Bekijk volle/desktop versie : Leven in een maatschappij vol onwetendheid



03-09-2011, 16:33
In de voorafgaande hoofdstukken hebben we gezien dat het voornaamste verschil tussen de gelovigen en de ongelovigen het bewustzijn van Allah’s oneindige Macht is. We hebben ook besproken dat een gelovige die zich bewust is van het bestaan van Allah en zijn hele leven moet oriënteren op het verkrijgen van de goedkeuring van Allah.

Een van de meest veelbetekende eigenschappen van iemand die de macht van Allah waardeert en aldus al zijn daden erop richt om Zijn zegeningen te mogen verdienen, bevrijdt zichzelf van alle andere wezens naast Allah. Door zijn leven te richten op Zijn goedkeuring en een dienaar voor Hem te zijn, ontwikkelt hij een ander inzicht in het heelal, waarvan hij weet dat deze geschapen en beheerst wordt door Allah. Aangezien hij Allah als de Enige God beschouwt, verliezen de onechte goden om hem heen hun betekenis.

In de Qur’an wordt dit onderwerp benadrukt in het verhaal van Profeet Ibrahiem :

“En vertel (O Mohammed) in het Boek over Ibrahiem: hij was waarheidsgetrouw, een Profeet. (Gedenk) toen hij tot zijn vader zei: ‘O vader, waarom aanbidt u iets dat niet hoort en niet ziet en u niets baat?’” (Soera Maryam: 41-42)

Aangezien een gelovige alleen de tevredenheid van Allah probeert te verkrijgen en zijn smeekbedes alleen tot Hem richt, is hij onafhankelijk geworden van alle andere geschapen wezens. Hij voelt geen behoefte om te proberen de tevredenheid van andere mensen te verkrijgen en hij vestigt zijn hoop niet op iemand anders dan Allah. Het bereiken van de ware vrijheid is in feite alleen mogelijk door een volledig inzicht hierin te hebben en zich naar Allah te keren.

De levens van degenen die een gebrek aan echt geloof hebben zijn onderdanig aan ontelbare goden. Zulke mensen wijden hun hele leven aan het verwerven van de goedkeuring van vele mensen en wanneer zij hulp zoeken, zoeken zij dit bij mensen. In werkelijkheid zijn de wezens die de ongelovige in gedachten aanbidt slechts zwakke ‘dienaren’, net zoals hijzelf. Deze wezens kunnen zijn verlangens verreweg niet vervullen, en hem zeker niet redden. Er is geen twijfel aan dat de dood het meest duidelijke feit is die onthult dat deze afgoden op geen enkele manier behulpzaam kunnen zijn. Het zou echter te laat zijn om te wachten op de dood alvorens de denkbeeldige natuur van deze goden in te zien. De impasse die deze mensen onder ogen moeten komen wordt in de Qur’an als volgt beschreven:

“En zij nemen naast Allah goden in de hoop dat zij geholpen zullen worden. Zij zijn niet in staat om hen te helpen, en zij (de veelgodenaanbidders) zijn voor hen een leger dat wordt voorgeleid.” (Soera Ya Sin: 74-75)

Ongelovigen baseren hun leven op deze verdraaide beredenering. Hieruit blijkt een ander belangrijk verschil tussen gelovigen en ongelovigen: gelovigen nemen alleen de criteria als leiding die Allah voor ze heeft bepaald. Ze gehoorzamen de bevelen van de Qur’an, het rechtvaardige Boek en de Soenna van de Profeet (saas). Hun religie is de Islaam, welke tot in detail in de Qur’an is uitgelegd en aan ons getoond is door het voorbeeldige leven van de Profeet (saas).

Mensen die zich in hun leven niet bewust zijn van Allah, zullen zeker eerder de criteria accepteren die de denkbeeldige goden voorschrijven, dan de criteria die Allah uiteengezet heeft. Hun religie is polytheïstisch, terwijl de Islam de enige en onveranderlijke wet van Allah is. De mensen hebben verschillende tegenstrijdige regels en doelen die door de maatschappij zijn opgelegd. Zo nemen de polytheïstische religies die zij volgen verschillende vormen aan.

Sommige doelen op geld en macht, terwijl andere zich richten op een prestigieuze en invloedrijke status. Sommige streven ernaar om een goede echtgenoot(e) te vinden en een gelukkig gezinsleven te hebben. Deze diversiteit die verschillende levensstijlen en ‘religies’ met zich mee brengt, is in feite gebaseerd op het gebrek om het bestaan van Allah en Zijn grenzen in te zien.

De mens is er echter van nature toe geneigd om op Allah te vertrouwen en een dienaar voor Hem te zijn. Doordat hij niet in staat is zijn oneindige behoeftes en verlangens te vervullen, richt hij zich alleen tot Allah. Overeenkomstig is de mens van nature geneigd Allah als zijn Heer te erkennen:

“Wend dan jouw aangezicht (O Mohammed) naar de godsdienst als een Hanif. (Volg) de natuurlijke aanleg, die Allah in de mens geschapen heeft. Er is geen verandering in de schepping van Allah. Dat is de juiste godsdienst, maar de meeste mensen weten het niet.” (Soera ar Roem: 30)

Een oprechte gelovige die niet gegrepen wordt door de slechte verlangens van zijn ziel maar die gelooft in Allah, leert hoe hij zichzelf moet gedragen in zijn leven door het boek dat geopenbaard is door Allah en door de Profeten als rolmodellen te nemen. Het leven van een gelovige is geheel anders dan dat van een ongelovige. Daarnaast leert een gelovige de feiten waarvan ongelovigen zich niet bewust zijn uit de Qur’an en de Soennah van de Profeet (saas). Allah heeft bijvoorbeeld het goede nieuws gegeven dat Hij redding zal geven aan degene die zijn plicht aan Allah nakomt:

“....Dat is waartoe jullie gemaand worden, (voor) wie gelooft in Allah en in de Laatste dag. En wie Allah vreest, die zal Hij een oplossing geven. En Hij voorziet hem van waar hij het niet verwacht en (voor) wie op Allah vertrouwt, is Hij voldoende. Voorwaar, Allah voert Zijn zaak uit. Waarlijk, Allah heeft voor alle zaken een maatgeving bepaald.” (Soera at Talaq: 2-3)

