Live_uit_Azrou
15-09-2014, 17:24
Karel van Wolferen, voormalig correspondent van de Nederlandse krant NRC Handelsblad, uit andermaal zijn onrust over de escalerende crisis in Oekraïne en de kritiekloze journalistiek in Europa. De propaganda over dit conflict verhindert elke kritische analyse van wat er werkelijk gaande is.
Er kon haast geen beter moment zijn om de effecten van politieke propaganda in wat tot voor kort ‘de vrije wereld’ genoemd werd te onderzoeken dan nu. We leven te midden van een voorbeeld van propaganda dat zich duidelijk aftekent. Het voorziet in een gemeenschappelijke behoefte.
Propaganda biedt politieke zekerheid
In een periode van grootschalig bloedvergieten en andere door de mens veroorzaakte rampen, heeft de moreel bewuste persoon behoefte aan enkele heldere categorieën van goed en kwaad, begeerlijk en verachtelijk. Politieke zekerheid met andere woorden. Je kunt zelfs oorlogen verkopen met ‘morele klaarheid’ als verkooppraatje, zoals we zagen ten aanzien van Irak en Afghanistan.
Indelen in goed en kwaad is eenvoudig genoeg wanneer gevangen genomen journalisten worden onthoofd door jihadisten. Zij die “daar iets aan doen” worden automatisch in de categorie van de ‘goeden’ geplaatst.
Er is echter een probleem van troebelheid in dit voorbeeld. De Syrische president Assad heeft jarenlang de lijst van de ‘slechteriken’ aangevoerd, maar nu lijkt hij te veranderen tot een soort van bondgenoot van hen die er op uit zijn de zaken weer in orde te brengen.
Daar komt bij dat het geen geheim is dat de radicale islamieten uit wier midden ISIS is opgekomen gefinancierd en aangemoedigd zijn door de VS en hun Arabische bondgenoten en men is het er ook over eens dat niets van dit alles nu zou bestaan zonder het tovenaars-leerling-effect dat voortvloeide uit de onthoofding van de Iraakse staat in 2003.
Propaganda biedt politieke duidelijkheid
Oekraïne is een minder troebel voorbeeld. Hier hebben we strijders voor democratie en andere westerse waarden in Kiev versus een figuur die roet in het eten gooit, die de soevereiniteit van de buren niet eerbiedigt en wiens weerspannigheid niet aflaat, welke sancties men er ook tegen aan gooit.
Malaysia Airlines Boeing 777 9M-MRD op Britse luchthaven Weston in 2011 (foto wikimedia commons)
Het verhaal van het neergehaalde vliegtuig met 298 doden is niet langer in het nieuws. En het onderzoek naar wie het heeft neergeschoten? Hou je adem maar niet in. Vorige week werden Nederlandse televisiekijkers geïnformeerd over iets dat al langer de ronde deed in de internetsamizdat: de landen die deelnemen aan het MH17-onderzoek hebben een geheimhoudingsovereenkomst getekend.
Elk van de deelnemers (waaronder Kiev) heeft het recht om zonder opgaaf van redenen een veto uit te spreken over publicatie van de resultaten. De waarheid over de oorzaak van het verschrikkelijke lot van de 298 lijkt inmiddels al vast te zijn gesteld door de propaganda. Dat wil zeggen dat het een rechtvaardiging blijft voor de sancties tegen Rusland, hoewel er nog geen enkel bewijs geleverd is voor de officiële toedracht dat de ‘rebellen’ het vliegtuig neer zouden hebben geschoten met Russische betrokkenheid.
De crisis heeft zich wekenlang voortgesleept met verder bloedvergieten en verwoesting door bombardementen, en een gretige NAVO die zich morrend afvroeg of Poetins witte vrachtwagens met humanitaire hulpgoederen ook gezien zouden kunnen worden als een vijfde colonne. Daarna heeft de belangstelling in de mainstream media voor de crisis in Oekraïne een nieuw hoogtepunt bereikt met een vermeende Russische invasie om de ‘rebellen’ te helpen.
