Bekijk volle/desktop versie : Wat gepaard gaat met berouw



06-04-2012, 17:57
Vraag:

Een persoon die vroeger onwetend was en bepaalde zondes verrichtte, is door Allah naar de Islam geleid. Deze persoon zegt: “Ik heb de volgende overlevering gehoord waarin de Profeet (vrede zij met hem) zegt: “Degene die een fout heeft begaan met betrekking tot de eer van zijn broeder of iets anders, laat hem vandaag nog de broeder om vergeving vragen alvorens er geen Dinar of Dirham meer is.” Wat adviseert u deze persoon te doen?

Antwoord:

Allah heeft Zijn dienaren in staat gesteld om berouw te tonen. Allah zegt namelijk (interpretatie van de betekenis):

“En keer jullie allen berouwvol tot Allah, O gelovigen. Hopelijk zullen jullie welslagen.”

(Soerat an-Noer: 31)


“O jullie die geloven, toon Allah oprecht berouw.”

(Soerat at-Tahriem:


“En voorwaar, Ik ben zeker een Vergevensgezinde voor degene die berouw toonde en geloofde en goede daden verrichtte en vervolgens Leiding volgde.”

(Soerat TaaHaa: 82)


Verder is overgeleverd dat de Profeet (vrede zij met hem) heeft gezegd: “Degene die berouw toont voor een zonde is als degene die geen zonde heeft begaan.”

(Sahieh Ibnoe Maadjah)


Eenieder die een zonde heeft begaan, dient daar berouw voor te tonen en er spijt van te hebben. Ook moet hij onmiddellijk stoppen met deze zonde, er weg van blijven en zich voornemen nooit meer terug te vallen in datgene waarvoor hij berouw heeft getoond. Allah, de Verhevene, accepteert het berouw van degenen die berouw tonen.

Wanneer een persoon oprecht is in zijn berouw door spijt te hebben van zijn daad, zich voorneemt dit nooit meer te doen en hij stopt met deze daad uit ontzag en vrees voor Allah, dan zal Allah hem Genadig zijn door zijn berouw te accepteren en zijn voorgaande zonden te wissen.

Als het een zonde betreft waarbij de rechten van een ander zijn geschaad, dan moet de zondaar ook berouw tonen, oprechte spijt hebben, de zonde verlaten en oprecht zijn om nooit meer in deze zonde te vervallen. Ook moet hij degene die hij onrecht heeft aangedaan zijn recht teruggeven of hem om vergeving vragen. Of hij moet hem zijn recht teruggeven op basis van de overlevering die in de vraag werd aangehaald of andere overleveringen en Koranverzen.

De Boodschapper (vrede zij met hem) heeft gezegd: “Degene die onrecht heeft begaan met betrekking tot de eer van zijn broeder of iets anders, laat hem vandaag nog de broeder om vergeving vragen alvorens er geen Dinar of Dirham meer is. Wanneer hij een aantal goede daden op zijn naam heeft staan, dan zullen enkele Hasanaat (goede daden) van hem ontnomen worden naar evenredigheid van zijn begane onrecht. En als hij geen Hasanaat heeft, dan zullen een aantal zonden ontnomen worden van degene die hij onrecht heeft aangedaan, waarna hij hiermee belast wordt.”

(al-Boekhaarie)


De gelovige moet er dus naar streven om zaken recht te zetten en om de rechten van zijn broeder terug te geven. Dus hij moet of zijn recht teruggeven, of hem om vergeving vragen. Als het met zijn eer te maken heeft, dan moet hij hem daarvoor om vergeving vragen. Als hij hier niet toe in staat is, of bang is voor de gevolgen daarvan of dat het allemaal erger wordt dan het is, dan moet hij Allah om vergeving vragen voor deze persoon, smeekbeden voor hem verrichten en zijn goede eigenschappen benoemen. Hiermee compenseert hij zijn begane onrecht, met de intentie een slechte daad door een goede daad weg te wissen.

Sheikh cAbdoel-cAziez ibn cAbdillaah ibn Baaz
(Madjmoec ul-Fataawa wa Maqaalaat Moetanawwicah, boekdeel 4, blz. 374)