'Oemar ibn al-Khattaab
[/SIZE][/FONT]
[FONT=Times New Roman]'Oemar ibn al-Khattaab Radhiya Allaahoe 'anhoe.
De Leider der Gelovigen.
Zijn naam is 'Oemar ibn al-Khattaab ibn Noefayl ibn 'Abdil-'Oezza ibn Riyaah ibn Qoert ibn Razaah ibn 'Adiyyah ibn Ka'b ibn Loe-Ayy, van de stam Qoeraysh en de clan Banoe 'Adiyy.
Zijn roepnaam, was Anoe Hafs.
Zijn bijnaam was al-Faaroeq, oftewel de onderscheider tussen de waarheid en de valsheid.
Hij was zowel rechts- als linkshandig.
Hij was groot en sterk. Het was alsof hij op een rijdier zat, terwijl de mensen op hun voeten stonden.
Hij was gewoon om zijn linkeroor met zijn rechterhand vast te pakken en in deze hoedanigheid op zijn paard te springen. Het was alsof hij was geboren op de rug van zijn paard.
De Profeet Salla Allahoe 'alayhi wasallam smeekte Allaah om de islam te versterken met 'Oemar ibn al-Khattaab.
Hij ging in het 6e jaar van de profeetschap over tot de Islam op 27 jarige leeftijd.
De Islam werd in het geheim gepraktiseerd, tot aan de dag dat 'Oemar moslim werd. Vanaf die dag was de Islam zichtbaar en sterk.
Hij is na de Profeet Salla Allahoe alayhi wasallam en Aboe Bakr Radhiya Allahoe 'anhoe de beste van deze gemeenschap.
'Oemar en Aboe Bakr zij de meesters van de mannen van het Paradijs.
De Satan zag 'Oemar geen weg inslaan of hij sloeg een andere weg in uit angst voor hem.
Hij behoorde tot de mensen die door Allaah geinspireerd werden.
Allaah plaatste de waarheid in zijn hart en op zijn tong.
Als er na de Profeet Mohammed Salla Allahoe alayhi wasallam een andere Profeet zou zijn, dan zou dat 'Oemar zijn.
De Profeet Salla Allahoe alayhi wasallam getuigde van zijn martelaarschap.
De Profeet Salla Allahoe alayhi wasallam getuigde van zijn kennis en sterke geloof.
De Profeet Salla Allahoe alayhi wasallam zag zijn paleis in het Paradijs.
Hij zal in het Paradijs door degenen onder hem gezien worden zoals men een verre ster in de hemel ziet.
Wanneer iemand tegen hem loog, dan wist hij dit.
Hij was de deur die de rampspoeden en beproevingen tegenhield.
Hij bezat de meeste kennis over het Boek van Allaah en het meeste begrip van de religie.
Als de kennis van 'Oemar Radhiya Allaahoe 'anhoe aan de ene kant van een weegschaal geplaatst zou worden en de kennis van alle levende mensen op aarde aan de andere kant, dan zou de kennis van 'Oemar zwaarder wegen.
Aboe Bakr wees op zijn sterfbed 'Oemar aan als kalief na hem. Toen de men hem vroeg: 'Wat zul je tegen je Heer zeggen als Hij jou vraagt wie jij over hen hebt aangesteld?', antwoordde hij: Ik zal zeggen dat ik de beste onder hen over hen heb aangesteld.'
De mensen waren bang voor hem. Toen hij hierover bericht werd, zei hij: 'Alle lof aan Allah, Die mijn hart gevuld heeft met genade voor hen, en hun harten heeft gevuld heeft met angst voor mij!'
Hij veroverde Palestina, Syrie, Jordanie, Libanon, Egypte, Azerbeidzjan, Armenie, irak, en een groot deel van Iran.
Toen de mensen getroffen werden door een hongersnood at hij een jaar lang niets anders dan brood en olie.
Toen hij eens werd aangesproken op zijn voedsel, antwoordde hij::'Moet ik mijn goede dingen soms opgebruiken in deze wereld en hiervan genieten?!'