Een gelovige die de macht van Allah erkent zal zijn leven aan Hem toewijden, omdat hij weet dat Allah genoeg zal zijn voor ‘ieder die in Hem vertrouwt’. Dit wordt uitgedrukt in het volgende vers:

“Hij (Ya’qoeb) zei: ‘O Mijn zonen, ga niet door één poort naar binnen, maar ga door verschillende poorten naar binnen. Ik kan niets voor jullie doen tegen (de Wil van) Allah, het oordeel is slechts aan Allah. Op Hem heb ik mijn vertrouwen gesteld. En laten zij die vertrouwen hebben, op Hem hun vertrouwen stellen.’” (Soera Yoesoef: 67)

03-09-2011, 16:33


Een gelovige die dit feit inziet zal zien dat zijn enige plicht in deze wereld is om Allah Zijn bevelen te gehoorzamen. Dit is zijn plicht en zijn ‘beroep’. Hij is slechts verantwoordelijk voor het streven op de weg van Allah. Hij vraagt alles aan Allah, want het is Allah die alles aan hem geeft. Het doel van de schepping van de mens is aldus opgenomen in de Qur’an:

“En ik heb de Djinn’s en de mens slechts geschapen om Mij te dienen. Ik wens geen voorzieningen van hen, en ik wens niet dat zij Mij voeden. Voorwaar, Allah is de Voorziener, de Bezitter van sterkste kracht.” (Soera ad Dhariyat: 56-58)

Het is daarom onwaarschijnlijk dat een gelovige, die de moraal vertoont die wordt aangemoedigd in de Qur’an, angst in zijn hart kan hebben voor de toekomst. Deze angst is typerend voor degenen die het leven zien als een ‘gevecht’ tussen miljoenen onafhankelijke onechte goden. Zich ervan onbewust dat alle gebeurtenissen in het beheer van Allah plaatsvinden, overeenkomstig het lot, nemen zij aan dat ze een strijd moeten leveren om te overleven. Ze geloven dat zij voordeel hebben aan het ‘over anderen heenlopen’ en ‘hun gebruiken’ om hun eigen doeleinden te bereiken en hun persoonlijke belangen te behartigen. En hun denkwijze klopt met wat zij ervoor terugkrijgen.....

Said Noersi legt uit hoe de mens faalt om te kunnen begrijpen dat zijn werkelijke plicht is een dienaar van Allah te zijn en voegt hieraan toe:

“...ze concluderen onwijs dat het leven een strijd is.”

Dit argument van degenen die niet volgens de waarden van de Qur’an leven, is een van de fundamentele leerstellingen van hun ‘religie’. Het komt door deze beredenering dat deze mensen altijd lijden onder gevoelens van bezorgdheid en spanning.

- De meerderheid van de mensen zijn egoïstische mensen die zich alleen zorgen maken om zichzelf.

- Hun liefde is gebaseerd op het verkrijgen van voordeel; zij houden niet van iemand om zijn goede waarden of eigenschappen maar omdat het in hun belang is om van deze persoon te houden.

- Degene die zij als hun geliefden beschouwen, benaderen hen met dezelfde beweegreden, zodat er een relatie ontstaat die verstoken is van loyaliteit. Ze zijn altijd bezorgd over de mogelijke ontrouw van hun partners, aangezien ze weten dat ze op elk moment anderen kunnen vinden die rijker of knapper zijn.

- Ze worden in beslag genomen door jaloezie, iets dat ervoor zorgt dat ze geen plezier meer beleven aan schoonheid en zegeningen. Bijvoorbeeld, in plaats van de schoonheid van iemand te waarderen en te zeggen ‘hoe mooi Allah hem of haar geschapen heeft’, voelen ze zich rusteloos en vragen ze zichzelf af; ‘Waarom zie ik er niet zo mooi uit als hem/haar?’

- Ze zijn Allah niet dankbaar en ze zijn niet tevreden met hun zegeningen. Ze neigen ernaar om altijd meer te willen hebben. Dit onbevredigbare verlangen wordt een constante bron van ongemak.

- Ze zijn niet in staat om hun zwakheid te accepteren, ze vragen Allah niet om hulp. Ze nemen aan dat ze van hun zwakheid af kunnen komen als zij zich hooghartig van Allah af keren zonder Hem om hulp te vragen. Dit is echter niet de manier om af te komen van hun zwakheid. Op hetzelfde moment keren zij zich tot anderen en vestigen hun hoop op hen. Maar degenen tot wie zij zich keren zijn ook zwakke individuen die alleen aan hun eigen voordeel denken. Bovendien zijn ze verreweg van barmhartig en medelevend. Hierdoor voelen ze zich vaak depressief en verliezen ze de moed wanneer zij falen in het vervullen van hun verlangens.

- Ze hebben gebrek aan vergevingsgezindheid en tolerantie. Hierdoor kan zelfs een klein meningsverschil tussen hen zich ontwikkelen tot een conflict. Meestal maakt elke partij het een kwestie van trots om niet te accepteren dat hij degene is die fout zit. Hierdoor voelen ze zich vaak teneergeslagen.

- Ze geloven niet dat ze in een wereld onder de bescherming en heerschappij van Allah leven, maar eerder in een meedogenloze rimboe waar ze anderen moeten ‘verslaan’ om te overleven. Overeenkomstig hun misplaatst idee nemen ze aan dat zij een hard, agressief en egoïstisch karakter moeten ontwikkelen om in staat te zijn om te kunnen overleven in deze ‘rimboe’.

Inderdaad, hun houding klopt met wat zij meemaken. Ze worden of opgeslokt zoals een kleine vis, of ze worden een ‘grote en wrede vis’ en slokken anderen op.

