Sssaida
26-07-2011, 12:07
‘Waar is Ismaïl? Mijn tranen zegden genoeg'
Ismaïl Haji Ahmed
Khalid Haji Ahmed
OSLO - Een halve week na de moordpartij op het kleine eiland Utoya bij Oslo krijgen de slachtoffers een gezicht en een naam. Zoals die van Ismaïl Haji Ahmed (20). Model. Danser. Levensgenieter. Maar nu dood.
‘Iedereen hield van Ismaïl. En hij hield van iedereen. Zot van het leven was hij. Hij kon zo genieten dat hij ook de mensen rondom zich gelukkig maakte.' Khalid Haji Ahmed (32) kan nog altijd niet geloven dat zijn broer Ismaïl dood is. Nochtans weet hij dat het zo is, want hij heeft zijn lichaam zelf zien liggen op Utoya. Ismaïls hoofd was helemaal kapotgeschoten.
Het is voor Khalid, secretaris van de jeugdafdeling van de Arbeiderspartij in Hamar, een jaarlijkse traditie om naar Utoya te gaan. Het hoort bij zijn werk. Maar hij heeft het nooit als een opdracht gezien. ‘Zie het als de bijeenkomst van een grote familie van zeshonderd jongeren die elkaar allemaal kennen en die er allemaal van dromen om de wereld te verbeteren. Ismaïl en mijn andere broer Mubarak gingen elk jaar met me mee. Voor de politieke workshops. Maar Ismaïl toch ook voor die andere dingen: het dansen, het plezier. Dit jaar zou hij meewerken aan een dansshow waarmee we de komende lokale verkiezingen wilden ondersteunen.'
Ismaïl koesterde dan ook niet echt de politieke ambities van veel andere jongeren op Utoya. Hij wilde de wereld vooral verbeteren door plezier te maken, te dansen.
Atomium en wafels
Het eenvoudige, roodgeverfde huis van de familie Haji Ahmed – afkomstig uit Somalië – ligt op een van de heuvels rond Hamar, ongeveer twee uur rijden ten noorden van Oslo. Het hele huis ademt verdriet nu de zussen, broers en vrienden van Ismaïl er zijn samengekomen om te rouwen. Ze zijn er allemaal. Ook Fatima, die al jarenlang in Brussel woont en werkt. Toen ze vrijdagavond hoorde dat haar broer vermoord was, is ze meteen op het vliegtuig gesprongen om bij haar familie te zijn. ‘Het is niet omdat ik zo ver woon, dat we niet veel contact hadden', zegt ze. ‘Ik reis veel heen en terug. Ismaïl is me ook enkele keren komen opzoeken in Brussel. Hij hield van België. Van Oostende bijvoorbeeld. Van het Atomium. En van wafels.'
‘Wil je zijn slaapkamer zien?', vraagt Ayda, een andere zus, en ze opent de deur van een kleine kamer op de benedenverdieping. Het deken ligt slordig op de matras gegooid, alsof Ismaïl nog maar net uit bed is. Een muur is behangen met een collectie kleurige en glinsterende petten. Aan de andere kant een grote spiegel, met eromheen allemaal foto's van Ismaïl. Op elke foto draagt hij een ander, altijd vrolijk T-shirt. Op de ene foto staat zijn haar helemaal recht, op de volgende gaat zijn gezicht schuil achter een enorme zonnebril. Ayda en Fatima kunnen een trieste glimlach niet onderdrukken als ze nog maar eens naar de foto's kijken.
‘Hij was helemaal gek op stijl en mode', zegt Ayda. ‘Hij wilde absoluut model worden, en het zou hem nog gelukt zijn ook. Hij had zopas een contract getekend.'
Details te gruwelijk
Khalid, de oudste van de kinderen, is de enige die niet thuis is. Hem vinden we in het centrum van Hamar, waar hij wil meestappen in een rouwtocht voor de slachtoffers van Utoya. Terwijl hij vertelt wat hij en zijn broers hebben doorgemaakt, wordt hij om de haverklap omhelsd door vrienden en kennissen die zullen meelopen. Sommigen hebben tranen in de ogen, anderen de verbeten blik van mensen die hun emoties absoluut willen verstoppen. Ze weten allemaal dat Ismaïl – hún Ismaïl – dood is. Maar ze hebben geen weet van de details van de gruwel die Khalid en zijn broers hebben doorgemaakt. Daar spreekt hij liever niet te veel over.