In het jaar van de hongersnood ontzegde hij zich boter en at enkel brood met olie. Toen zijn buik rommelde, prikte hij hiertegen met zijn vinger en zei: 'Voorwaard, wij hebben geen ander voedsel voor jou, totdat de mensen genoeg hebben!'
Hij was gewoon een wollen kleed te dragen dat opgelapt was met leren lappen.
Wanneer hij op reis ging, sloeg hij geen tent op. In plaats daarvan hing hij een kleed aan een boom en ging daaronder liggen.
Na de Profeet Salla Allahoe 'alayhi wasallam heeft men niemand gezien die meer toegewijd was in de aanbidding en die vrijgeviger was dan 'Oemar.
Het kwam weleens voor dat hij een vers reciteerde tijdens zijn gebed, waarna hij op de grond viel en de mensen dagenlang op ziekenbezoek bij hem kwamen.
Iemand hoorde hem eens tegen zichzelf zeggen: ''Oemar ibn al-Khattaab, Leider der Gelovigen? Bij Allah! Jij zult Allah waarlijk vrezen, o zoontje van al-Khattaab, of hij zal jou waarlijk bestraffen!'
Toen men hem eens een waterzak op zijn rug zag dragen, vroeg men hem hierover, waarop hij antwoordde: 'Mijn ziel was onder de indruk van zichzelf, waardoor ik haar wilde vernederen!'
Toen één van zijn schoonzonen eens naar hem toe kwam en hem verzocht om hem geld van de schatkist te geven. antwoordde hij: 'Wil jij dat ik Allah tegemoet kom als een verraderlijke koning?!' Vervolgens gaf hij hem tienduizend zilverstukken van zijn persoonlijke bezit.
Toen de schatten van van Chosroe, de Perzische keizer, bij hem gebracht werden, huilde hij en zei: 'Geen volk wordt dit gegeven, zonder dat er vijandschap en haat tussen hen zullen heersen!'
Hij was gewoon handel te drijven terwijl hij Kalief was.
Vlak voor zijn dood zei hij: 'O Allah! Schenk mij het martelaarschap op Uw weg en laat mij sterven in de stad van Uw Profeet'.
Toen hij een ochtend de mensen in gebed leidde, werd hij neergestoken door de Perzische slaaf, Aboe Loe-oel-ah de vuuraanbidder, waardoor hij enkele dagen later overleed. Toen men hem berichtte wie hem had neergestoken, zei hij: 'Alle lof komt toe aan Allah, Die mijn dood niet heeft laten geschieden door de handen van iemand die moslim beweert te zijn!'
De ochtend nadat hij was neergestoken, riep men naar hem terwijl hij buiten bewustzijn was: 'Het gebed!' Daarop schrok hij wakker en zei: 'Zeker! Degene die het gebed laat, heeft geen aandeel in de Islam!'
Vervolgens verrichtte hij het gebed terwijl het bloed uit zijn wond vloeide.
Op zijn sterfbed wees hij de zes personen aan met wie de Profeet Salla Allahoe alayhi wasallam tevreden was toen hij deze wereld verliet: az-Zoebayr ibn al-'Awwaam, 'Abdoer-Rahmaan ibn 'Awf en Sa'd ibn Abie Waqqaas. Hij droeg hen op om één persoon onder hen aan te stellen voor het kalifaat en gaf hun drie dagen de tijd. Zij verkozen 'Oethmaan.
Hij vroeg 'Aa-ishah Radhiya Allahoe 'anhaa toestemming om naast de Profeet Salla Allahoe alayhi wasallam en Aboe Bakr Radhiya Allahoe 'anhoe begraven te worden, waarop zij hem toestemming gaf.
Hij stierf als martelaar aan het einde van Dhoel-Hiddjah (de 12e maand van de islametische kalender) in het jaar 23 na de emigratie en werd begraven op zondag 1 Moeharram (de eerste maand van de islametische kalender) van het jaar 24 na de emigratie.
Hij liet een schuld achter van 86 duizend geldstukken.
Er zijn verschillende uitspraken gedaan over de leeftijd die hij bereikte.
Deze varieren van 54 tot 66 jaar.
Zie Siyar A'laam an-Noebalaa: Siyar al Khoelafaa- ar-Raashidien (blz. 71-96) van adh-Dhahabie.