Deze wetten zijn toepasbaar op bijna alle maatschappijen waar de mensen het ware geloof niet ervaren en zich volgens bovenstaand verkeerde moraal gedragen. De Qur’an noemt deze maatschappijen ‘onwetend’, omdat ze geheel onbewust zijn van Allah en het Hiernamaals.

De Qur’an vertelt ons dat de Profeet Moesa de zonen van Israël, een stam die geen gebruik maakt van wijsheid noch zichzelf aan Allah overgeeft, onwetend noemde:

“En Wij brachten de Kinderen van Israël naar de overkant van de zee. En toen zij een volk ontmoetten dat opging in het vereren van hun afgodsbeelden, zeiden zij: ‘O Moesa, maak voor ons een god zoals hun goden.’ Hij zei: ‘Voorwaar, jullie zijn een onwetend volk.’ Voorwaar, van deze zal hetgeen waar zij in opgaan vernietigd worden en wat zij plachten te doen bleek valsheid te zijn.” (Soera al A’raf: 138-140)

Maar zoals we eerder genoemd hebben, is de ‘maatschappij van onwetendheid’ niet uniform in haar verschijning. Alhoewel het in het algemeen ‘onwetend’ genoemd wordt, kunnen er verschillende gedeeltes in een bepaalde maatschappij zijn, die allemaal verschillende eigenschappen hebben. De maatschappij is vaak ingedeeld volgens criteria – meestal economisch - die door de maatschappij zelf bepaald zijn.

Het criterium in de maatschappij van onwetendheid om mensen te waarderen

Moslims nemen ‘taqwa’ (vrees voor Allah die het individu inspireert om op te passen voor verkeerde handelingen en doet verlangen naar de handelingen die Hem tevreden zullen stellen) als het enige criterium om mensen te waarderen. Zoals de Profeet (saas) zei, weten ze dat ‘de meest perfecte man in zijn geloof tussen de gelovigen is degene wiens gedrag het beste is.’ (Tirmidhi) In onwetende maatschappijen, die vooral uit mensen zonder geloof bestaan, wordt ‘geld’ als het voornaamste criterium beschouwd om een mening over anderen te vormen:

In dit geval verschijnen er vele verdraaide beredeneringen in onwetende maatschappijen:

- Een rijk persoon, ondanks dat hij onfatsoenlijk en verdorven is, wordt gerespecteerd.

- Door deze regel die door de maatschappij is gesteld, gelooft degene die rijk maar verdorven is dat hij een achtenswaardig persoon is.

-Doordat de maatschappij zoveel belang aan ‘geld’ hecht, hebben de armen gebrek aan zelfverzekerdheid. De houding van de armen wordt het meest duidelijk wanneer zij zich tussen de rijken bevinden. Een arm persoon zou wel kunnen herkennen dat hij superieur is aan de rijke man naast hem omdat de laatste bedorven is, maar onder invloed van de ideeën die door de maatschappij zijn opgelegd, is hij niet in staat om zijn gevoelens van onbekwaamheid te overwinnen.

- In de maatschappij van onwetendheid, waar het bezitten van geld een achtenswaardig criterium is, overheerst de morele ontaarding. Zulke corruptie gebeurt in het dagelijkse leven in verschillende vormen zoals omkoperij, misbruik van gezag of valsheid in geschrifte. Aangezien het succesvol vergaren van geld de meest belangrijke waarde is zijn alle methoden hiertoe gerechtvaardigd, ook als het immoreel en oneerlijk is.

Het verhaal van Qaroen in de Qur’an beschrijft het best de ‘geldgeoriënteerde’ houding van de maatschappij van onwetendheid:

“Voorwaar, Qaroen behoorde tot het volk van Moesa, maar hij bedroog hen. En Wij schonken hem zoveel schatten dat hun sleutels met moeite door een groep sterke mannen gedragen zouden kunnen worden. (Gedenkt) toen zijn volk tot hem zei: ‘Wees niet hoogmoedig: voorwaar, Allah houdt niet van de hoogmoedigen. En zoek met wat Allah jou gegeven heeft het Huis van het Hiernamaals en vergeet niet jouw deel in de wereld. En doe goed zoals Allah jou goed heeft gedaan en zoek geen verderf op de aarde. Voorwaar, Allah houdt niet van de verderfzaaiers.’ Hij (Qaroen) zei: ‘Voorwaar, dat wat aan mij gegeven is, berust slechts op kennis die ik bezit.’ Wist hij dan niet dat Allah voor zijn tijd generaties heeft vernietigd die veel sterker waren dan hij en meer (rijkdom) verzameld hadden? En de misdadigers hoeven niet over hun zonden ondervraagd te worden (want Allah kent hun zonden al). Toen begaf hij zich onder zijn volk, in vol ornaat. Degenen die het wereldse leven wensten, zeiden: ‘Hadden wij maar zoveel als Qaroen gegeven is. Voorwaar, hij is zeker een man die geweldig geluk heeft.’ En degenen aan wie de kennis gegeven was, zeiden: ‘Wee jullie, de beloning van Allah is beter voor wie gelooft en goede daden verricht. En zij worden niet bereikt, behalve door geduldigen.’ Daarom deden Wij hem en zijn woning in de aarde wegzinken. En voor hem was er geen groep naast Allah die hem kon helpen. En hij behoorde niet tot de weerbaren. En degenen die de vorige dag zijn positie wensten gingen zeggen:‘O wee, het is Allah Die het onderhoud verruimt en beperkt voor wie Hij wil van Zijn dienaren. Als Allah ons niet begunstigd had, had Hij ons zeker doen wegzinken. O wee, de ongelovigen welslagen niet.’ Dat Huis van het Hiernamaals (het Paradijs) schenken Wij aan hen, die niet hoogmoedig wensen te zijn op aarde en geen verderf (zaaien) en het (goede) einde is voor de Moettaqoen.” (Soera al Qasas- 76-83)

03-09-2011, 16:34
Zoals begrepen kan worden uit de verzen, waren Qaroen en degenen die hem benijdden het voorbeeld van een maatschappij van onwetendheid. Zij konden niet begrijpen dat Allah de Bezitter van alles is en dat Allah bezittingen schenkt aan wie Hij wenst. Qaroen dacht dat de rijkdom die hij bezat aan hem gegeven was door zijn superioriteit, maar dit was niet zo.