Op 1 september werd in een redactioneel commentaar van de New York Times aangekondigd dat “Rusland en Oekraïne nu in staat van oorlog verkeren”. Weer een propagandaproduct? Het heeft er alle schijn van. Buitenlandse vrijwilligers, zelfs Fransen, lijken zich aan de zijde van de ‘rebellen’ te hebben gevoegd en het ligt in de rede dat de meeste daarvan Russen zijn – vergeet niet dat de inwoners van Oekraïne die in Donetsk en Loegansk vechten in veel gevallen familieleden aan de andere kant van de grens hebben.
Zoals de nieuwe voorzitter van de ministerraad van de Volksrepubliek Donetsk Alexander Zachartsjenko echter antwoordde op de vraag van een buitenlandse verslaggever op zijn persconferentie: “Als Russische legereenheden aan de zijde van zijn gevechtseenheden zouden strijden, hadden ze al naar Kiev op kunnen trekken”.
Uit de spaarzame beschikbare informatie krijgt men de indruk dat zijn eenheden het ook zonder ondersteuning van het Russische leger niet onaardig doen. Ze worden ook geholpen door desertie onder de soldaten van de legereenheden van Kiev die het ontbreekt aan enthousiasme om hun broeders in het oosten te doden.
Emotioneel niet betrokken redacteurs hebben nauwelijks directe middelen om uit te vinden wat er aan de hand is in Donetsk en Loegansk, omdat ze geen ervaren verslaggevers kunnen sturen naar de gebieden waar gevochten wordt. De astronomische verzekeringskosten die daarmee gemoeid zijn, kunnen niet gedekt worden door hun budget. Zodoende hebben we weinig meer om op te varen dan wat we kunnen vergaren van websites die zich in het verleden bewezen hebben.
De propagandalijn van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken en het Witte Huis inzake de MH17-ramp werd minder nadrukkelijk nadat analisten van de Amerikaanse inlichtingendiensten – die hun commentaren naar verslaggevers lekten – weigerden het spel mee te spelen.
Die propagandalijn is weer volop van kracht rond het thema van de vermeende Russische invasie, terwijl het goed-fout-schema nog altijd in stand gehouden en gevoed wordt door diverse Amerikaanse publicaties. Daaronder enkele die een reputatie hoog hebben te houden, zoals Foreign Policy, of die ooit als relatief progressieve bakens gezien werden, zoals The New Republic, wiens teloorgang als een relatief betrouwbare bron van politieke kennis te betreuren valt.
Het is pas in de laatste dagen dat een opmerkelijk artikel in Foreign Affairs, van de opmerkelijke geopolitieke wetenschapper John Mearsheimer, op de radar verschijnt. Mearsheimer legt de grootste verantwoordelijkheid voor de crisis in Oekraïne waar ze thuishoort: bij Washington en zijn Europese bondgenoten.
“Amerikaanse en Europese leiders blunderden met hun poging om Oekraïne te veranderen in een Westers bolwerk aan de Russische grens. Nu de consequenties zijn blootgelegd, zou het een nog grotere vergissing zijn om dit onzalige beleid voort te zetten.” Het zal tijd kosten voor deze analyse doordringt tot enkele Europese redacteurs en hen overtuigt.
Een ander gezond geluid is dat van Stephen Cohen, die de eerste auteur zou moeten zijn die iedereen die werkelijk iets van Poetins Rusland wil begrijpen zou moeten lezen. Deze "patriottische ketters", zoals hij zichzelf noemt, komen er dezer dagen echter slecht van af in de gedrukte pers. Zo krijgt Cohen zelf de wind van voren van The New Republic.
Het kenmerk van succesvolle propaganda is de manier waarop het de nietsvermoedende lezer of televisiekijker besluipt. Dat doet het door middel van terloopse negatieve opmerkingen, door relatief vluchtig tussen-de-lijnen-denken in recensies van boeken of films, of artikelen over wat dan ook.
