Bekijk volle/desktop versie : Iemand die bidt aan de voorzijde passeren



13-01-2012, 20:18
Overgeleverd door Boesr bin Sa’id dat Zaid Khalid hem naar Djoehaim stuurde om te informeren wat hij had gehoord van Allahs profeet over een persoon die een andere persoon die bidt aan de voorzijde passeert. Aboe Juhaim antwoordde: “Allahs profeet heeft gezegd: ‘Als degene iemand die bidt aan de voorzijde passeert, de omvang van zijn zonde zou realiseren, zou hij liever verkiezen om veertig (dagen, maanden of jaren) te wachten, dan om hem aan de voorzijde te passeren.’ Aboe an-Nadr zei: ‘Ik weet niet meer precies of hij veertig dagen, maanden of jaren zei.’”
(al-Boechaarie en Moeslim)

Deze hadieth toont aan dat het aan de voorzijde passeren van iemand die bidt een grote zonde is en dat zo’n persoon liever zou moeten verkiezen om veertig dagen, maanden of jaren te wachten. Dat gebied wat iemand (die passeert) moet vermijden betreft de plaats waar (de persoon die bidt) zijn soedjoed (= ter aarde werping) verricht en waar hij zijn handen plaatst. Degene die bidt kan zijn broeder of zuster in islaam hiervan weerhouden door het plaatsen van een soetrah in de richting waarin hij bidt, of om nabij een pilaar of muur (in de moskee) te bidden.

Het woord soetrah betekent bescherming of scherm. In de islaam betekent het een object dat een moeslim voor zich plaatst wanneer hij het gebed wil gaan verrichten, zodat er een soort scherm wordt geplaatst tussen hem en degene die hem aan de voorzijde wil passeren. (zie Moeslim deel I blz. 258 note 708). De soetrah moet een of twee gespreidde handen hoog zijn, zoals overgeleverd in de volgende hadieth;

Moesa b. Talha leverde over op gezag van zijn vader: “Wij waren gewend het gebed te verrichten terwijl de kamelen ons aan de voorzijde passeerden. Wij vertelden dit aan de boodschapper van Allah en hij zei:‘Wanneer iets ter hoogte van de achterkant van een zadel voor jullie is, dan zal datgene wat hem aan de voorzijde passeert hem niet kunnen schaden.’ Ibn Noemair zei: ‘Geen schade zal worden toegebracht aan degene die daarachter loopt.’” (Moeslim)

De afstand tussen de plaats waar de soedjoed wordt gedaan en de soetrah moet net genoeg zijn om een schaap of geit te laten passeren;

“Sahl b. Sa’d al-Sa’idi vertelde:

‘Tussen de plaats van aanbidding waar de boodschapper van Allah zijn gebed tegenover een muur verrichtte was een ruimte waardoor een geit kon passeren.” (Moeslim)

Wanneer het gebed gezamenlijk wordt verricht (djama’a) , is de soetrah van de imaam (degene die het gebed leidt) ook de soetrah voor diegenen achter hem;

Overgeleverd door Aun bin Abi Juhaifa: “Ik hoorde mijn vader zeggen: ‘De profeet leidde ons en bad twee rakaah van het dhohr-gebed en daarna twee rakaahx van het asr-gebed in al-Batha, met een anza’(= een speervormige stok) voor hem (als soetrah) in de grond geplant, terwijl vrouwen en ezels (achter deze anza) passeerden.”
(al-Boechaarie)
(x; het betrof hier de reizigers-salaat)

Wanneer iemand bidt en iemand probeert hem voor de soetrah te passeren., moet degene die bidt dit (desnoods hardhandig) beletten;

Overgeleverd door Aboe Salih as-Samman: “Ik zag Aboe Sa’id Al-Choedri op vrijdag het gebed verrichten achter iets wat als soetrah fungeerde. Een jongeman van Bani Abi Mu’ait wilde hem aan de voorzijde passeren maar Aboe Sa’id duwde hem terug door hem tegen de borst (kas) te stoten. Omdat hij geen ander alternatief wist probeerde hij nogmaals te passeren, maar Aboe Sa’id duwde hem met nog meer kracht. De jongeman beledigde/schold Aboe sa’id uit en ging naar Marwan waar hij een klacht indiende over Aboe Sa’id. Aboe Sa’id volgde de jongeman naar Marwan die hem vroeg: ‘ O Aboe Sa’id! wat is er gebeurd tussen jou en de zoon van jouw broeder?’ Aboe Sa’id zei tegen hem: ‘Ik hoorde de profeet zeggen: ‘Als iemand van jullie achter iets bidt als soetrah en iemand probeert hem aan de voorzijde te passeren, dan moet hij hem terugduwen en wanneer hij weigert moet hij kracht tegen hem gebruiken want hij is de shaitaan.’” (al-Boechaarie)

Het verbod om iemand die bidt aan de voorzijde te passeren geldt voor iedere moskee, inclusief de heilige moskee in Mekka en de moskee van de profeet in al-medinah;
Terwijl hij in tashahhoed (= een speciale zittende positie die aan persoon aanneemt tijdens het gebed) zat en terwijl hij zich in de Ka’ba bevond, duwde Ibn Omar een man (die hem aan de voorzijde wilde passeren) terug. Hij was gewoon te zeggen: “Gebruik geweld als zo’n persoon weigert terug te treden.” ( Al-Boechaarie)

Al-Hafiz Ibn Hajar Asqalani in Fath Al-Bari zei dat de Ka’bah niet wordt uitgesloten van voortdurende drukte en Boechaarie bevestigde hetzelfde van Abi Noe’aim in het Boek over salaah. Er is een andere hadieth die niet authentiek is maar wordt overgeleverd in de Soenan van Aboe Dawoed die de Ka’bah hiervan vrijstelt. Al-Hafiz heeft ook verklaart dat deze hadieth niet authentiek is. Dit alles bewijst dat het passeren van iemand die bidt aan de voorzijde niet is toegestaan in welke moskee dan ook, hoewel het is toegestaan op basis van verplichtingen zoals in het geval van de Ka’ba wanneer de drukte zijn hoogtepunt bereikt.

Uit; Islamic Guideline door Muhammed bin jamil Zino
Sahih Moeslim deel I en
Sahih al-Boechaarie deel I