- Omdat Allah elk wezen schept, is Hij de echte Bezitter van alles. Degene die iets bezit kan dus gezien worden als een ‘beheerder’, die tijdelijk voor een bezit zorgt die eigenlijk aan Allah toebehoort.

- Zegeningen worden niet aan mensen geschonken omdat zij superieur zijn of omdat zij iets belangrijks hebben. Deze zegeningen worden aan de mens gegeven als een gunst of als een beproeving. Wat er van hem terugverwacht wordt, is dat hij niet ‘arrogant’ wordt maar dankbaar jegens Allah. Als iemand dit niet begrijpt, zullen de bezittingen die hij heeft hem in deze wereld of in het Hiernamaals geen geluk of redding geven.

- Eigendom wordt niet gegeven zodat het opgepot en gespaard kan worden. Allah geeft eigendom aan de man zodat hij het op de weg van Allah kan gebruiken. Het einde van degenen die dat niet doen, wordt als volgt in de Qur’an vermeld:

“En laat degenen die gierig zijn (en achterhouden van) wat Allah hun gegeven heeft van Zijn zegeningen, niet denken dat het goed voor hen is. Welnee, het is slecht voor hen. (Het onderwerp van) hun gierigheid zal hen op de Dag der Opstanding om hun nek gehangen worden. En aan Allah behoort de erfenis van de hemelen en de aarde. En Allah is Alwetend over wat jullie doen.” (Soera al ‘Imran: 180)

Terwijl een persoon de rijkdom uitgeeft die Allah aan hem geschonken heeft, moet hij het wijs gebruiken om de goedkeuring van Allah te verkrijgen, zonder de uitputting van de bronnen te vrezen. In de Qur’an richt Allah de aandacht op dat gevaar en herinnert ons eraan dat de Satan de mens bedreigt met ‘armoede’ (Soera al Baqara: 268). Verder wordt er vermeld dat Allah alles terugbetaalt wat er op Zijn weg uitgegeven wordt. Het relevante vers over deze kwestie is als volgt:

“Zeg: ‘Voorwaar, mijn Heer verruimt de voorzieningen voor wie Hij wil van Zijn dienaren en Hij beperkt voor hen. En wat jullie ook aan bijdragen uitgeven: Hij zal het vergoeden. En Hij is de Beste der Voorzieners.’” (Soera Saba’: 39)

Het verhaal van Qaroen onthult in feite een algemene eigenschap van de maatschappij van onwetendheid. Nader onderzoek van het verhaal onthult dat Qaroen eigenlijk kenmerkend is voor de eigenschap van de maatschappij van onwetendheid die rijke en prestigieuze mensen omvat.

In de gerelateerde verzen wordt er ook verwezen naar degenen die Qaroen benijden. Deze mensen hebben dezelfde onwetende beredenering als Qaroen en begrijpen niet dat de echte Bezitter Allah is. Dus hechten zij groot belang aan Qaroen en zijn rijkdom.

Degenen die zichzelf kunnen losmaken van de inprentingen van de maatschappij zijn de ware gelovigen:

- Omdat het criterium van de gelovigen niet geld was maar geloof en omdat zij wisten dat al het bezit aan Allah toebehoort, realiseerden zij zich dat het niet wijs was om Qaroen te benijden. Verder begrepen zij dat hij zich in een zekere meelijwekkende positie bevond.

- Zij zeiden niet pas na de dood van Qaroen - net zoals de leden van de maatschappij van onwetendheid - ‘Allah geeft overvloedig aan wie Hij wil, of weinig aan wie Hij wil’ maar begrepen dit feit vanaf het begin.

Een vergelijkbare situatie wordt verteld in het verhaal van de ‘eigenaren van de wijngaarden’. Het verschil tussen een man die veel zegeningen en eigendom gegeven is, zoals in het geval van Qaroen, en een gelovige die in Allah gelooft en zijn plicht jegens Hem nakomt, wordt als volgt in de Qur’an verteld:

“En geef hun de gelijkenis van de twee mannen: aan één van hen deden Wij twee tuinen met druivenstruiken toekomen en Wij omringden die met dadelpalmen (en) tussen hen in akkers. Ieder van die twee tuinen bracht vruchten voort en faalde daar in niets in. En in hun middelen deden Wij een rivier ontspringen. En er waren vruchten voor hem. Hij zei dus tot zijn (gelovige) gesprekspartner: ‘Ik ben jouw meerdere op het gebied van bezit en ik ben eervoller als persoon.’ En hij ging zijn tuin binnen en hij deed zichzelf onrecht aan. Hij zei:’Ik denk niet dat die (tuinen) ooit zullen vergaan. En denk niet dat het Uur der Opstanding zal plaatsvinden en zelfs al zal ik tot mijn Heer teruggebracht worden; ik zal ervoor zeker een betere plaats van terugkeer vinden.’ Zijn (gelovige) gesprekspartner zei, toen hij met hem in gesprek was, tot hem: ‘Geloof jij niet in Degene Die jou van aarde geschapen heeft, vervolgens uit een druppel sperma en jou tenslotte tot mens vormde? Maar wat mij betreft: Hij is Allah, mijn Heer, en ik ken mijn Heer niet één deelgenoot toe. En had jij maar toen jij je tuin binnentrad, gezegd: Wat Allah wil, er is geen kracht dan door Allah, indien je van mij ziet, dat ik minder dan jij ben, op het gebied van bezit en kinderen. Moge mijn Heer mij iets beters geven dan jouw tuin en een ramp over haar neerzenden vanuit de hemel, zodat het glibberige aarde wordt. Of dat haar water in de aarde wegvloeit, zodat jij het nooit meer zal kunnen vinden.’ En zijn vruchten werden vernietigd. Toen begon hij zich in zijn handen te wringen over wat hij ervoor uitgegeven had en dat zij (de tuinen) nu tot de bodem geruïneerd waren. En hij zei: ‘Wee mij, had ik maar mijn Heer niet één deelgenoot toegekend.’ En hij had geen groep die hem naast Allah hielp en hij was niet in staat zichzelf te verdedigen. Daar, de hulp is van Allah, de Ware. Hij is beter (als gever van) een beloning en beter (als gever van) een bestemming.” (Soera al Kahf: 32-44)

De leiders van de maatschappijen waarin het bezitten van geld het criterium is

In bijna elk verhaal in de Qur’an noemt Allah een groep mensen aan wie de Moslims Zijn Boodschap overbrengen. Maar in plaats van zich te bekeren, zorgt de informatie van de ware religie ervoor dat deze mensen arrogant worden en de gelovigen onderdrukken. De Qur’an geeft de eigenschappen van deze groep mensen in bijna alle verhalen van de Profeten weer.

