3. Eerste dagmars[/SIZE]
De cavalerie was al een paar uur op reis en de ruiters leerden elkaar goed kennen terwijl Zara aan kop reed. Ze keek haar de heldere lucht en kon voorspellen dat het droog zou blijven.
“Zeg eens Aanvoerder…is het waar wat men over u zegt?” vroeg Barkad –één van de acht ruiters- aan Zara. Barkad was in tegenstelling tot de andere ruiters een stuk korter en dikker en hij was zeker 48 jaar oud maar ondanks zijn leeftijd was hij de meest onvolwassen van de acht. Hij kon nogal speels zijn en zag het leven als een groot spel. Maar dat maakte hem niet minder goed in strijden. Hij vreesde maar weinig in zijn leven en als hij vocht dan gooide hij zich helemaal in de strijd. Hij stond dan ook altijd in de frontlinie van slagvelden en toonde de moed die andere mannen aanmoedigde om hetzelfde als hem te doen. Het was om deze kwaliteiten dat hij gekozen was om deze cavalerie te begeleiden.
“Dat u elf man hebt gedood in de slag van de Paarden met uw zwaard?” vervolgde hij.
Zara glimlachte en keek Barkad aan.
“Klinkt het dan ongeloofwaardig?” vroeg ze geamuseerd.
“Dat een vrouw als een man vecht komt maar zelden voor. Zeker voor een jongedame als u.” antwoordde hij.
“Laat mijn leeftijd u niet doen misleiden beste man, noch mijn vrouwelijkheid.” Antwoordde Zara.
“Want ik heb mijn hele leven doorgebracht in het leren vechten en verdedigen.” Vervolgde ze.
“Hanzala heeft verteld dat u ook een leerling was van Hommane.” Zei Fariq, een andere ruiter.
“Dat klopt. Net als hij was ik ook een leerling van Hommane.” Zei Zara terwijl ze Hanzala glimlachend aankeek.
“Ik zeg u eerlijk aanvoerder… ik zou zelfs goud betalen om u in actie te zien.” Zei Barkad speels.
“Ja ik ook.” Viel Dirar bij.
“Ik ook.” Riep Fariq er boven op uit.
Zara moest haar lach onderdrukken en zei:
“Laten we maar hopen dat ons reis zonder problemen verloopt.”
Na een heel dagreis was de zon ondergegaan en de schemering trok weg. In de duisternis van de nacht kon Zara maar beter niet reizen terwijl de prinses in de koets gedragen werd. In de duisternis had Zara geen zicht op de omgeving en kon ze een gevaar niet van ver zien komen. Ze reden de pad af en wat dieper in de bos op een open plek waar een klein riviertje stroomde werd de kamp opgezet. Zo waren ze beschut van mensen en wist niemand dat ze hier waren.
“Zet een kampvuur op.” Beval Zara en Hanzala en Luqnot raapten hout bij elkaar. Zara bond Fulsan aan een boom terwijl ze hem aaide.
“Rust uit. Je hebt je goed gedragen.”
Fulsan begon van het gras te eten en Zara liep naar de koets waar Luna het kamermeisje Layla hielp af te stappen. Layla gaapte en Zara vroeg:
“Verloopt de reis naar wensen?”
Layla plaatste haar hand voor haar mond en knikte.
“Ik heb net een beetje geslapen maar ben nog steeds moe.”
Zara lachte en zei:
“Kom dan gaat u eerst eten en dan kunt u zo weer slapen.”
De temperatuur was sterk gedaald die avond en gekleed in bont zaten ze rond het vuur. Op een respectievelijke afstand zat de prinses niet in de buurt van de mannen vanwege haar status. Ondertussen werd er een schapenbeen boven het vuur geroosterd terwijl er water voor elkaar werd ingeschonken.
“Fariq en Luqnot… jullie zullen de eerste wacht houden.” Beval Zara de mannen. Ze knikten tevreden met het bevel en Zara keek naar de overige mannen. Wie moest ze aanwijzen voor de tweede dienst. Barkad had meer slaap nodig dan de rest en dat kon zijn waakzaamheid doen verzwakken… de overige mannen leken ook niet geschikt behalve Dirar.
“Dirar en ik houden de tweede wacht.” Besloot ze.
“Tot uw dienst, mijnvrouw.” Antwoordde Dirar.
“Ik kan ook wel de wacht houden.” Zei Hanzala.
“Ga maar slapen. Ik heb liever dat jij genoeg slaap binnen krijgt zodat je morgen extra alert bent tijdens de reis.” Antwoordde Zara.
“Jij weet het beste aanvoerder.” Knikte Hanzala vervolgens.
“Bij dageraad vertrekken we.” Zei Zara tenslotte.
“Is dat been nou klaar of nog niet. Ik heb honger als een paard.” Zei Barkad ongeduldig terwijl hij hongerig naar het geroosterde vlees keek.
Ze moesten lachen en al snel sneden ze het vlees in stukken en verdeelden het onder elkaar.
Terwijl de prinses lag te slapen in de koets hielden Fariq en Luqnot de wacht. Buiten op de grond lag Zara te slapen terwijl ze haar zwaard in haar rechterhand vast hield. Mocht er iets gebeuren dan kon ze in een reflex de prinses beschermen.
“Ik kan niet wachten tot ik weer terug ben in Maynour.” Vertelde Fariq terwijl hij naar het vuur staarde.
“Ik was nog niet zo lang op een expeditie geweest waardoor ik maanden weg ben geweest van mijn vrouw en kinderen. En net dat ik terug was in hun gezelschap kreeg ik het bevel weer om op pad te gaan.”vervolgde hij.
