Haag is de moslimgemeenschap niet te spreken over de ontwikkelingen. Men vraagt zich af waarom er pas ophef is ontstaan na publicatie in de media. Ook vragen moslims zich af waarom vrijheid van meningsuiting nu niet geldt.
Bovendien zijn er vraagtekens gezet bij de stempel 'haatimams'. Moslims kennen deze imams van televisie en worden in bijvoorbeeld Arabische landen en andere Europese landen niet 'gehaat'.