In de Qur’an wordt dit gedeelte van de maatschappij beschreven met zinnen als ‘arrogante leiders van de mensen’, ‘degenen die levens van gemak leiden’, ‘degenen die volharden in ontzettende overtredingen’ en ‘degenen die ongerechtvaardigd trots waren in het land’. Hun overeenkomstige kwaliteit is hun gebruik van macht en bezittingen om tegen Allah in opstand te komen en om onrust op aarde te stoken. In de Qur’an worden de ‘leiders’ beschreven in Soera Saba’:

“En Wij zonden geen waarschuwer naar een stad, of degenen die daarin in weelde leefden zeiden: ‘Voorwaar, wij geloven niet in waar jullie mee zijn gezonden.’ En zij zeiden: ‘Wij hebben meer bezittingen en kinderen en wij zullen niet worden bestraft.’” (Soera Saba’: 34-35)

De bezittingen en kinderen die aan deze mensen gegeven zijn hebben bijgedragen aan hun arrogantie en ontkenning van Allah:

“Wat de ‘Ad betreft: zij waren hoogmoedig op de aarde, zonder recht, en zij zeiden: ‘Wie is er sterker dan wij?’ Zien zij niet dat Allah, Degene Die hen geschapen heeft, sterker is dan zij? En zij plachten Onze Tekenen te ontkennen.” (Soera Foessilat: 15)

Dit gedeelte van de maatschappij koestert een diepgewortelde vijandschap jegens degenen die in Allah geloven. En de gelovigen ontvangen de sterkste reactie van de mensen die ‘gemakkelijke levens’ leiden. Deze mensen die afkeer hebben van onderwerping aan Allah en het gebruiken van hun bezittingen voor Zijn zaak, koesteren wrevel en haat jegens de gelovigen. Door de haat die zij voor de gelovigen voelen, proberen sommigen van hun af te komen:

“De vooraanstaanden van degenen die hoogmoedig waren van zijn volk zeiden: ‘Wij zullen jou, O Sjoe’aib, en degenen die met jou geloven zeker uit onze stad verdrijven, of jullie moeten terugkeren tot onze godsdienst.’ Hij zei: ‘En als we er een afkeer van zouden hebben?’” (Soera al A’raf: 88)

Voorbeelden van zulke mensen, waar veel naar verwezen wordt in de Qur’an, bestaan ook vandaag de dag in de maatschappij.

Zodra we de voornaamste kwaliteiten in beschouwing nemen van ‘degenen die levens van gemak leiden’ zoals genoemd wordt in de Qur’an, wordt het onderwerp onmiskenbaar omdat er duidelijke parallellen zijn tussen de kwaliteiten van ‘degenen die een gemakkelijk leven leiden’ en sommige leden van een bepaald gedeelte van de maatschappij die de waarden van de onwetenden hebben overgenomen. Dit gedeelte van de maatschappij wordt bijna overal ter wereld de ‘high society’ genoemd.

Het leven dat sommige leden van deze gemeenschap - die een bovengemiddeld levensstandaard genieten - leiden, is vrij gedegradeerd. (Er zijn natuurlijk in dit gedeelte van de maatschappij zowel mensen met goede manieren als met slechte manieren). Feestjes in privé barren die thuis worden voortgezet, voorstellingen gebaseerd op een grof begrip van vermaak, jonge mensen geruïneerd door drugsgebruik, overmatig drinken, extravagante uitgaven etc., worden als ‘natuurlijk’ voorgedaan in deze ongebreidelde sociale sfeer. In de schijn van het intellectuele begrip van moderniteit en vrijheid, worden alle vormen van gewelddaad, perversie en immoraliteit opgelegd aan de mensen.

03-09-2011, 16:34
Sommige leden van deze gemeenschap tonen alle eigenschappen van de perverse maatschappijen die in de Qur’an genoemd worden: de homosexuele handelingen van de mensen van Loet, het bedriegen van gewicht- en (prijs)berekeningen – een typische eigenschap van de mensen van Madyan (Soera Hoed: 84) - , het bespotten van de gelovigen zoals in het geval van de mensen van Noeh (Soera Hoed: 38) en exploitatie van de materiële rijkdom van mensen door woeker zoals bij de zonen van Israël (Soera an Nisaa’: 161)

De mensen van dit gedeelte van de maatschappij, die geen enkele kwaliteit bezitten behalve hun liefde voor luxe, laten een leven met een tekort aan moraal zien, terwijl de gemiddelde mens nauwelijks een inkomen kan verdienen, zelfs wanneer zij er hard voor werken. Deze mensen die in één nacht grote sommen geld uitgeven, groter dan het salaris van een gemiddeld persoon, veroorzaken grote spirituele schade aan de maatschappij.

Bij dit punt moeten we ons eraan herinneren dat de Qur’an ons vertelt over het einde van de ‘leiders die een leven van gemak leiden’, tenzij ze berouw tonen en vastberaden zijn om afstand te nemen van die manier van leven:

“Totdat, wanneer Wij degenen onder hen die in weelde leven met de bestraffing treffen: zij (om hulp) schreeuwen. Schreeuw die Dag niet (om hulp): voorwaar, er zal jullie geen hulp van Ons verleend worden.” (Soera al Moe’minoen: 64-65)

De moraal in de maatschappij van onwetendheid

Het in de Qur’an genoemde moraal van gelovigen is gebaseerd op vrees voor Allah en Zijn goedkeuring. Aangezien de leden van de maatschappij van onwetendheid hun waardeoordelen niet baseren op vroomheid, zijn hun morele waarden ook verdraaid.