We zien dat overal om ons heen, maar laten we een voorbeeld van de Harvard Business Review nemen, waarin hoofdredacteur Justin Fox vraagt: “Waarom zou de Russische president Vladimir Poetin zijn land in een patstelling met het Westen brengen, die vrijwel zeker haar economie zal schaden?”
Er kon haast geen beter moment zijn om de effecten van politieke propaganda in wat tot voor kort ‘de vrije wereld’ genoemd werd te onderzoeken dan nu. We leven te midden van een voorbeeld van propaganda dat zich duidelijk aftekent. Het voorziet in een gemeenschappelijke behoefte.
Propaganda biedt politieke zekerheid
In een periode van grootschalig bloedvergieten en andere door de mens veroorzaakte rampen, heeft de moreel bewuste persoon behoefte aan enkele heldere categorieën van goed en kwaad, begeerlijk en verachtelijk. Politieke zekerheid met andere woorden. Je kunt zelfs oorlogen verkopen met ‘morele klaarheid’ als verkooppraatje, zoals we zagen ten aanzien van Irak en Afghanistan.
Indelen in goed en kwaad is eenvoudig genoeg wanneer gevangen genomen journalisten worden onthoofd door jihadisten. Zij die “daar iets aan doen” worden automatisch in de categorie van de ‘goeden’ geplaatst.
Er is echter een probleem van troebelheid in dit voorbeeld. De Syrische president Assad heeft jarenlang de lijst van de ‘slechteriken’ aangevoerd, maar nu lijkt hij te veranderen tot een soort van bondgenoot van hen die er op uit zijn de zaken weer in orde te brengen.
Daar komt bij dat het geen geheim is dat de radicale islamieten uit wier midden ISIS is opgekomen gefinancierd en aangemoedigd zijn door de VS en hun Arabische bondgenoten en men is het er ook over eens dat niets van dit alles nu zou bestaan zonder het tovenaars-leerling-effect dat voortvloeide uit de onthoofding van de Iraakse staat in 2003.
Propaganda biedt politieke duidelijkheid
Oekraïne is een minder troebel voorbeeld. Hier hebben we strijders voor democratie en andere westerse waarden in Kiev versus een figuur die roet in het eten gooit, die de soevereiniteit van de buren niet eerbiedigt en wiens weerspannigheid niet aflaat, welke sancties men er ook tegen aan gooit.
Malaysia Airlines Boeing 777 9M-MRD op Britse luchthaven Weston in 2011 (foto wikimedia commons)
Het verhaal van het neergehaalde vliegtuig met 298 doden is niet langer in het nieuws. En het onderzoek naar wie het heeft neergeschoten? Hou je adem maar niet in. Vorige week werden Nederlandse televisiekijkers geïnformeerd over iets dat al langer de ronde deed in de internetsamizdat: de landen die deelnemen aan het MH17-onderzoek hebben een geheimhoudingsovereenkomst getekend.
Elk van de deelnemers (waaronder Kiev) heeft het recht om zonder opgaaf van redenen een veto uit te spreken over publicatie van de resultaten. De waarheid over de oorzaak van het verschrikkelijke lot van de 298 lijkt inmiddels al vast te zijn gesteld door de propaganda. Dat wil zeggen dat het een rechtvaardiging blijft voor de sancties tegen Rusland, hoewel er nog geen enkel bewijs geleverd is voor de officiële toedracht dat de ‘rebellen’ het vliegtuig neer zouden hebben geschoten met Russische betrokkenheid.
De crisis heeft zich wekenlang voortgesleept met verder bloedvergieten en verwoesting door bombardementen, en een gretige NAVO die zich morrend afvroeg of Poetins witte vrachtwagens met humanitaire hulpgoederen ook gezien zouden kunnen worden als een vijfde colonne. Daarna heeft de belangstelling in de mainstream media voor de crisis in Oekraïne een nieuw hoogtepunt bereikt met een vermeende Russische invasie om de ‘rebellen’ te helpen.