“Dit is nu eenmaal het leven van een soldaat, we brengen meer tijd door in de wildernis en veldslagen dan in onze huizen.” Verzuchtte Luqnot.
“Heb jij kinderen?” vroeg Fariq nieuwsgierig.
Luqnot schudde zijn hoofd en keek leeg naar de grond.
“Ik ben sinds mijn achttiende al op pad geweest. Het meeste van de tijd ben ik omringd door zwetende of bloedende soldaten dan mooie vrouwen, en als je ziet dat jouw kameraden vallen wil je al geen kinderen meer. Die zullen vast in de voetsporen van hun vader treden en ook op de slagvelden leven waar ze vervolgens afgeslacht zullen worden.”
Fariq kon begrijpen dat Luqnot verschrikkelijke dingen moest hebben gezien. Hij leek haast wel levensmoe.
“Je kunt niet voorspellen wat het lot van je kinderen zal zijn. Zonder vrouw en kinderen is het leven leeg…vooral als je een soldaat bent. Je hebt iets nodig om je aan vast te houden. Iets om voor te leven.”
Luqnot smuilde en zei:
“Als ik naar onze bevelhebber kijk, vind ik de kracht weer om te leven. Haar jeugdigheid en schoonheid maken deze reis aangenaam.”
Fariq keek verrast naar Luqnot en vroeg:
“Vind je haar soms leuk?”
Luqnot fronste en antwoordde:
“Welnee…ze is slechts een verademing om naar te kijken. Ik bewonder haar maar meer ook niet. Ik ken mijn plaats.”
Hij gooide vervolgens een steen in het vuur en keek daarna op naar de sterren.
“Volgens mij zit onze wacht al op. Laten we haar wakker maken.” Vervolgde hij en Fariq knikte.
Terwijl Dirar de slaap uit zijn ogen wreef verzamelde Zara hout om het vuur brandend te houden. Toen ze klaar was nam ze plaats naast Dirar en zei:
“Het is alleen jij en ik nu… heb je goed kunnen slapen?”
“Een beetje. Ik lag niet echt comfortabel.”
“Is het je eerste reis?” vroeg Zara vanwege zijn leeftijd. Hij was maar een jaar of twee ouder dan haar.
Hij knikte en antwoordde:
“Ik heb voorheen alleen in defensieve veldslagen gevochten. We verdedigden de stad binnen of buiten haar muren maar dit is mijn eerste reis als ruiter.”
Zara glimlachte en zei:
“Geef het een dag of twee en dan zul je op alle plekken kunnen slapen, hoe erg hard de grond ook is.”
Dirar lachte en knikte.
“Ken je een paar ruiters al of is dit de eerste keer dat je met ze bent?” vroeg Zara nieuwsgierig.
Dirar keek naar de slapende mannen en zei:
“Ik ken de gebroeders Rindjal en Barkad. Met de gebroeders ben ik opgegroeid in het dorp Roebl maar Barkad heb ik pas leren kennen in de slag van de Rivier toen hij mijn leven redde van een Kurim.” Zara kon zich de slag van de Rivier als de dag van gisteren herinneren. Ze was gerangschikt in de linkervleugel van het leger terwijl ze een aanval van de Kurim stam probeerden te verslaan. De Kurim stam was al jaren opstandig tegen het koninkrijk en toen ze genoeg mannen hadden vielen ze het koninkrijk aan. Met een leger van 13.000 man wisten ze de vijand te verslaan die twee keer zo groot was en ze onderworpen hen aan de wil van het Koninkrijk Maynour.
Zara keek richting de gebroeders Rindjal en vroeg:
“Hun vader was toch de grote kampioen Rindjal de reus?”
“Ja.”knikte Dirar.
De Rindjal gebroeders waren onafscheidelijk. Iqbal was de oudere broer en hij was een bevelhebber geweest van de rechtervleugel van het leger tijdens de slag van de Paarden. Geruchten gingen rond dat hij twee zwaarden had gebroken op de lichamen van de Huzanen en één paard had laten vallen met zijn blote handen. Hij was een kundige zwaardvechter en stond bekend om zijn ridderlijkheid. Bij de vrouwen deed hij het dan ook heel goed, die bezweken onder de betovering van zijn charmes en woorden. Zijn jongere broer Riaz integendeel had al een lange tijd geen woord gesproken. Sinds een jonge leeftijd had hij zijn spraakvermogen verloren. Van hem kon je dan ook geen woord verwachten. Alleen zijn broer begreep zijn gebaren die hij dan weer aan de rest doorgaf. Riaz was een uitstekende boogschutter en er werd gezegd dat hij nooit zijn doel miste. Hij richtte altijd op de ogen en volgens de geruchten zouden er honderden van de overlevenden van de Kurim stam blind zijn geworden door de pijlen van Riaz. Op de schouder van Riaz reisde een havik mee die erop uit werd gezonden om vijandelijke concentraties op te vangen en die vroegtijdig door te geven. De gebroeders Rindjal waren dan ook een unieke toevoeging aan deze cavalerie.
“En jij? Ken je al meerdere ruiters persoonlijk of alleen Hanzala.” Vroeg Dirar nieuwsgierig.
Zara schudde haar hoofd en antwoordde:
“Naast Hanzala ken ik niemand persoonlijk goed.”
“Nou we hebben nog een heel reis te gaan. We zullen elkaar nog goed leren kennen.” Zei Dirar glimlachend en Zara knikte:
“Ongetwijfeld.”