Aangezien de maatschappij van onwetendheid zich niet bewust is van de oneindige macht van Allah, baseren de mensen hun moreel begrip op het criterium die het best uitgedrukt kan worden als: ‘Wat zullen de mensen ervan denken?’ Zo een begrip staat de uitvoering van moreel niet-geaccepteerde handelingen toe wanneer niemand het hoort of ziet. Anders wordt dit immoreel onbegrip gerechtvaardigd onder een nieuwe naam en vorm.

Bijvoorbeeld, veel mensen in de maatschappij van onwetendheid beschouwen vreemdgaan als immoreel. Sommigen die werkelijk vreemdgaan, durven dit nauwelijks toe te geven. Maar in het algemeen vermijden zij het niet om vreemd te gaan, op de voorwaarde dat niemand er getuige van is.

Het is mogelijk om verscheidene vormen van gedrag te zien in het leven van onwetende mensen.

Het verlangen om eeuwig te leven

“Zeg: ‘Voorwaar, de dood die jullie trachten te voorkomen zal jullie zeker vinden, daarna zullen jullie worden teruggevoerd naar de Kenner van het onwaarneembare en het waarneembare en Hij zal jullie dan mededelen wat jullie plachten te doen.’” (Soera al Jumu’a: 8)

Zich onbewust van het bestaan van Allah en het Hiernamaals, gedragen de mensen van de maatschappij van onwetendheid zich alsof ze nooit dood zullen gaan. In deze maatschappij blijft de dood een van de woorden die nooit hardop uitgesproken wordt. De dood wordt genegeerd wanneer er plannen worden gemaakt. Ze potten hun fortuin op alsof het leven in deze wereld eeuwig voortduurt. Aangezien deze plannen alleen voor deze wereld gemaakt zijn, worden degenen die zich de dood herinneren ‘dooddoeners’ genoemd.

Dit is een van de duidelijkste indicaties voor de verdraaide beredenering waarop onwetende ongelovigen hun levens baseren. Aangezien ‘elke ziel de dood zal ondergaan’ (Soera al ‘Imran: 185), is een leven die gebaseerd is op de onwetendheid van de dood zeker gevestigd op een verotte fundering. Een man moet echter zijn intelligentie gebruiken:

- Aangezien hem het verlangen is gegeven om eeuwig te leven, moet hij bedenken waarom zijn leven beperkt is tot 60-70 jaar.

- Hij zou het onwijze argument, de aanname dat het vermijden van de dood een manier is om de dood op afstand te houden, moeten herkennen. Dit gedrag is als een struisvogel die zijn kop in het zand steekt.

- Hij zou moeten inzien dat Allah, Die van hem een perfect lichaam gemaakt heeft uit sperma, de macht heeft om hem te herscheppen en hem een nieuw leven te geven.

- Hij moet bedenken dat Allah, Die in honderden verzen beloofd heeft hem te herscheppen na de dood, Zich zeker aan Zijn belofte zal houden.

Al het bovenstaande zal hem doen begrijpen dat de dood geen manier van verdwijning is, maar een overgang naar het Hiernamaals.

- In dit geval, zou hij ook begrijpen dat de angst voor de dood nutteloos is. Vrees voor de dood zal hem niet baten: het is onoverkomelijk. Iedereen zal op een voorbestemd tijdstip sterven. Degenen die de dood vrezen worden in de Qur’an gewaarschuwd:

“...Zij verbergen in hun zielen wat zij jou niet laten merken. Zij zeggen: ‘Hadden wij maar over de zaak iets te zeggen, dan zouden wij hier niet gedood worden.’ Zeg (O Mohammed):‘Al waren jullie in jullie huizen gebleven: degenen voor wie de dood bepaald was, zouden naar hun rustplaatsen vertrokken zijn.” (Soera al ‘Imran: 154)

De dood is een deur naar het Hiernamaals en brengt zaligheid en redding met zich mee voor degenen die hun leven overeenkomstig de tevredenheid van Allah doorgebracht hebben. Aan de andere kant betekent de dood voor degenen die zich van Allah afgekeerd hebben een totale vernietiging en het begin van een vreselijke ramp. De Qur’an vertelt ons dat zodra de dood komt, het spijtgevoel van degenen die Allah vergeten zijn –alsof ze nooit dood zouden gaan - hun niet zal baten:

“En er is geen (aanvaarding van het) berouw voor degenen die het slechte bedrijven totdat een van hen de dood nabij is, (en dan) zegt: ‘ Voorwaar, nu heb ik berouw.’ En ook niet voor degenen die ongelovig sterven. Zij zijn degenen voor wie Wij een pijnlijke bestraffing voorbereid hebben.” (Soera an Nisaa’: 18)

“Totdat, wanneer de dood tot een van hen komt, hij zal zeggen: ‘O mijn Heer, laat mij terugkeren. Hopelijk kan ik goede werken verrichten voor wat ik nagelaten heb.’ Zeker niet! Voorwaar, dit zijn slechts woorden die hij spreekt en voor hen is een scheiding tot de Dag waarop zij gewekt worden.” (Soera al Moe’minoen: 99-100)

Ieder die zijn leven niet aan Allah heeft toegewijd zal hier spijt van krijgen tenzij Allah iets anders wil.