Op 1 september werd in een redactioneel commentaar van de New York Times aangekondigd dat “Rusland en Oekraïne nu in staat van oorlog verkeren”. Weer een propagandaproduct? Het heeft er alle schijn van. Buitenlandse vrijwilligers, zelfs Fransen, lijken zich aan de zijde van de ‘rebellen’ te hebben gevoegd en het ligt in de rede dat de meeste daarvan Russen zijn – vergeet niet dat de inwoners van Oekraïne die in Donetsk en Loegansk vechten in veel gevallen familieleden aan de andere kant van de grens hebben.
Zoals de nieuwe voorzitter van de ministerraad van de Volksrepubliek Donetsk Alexander Zachartsjenko echter antwoordde op de vraag van een buitenlandse verslaggever op zijn persconferentie: “Als Russische legereenheden aan de zijde van zijn gevechtseenheden zouden strijden, hadden ze al naar Kiev op kunnen trekken”.
Uit de spaarzame beschikbare informatie krijgt men de indruk dat zijn eenheden het ook zonder ondersteuning van het Russische leger niet onaardig doen. Ze worden ook geholpen door desertie onder de soldaten van de legereenheden van Kiev die het ontbreekt aan enthousiasme om hun broeders in het oosten te doden.
Emotioneel niet betrokken redacteurs hebben nauwelijks directe middelen om uit te vinden wat er aan de hand is in Donetsk en Loegansk, omdat ze geen ervaren verslaggevers kunnen sturen naar de gebieden waar gevochten wordt. De astronomische verzekeringskosten die daarmee gemoeid zijn, kunnen niet gedekt worden door hun budget. Zodoende hebben we weinig meer om op te varen dan wat we kunnen vergaren van websites die zich in het verleden bewezen hebben.
De propagandalijn van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken en het Witte Huis inzake de MH17-ramp werd minder nadrukkelijk nadat analisten van de Amerikaanse inlichtingendiensten – die hun commentaren naar verslaggevers lekten – weigerden het spel mee te spelen.
Die propagandalijn is weer volop van kracht rond het thema van de vermeende Russische invasie, terwijl het goed-fout-schema nog altijd in stand gehouden en gevoed wordt door diverse Amerikaanse publicaties. Daaronder enkele die een reputatie hoog hebben te houden, zoals Foreign Policy, of die ooit als relatief progressieve bakens gezien werden, zoals The New Republic, wiens teloorgang als een relatief betrouwbare bron van politieke kennis te betreuren valt.
Het is pas in de laatste dagen dat een opmerkelijk artikel in Foreign Affairs, van de opmerkelijke geopolitieke wetenschapper John Mearsheimer, op de radar verschijnt. Mearsheimer legt de grootste verantwoordelijkheid voor de crisis in Oekraïne waar ze thuishoort: bij Washington en zijn Europese bondgenoten.
“Amerikaanse en Europese leiders blunderden met hun poging om Oekraïne te veranderen in een Westers bolwerk aan de Russische grens. Nu de consequenties zijn blootgelegd, zou het een nog grotere vergissing zijn om dit onzalige beleid voort te zetten.” Het zal tijd kosten voor deze analyse doordringt tot enkele Europese redacteurs en hen overtuigt.
Een ander gezond geluid is dat van Stephen Cohen, die de eerste auteur zou moeten zijn die iedereen die werkelijk iets van Poetins Rusland wil begrijpen zou moeten lezen. Deze "patriottische ketters", zoals hij zichzelf noemt, komen er dezer dagen echter slecht van af in de gedrukte pers. Zo krijgt Cohen zelf de wind van voren van The New Republic.
Het kenmerk van succesvolle propaganda is de manier waarop het de nietsvermoedende lezer of televisiekijker besluipt. Dat doet het door middel van terloopse negatieve opmerkingen, door relatief vluchtig tussen-de-lijnen-denken in recensies van boeken of films, of artikelen over wat dan ook.
We zien dat overal om ons heen, maar laten we een voorbeeld van de Harvard Business Review nemen, waarin hoofdredacteur Justin Fox vraagt: “Waarom zou de Russische president Vladimir Poetin zijn land in een patstelling met het Westen brengen, die vrijwel zeker haar economie zal schaden?”