03-09-2011, 16:35


Bedenkt dat het leven te kort is en dat er werkelijk een eeuwig leven na het leven van deze wereld is en dat een ieder recht heeft op dit eeuwige leven, mits hij in deze wereld de goedkeuring van Allah verdient;

- We moeten onszelf meer bezig houden met het echte leven na de dood, dan met het leven in deze wereld, welke kort en waardeloos is vergeleken met de beloofde eeuwige overvloed. Daarom zijn de gelovigen die dit feit begrijpen als degenen wiens: ‘oprechtheid volledig gezuiverd is ten behoeve van hun gedachtenis aan het Hiernamaals.’ (Soera as Sad: 46)

- Het is nutteloos om je voor de gek te laten houden door de onbeduidendheid en de bedrieglijke aanlokkingen van de wereld en eraan gehecht te raken. Noch bezittingen, noch schoonheid, noch macht, noch familie, noch beroemdheid kan iemand vergezellen in het graf. Het enige wat in het graf overblijft is een lichaam gewikkeld in een doodskleed, welke na de begrafenis een snel ontbindingsproces ondergaat.

- Wat meegenomen zal worden naar het Hiernamaals zijn de goede daden en handelingen van aanbidding die verricht werden om de goedkeuring van Allah te verkrijgen. Daar zullen de tijdelijke zegeningen van deze wereld (schoonheid, gezondheid, rijkdom etc.) op de meest perfecte manier voor eeuwig worden teruggegeven aan de mens.

- Iemand die er niet in slaagt dit feit te begrijpen en gierig blijft in het uitgeven van zijn rijkdom voor de zaak van Allah, zal uiteindelijk zijn leven in het Hiernamaals verwoesten en brengt schade toe aan zijn eigen ziel:

“Weet dat jullie degenen zijn die opgeroepen worden om bijdragen te geven op de Weg van Allah. En onder jullie zijn er die gierig zijn en wie gierig is: voorwaar, hij is slechts gierig ten nadele van zichzelf. En Allah is de Behoefteloze, terwijl jullie de behoeftigen zijn. En als jullie je afwenden, dan zal Hij jullie door een ander volk vervangen, waarna zij niet als jullie zijn.” (Soera Mohammed: 38)

Degenen die dit niet inzien en gehecht raken aan deze wereld, streven ernaar om een zogenaamde onsterfelijkheid te verwerven, daarom verlangen ze ernaar iets in deze wereld achter te laten wat mensen aan hen zal herinneren. Dit verlangen verschijnt in verschillende vormen:

- Sommigen proberen een ‘kunstwerk’ achter te laten zodat ‘hun naam blijft voortbestaan’. De Qur’an zegt over deze houding:

“Zouden jullie op elke heuvel een gebouw bouwen om jullie te vermaken? En bouwen jullie paleizen in de hoop dat jullie eeuwig leven?” (Soera as Sjoe’ara’: 128-129)

- Dit argument komt het beste tot uiting in het verlangen om kinderen te krijgen. Degenen die geen hoop vestigen in het Hiernamaals wensen kinderen om de familienaam voort te laten bestaan. Dit is de voornaamste reden dat families de voorkeur aan zonen geven.

In een ander vers wordt gesteld dat het verlangen om kinderen te hebben slechts een deel van de wereldse pracht en praal is:

“Weet dat het wereldse leven slechts een spel is, een vermaak, een versiering en opschepperij tussen jullie en wedijver in vermeerdering van bezit en kinderen, als de gelijkenis van een regen waarvan de planten (die zij voortbrengt) bij de boeren verwondering wekt. Daarna worden ze droog en je ziet ze geel worden en vervolgens worden ze tot vergane resten. En in het Hiernamaals is er een harde bestraffing en een vergeving van Allah en welbehagen. En het wereldse leven is niets dan een verleidende genieting.” (Soera al Hadid: 20)

Het is natuurlijk het meest aangenaam voor mensen om ernaar te verlangen om kinderen met een goed moraal op te voeden. In het verdraaide systeem van de maatschappij van onwetendheid is de oorzaak van dit verlangen echter niet om Allah tevreden te stellen, maar om hun eigen arrogantie te bevredigen en iets permanents achter te laten in deze wereld.

Wanneer we naar de Qur’an verwijzen, zijn we echter getuige van de houding van de ware gelovigen: zij vragen Allah alleen om kinderen als het nodig is voor de tevredenheid van Allah. De meeste Profeten leefden zonder kinderen aangezien zij niet zo een mogelijkheid hadden in hun tijd en vroegen alleen om kinderen wanneer zij oud werden en zij iemand nodig hadden die door zou gaan met het vertellen van de Boodschap van Allah en Zijn religie zou verdedigen.

Het hebben van kinderen is daarom alleen nodig als het overeenkomstig de tevredenheid van Allah is. Het is een grote fout om het simpelweg te doen om een ander te overtreffen en om hun familienamen voort te zetten op de manier zoals ongelovigen dat doen.

Het begrip van religie in de maatschappij van onwetendheid

De mensen die Allah niet de gepaste waardering geven en dus onwetend zijn, hebben de religie geïnterpreteerd overeenkomstig hun verdraaide beredenering en ideeën. Hun begrip van de religie laat duidelijk verschillen met de oorspronkelijke religie zien, zoals het uiteengezet is in de Qur’an. De Qur’an beschrijft de religie die gebracht is door de Profeet Mohammed (saas) als een religie die “hen bevrijdt van hun lasten en van de boeien die op hen rusten” (Soera al A’raf: 157) en als een religie zonder moeilijkheden.

“Hij heeft jullie uitgekozen en Hij heeft het jullie in de godsdienst niet moeilijk gemaakt: volg de godsdienst van jullie vader Ibrahiem. Hij is degene die jullie Moslims genoemd heeft...” (Soera al Hajj: 78)

Allah roept de mensen in de Qur’an op om hun onjuiste ideeën en methoden te overpeinzen en te herkennen en om zich te keren naar de levensstijl die gepast wordt geacht door Allah.

De maatschappij van onwetendheid die doet alsof het de duidelijke en begrijpelijke boodschap van de Qur’an niet ziet, heeft in de naam van de Islaam een religie gemaakt die vol zit met dweepzucht. Hier volgen enkele eigenschappen van de verdraaide religie:

- De religie die de Qur’an introduceert gebiedt de mensen om alleen Allah te dienen. Hij is vervolgens ook niet verplicht om het plezier van andere mensen te verkrijgen maar hij is alleen verantwoordelijk voor het proberen te verkrijgen van de goedkeuring van Allah. De mensen van de maatschappij van onwetendheid hebben echter een begrip van religie ontwikkeld die er niet voor is om Allah tevreden te stellen maar het is als een sociaal instituut. Dit stelt de religie als een factor voor die sociale druk op mensen uitoefent. Door dit begrip is deze valse religie overgegaan in een vorm die zich voornamelijk bezighoudt met wat andere mensen zouden zeggen, een begrip dat ver verwijderd is van de ware religie.

- Door het hebben van zulk onbegrip van de religie, heeft de maatschappij van onwetendheid de religie met grote mate geïdentificeerd met traditie. Plaatselijke gebruiken en ideeën en culturele factoren zijn samengevoegd met religie en het vroom zijn is ontaard in het vasthouden aan de gebruiken van de voorouders. De religie die de Qur’an heeft gebracht en waar vorm aan is gegeven door het voorbeeldige leven van de Profeet (saas) is hiermee niet vergelijkbaar. In de Qur’an beveelt Allah de mens om Zijn grenzen en de Soenna van de Profeet (saas) als maatstaf te nemen en niets anders. Door de geschiedenis heen hebben de Profeten moeten strijden met degenen die probeerden de waarheid te ontkennen door de geloven die zij van hun voorouders geërfd hebben te citeren. In onderstaand vers wordt het moraal dat zij tonen duidelijk:

“En wanneer tot hen gezegd wordt: ‘Volgt wat Allah heeft neergezonden,’ dan zeggen zij: ‘Maar wij volgen dat (pad van afgoderij) waarop wij onze vaderen aantroffen.’ Ook als hun vaderen niets begrepen en niet de rechte Leiding volgen?” (Soera al Baqara: 170)

Hetzelfde wordt herhaald in Soera al Ma’ida: 104, Soera al An’am: 91, Soera al A’raf: 28 en vele andere verzen.

- De leden van de maatschappij van onwetendheid, die de religie begrijpen als een sociaal instituut en het identificeren met tradities, hebben als gevolg een religie die verwijderd is van rationaliteit. De Qur’an vertelt ons echter dat het zijn van een Moslim, ‘wijs zijn’ als gevolg heeft.

Gelovigen worden altijd opgedragen om te denken, om informatie te verwerven en aldus de verzen van Allah te begrijpen. Geloof en wijsheid zijn gerelateerd; als gevolg van het gebruiken van wijsheid krijgt iemand geloof, en geloof wordt sterker wanneer iemand doorgaat met het gebruiken van zijn wijsheid, De maatschappij van onwetendheid gelooft echter dat het geloof alleen uit ideeën bestaat. Ze zien het blind vasthouden aan traditionele kennis als geloof, terwijl wijsheid de sleutel is tot het inzicht van het bestaan van Allah en Zijn Eigenschappen. Dat is waarom het geloof in Allah in de maatschappij van onwetendheid zo zwak is. Om dit zwakke geloof niet te doen wankelen, hebben ze een irrationele beredenering ontwikkeld die veronderstelt dat ‘het teveel over religies nadenken schadelijk kan zijn voor je geloof.’

- Deze beredenering die zijn oorsprong vindt in onwetendheid, ziet geen schade in het introduceren van nieuwe principes in de religie en het onwettig maken van wat wettig is verklaard.

De Qur’an richt vaak de aandacht op deze ‘verboden’ beredenering die vele mensen stoort:

“Zeg (O Mohammed): ‘Wie heeft de mooie kleding die Allah voor Zijn dienaren heeft gebracht en de goede dingen van de voorzieningen verboden verklaard?’ Zeg: ‘Dit is op de Dag der Opstanding uitsluitend voor degenen die geloofden tijdens het wereldse leven.’ Zo zetten Wij de verzen uiteen aan een volk dat weet.” (Soera al A’raf: 32-33)

03-09-2011, 16:36
“En wat is er met jullie, dat jullie niet eten van hetgeen waarover de Naam van Allah is uitgesproken terwijl Hij jullie waarlijk heeft uiteengezet wat Hij jullie heeft verboden, behalve hetgeen waartoe jullie waren genoodzaakt. En voorwaar, de meesten doen (de mensen) zeker dwalen door hun begeerten, zonder kennis. Voorwaar, jouw Heer, Hij kent de overtreders beter.” (Soera al An’am: 119)

“O jullie die geloven! Maakt de goede zaken niet verboden die Allah jullie heeft toegestaan en overtreedt niet. Voorwaar, Allah houdt niet van de overtreders.” (Soera al Ma’ida: 87)

Als gevolg van de ontaarding van de maatschappij van onwetendheid wordt de Islaam voorgesteld als een religie die typerend is voor de bedoeïenen (nomadische arabieren). De feiten liggen echter anders. De Profeten zijn altijd de meest beschaafde mensen van hun tijd geweest. Het waren gecultiveerde en verlichte mensen met verfijnde waarden. De Profeet Soelayman is met zijn paleis, die bekend staat als een bouwkundig meesterwerk, een van de meest uitstekende voorbeelden die in de Qur’an genoemd worden.

Het zijn van een Moslim betekent niet dat je gehecht bent aan traditionele cultuur of het plezier hebben aan nostalgische waarden. Het is zeker niet het zijn van een ‘oosterling’ of het gehecht zijn aan alleen één cultuur. Het zijn van een Moslim is om een dienaar van Allah te zijn en dankbaar te zijn voor de zegeningen die Hij geschonken heeft. Het betekent te streven om Allah te kennen, dichterbij Hem te komen en een mens met een nobel karakter te worden.

Een ware Moslim is iemand die de goedkeuring van zijn Schepper tracht te verkrijgen, Allah de Almachtige, en die zichzelf verwijderd heeft van enige materiele of spirituele verwachtingen naast het verdienen van Zijn goedkeuring.

Dit is de definitie van een Moslim


BRON:http://www.watisislam.nl/allah/leven-voor-allah/71-leven-in-een-maatschappij-van-onwetendheid

05-09-2011, 20:04
Djazak Allah Ghairan voor het plaatsen!