‘Het gebeurde allemaal toen wij, de verantwoordelijken van het kamp, de jongeren vrijdagmiddag samenriepen in de grote zaal om uitleg te geven over de bomaanslag. We wilden hen geruststellen. Veel van die jongeren hebben immers ouders die in het stadscentrum werken. Maar plots klonken er schoten op het eiland. Ik keek door het venster en zag een politieman lopen. Een vreemde agent. Hij droeg een politiepull en een kogelvrij vest. Maar geen pet, terwijl Noorse agenten toch altijd een pet dragen. Er kwam een meisje op hem afgelopen. Ze vroeg iets. Maar die agent schoot haar zonder verpinken een kogel in de buik. Toen ze op de grond viel, maakte hij haar af met een tweede kogel in het hoofd.'
Terwijl hij vertelt, is er een waas over zijn ogen getrokken. Hij beeft over zijn hele lichaam. Moet braken zelfs. Maar toch vertelt hij verder. Over hoe hij iedereen naar buiten joeg, over hoe jongeren over elkaar struikelden, over hoe links en rechts jongeren neergeschoten werden. ‘We verstopten ons in de struiken. Maar die man volgde ons. Hij volgde het geluid van rinkelende telefoons om ons te vinden. Op een bepaald moment stopte het schieten en hoorden we een stem roepen: Hier de politie! Zijn er overlevers? Een meisje antwoordde. Toen weer een schot.'
Toen hij de situatie eindelijk veilig achtte en hij een bootje zag op het meer, is Khalid naar het water gelopen. ‘Maar ik gleed uit, over het lichaam van een jongen. Ik keek, en ik herkende Ismaïl meteen. Ik was uitgegleden over mijn eigen kleine broer. En even verderop zag ik nog een bekend lichaam, dacht ik. Ik was ervan overtuigd dat Mubarak ook dood was en dat ik alleen naar huis zou moeten. Hoe moet ik dat aan mijn moeder vertellen?, was het enige dat ik nog kon denken. Pas later, in het hotel waar we allemaal naartoe gebracht werden, vond ik Mubarak terug. Hij leefde wel nog. Waar is Ismaïl?, vroeg hij meteen. Ik moest geen antwoord geven. Mijn tranen zegden genoeg.'
Als hij uitverteld is, staat Khalid op. Er valt niets meer te zeggen. Nu moet hij bij die honderden andere mensen zijn, om samen met hen alles te proberen verwerken.
Bron: http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=6U3D3DSN
Ismaïl Haji Ahmed
Khalid Haji Ahmed
OSLO - Een halve week na de moordpartij op het kleine eiland Utoya bij Oslo krijgen de slachtoffers een gezicht en een naam. Zoals die van Ismaïl Haji Ahmed (20). Model. Danser. Levensgenieter. Maar nu dood.
‘Iedereen hield van Ismaïl. En hij hield van iedereen. Zot van het leven was hij. Hij kon zo genieten dat hij ook de mensen rondom zich gelukkig maakte.' Khalid Haji Ahmed (32) kan nog altijd niet geloven dat zijn broer Ismaïl dood is. Nochtans weet hij dat het zo is, want hij heeft zijn lichaam zelf zien liggen op Utoya. Ismaïls hoofd was helemaal kapotgeschoten.
Het is voor Khalid, secretaris van de jeugdafdeling van de Arbeiderspartij in Hamar, een jaarlijkse traditie om naar Utoya te gaan. Het hoort bij zijn werk. Maar hij heeft het nooit als een opdracht gezien. ‘Zie het als de bijeenkomst van een grote familie van zeshonderd jongeren die elkaar allemaal kennen en die er allemaal van dromen om de wereld te verbeteren. Ismaïl en mijn andere broer Mubarak gingen elk jaar met me mee. Voor de politieke workshops. Maar Ismaïl toch ook voor die andere dingen: het dansen, het plezier. Dit jaar zou hij meewerken aan een dansshow waarmee we de komende lokale verkiezingen wilden ondersteunen.'
Ismaïl koesterde dan ook niet echt de politieke ambities van veel andere jongeren op Utoya. Hij wilde de wereld vooral verbeteren door plezier te maken, te dansen.
Atomium en wafels
Het eenvoudige, roodgeverfde huis van de familie Haji Ahmed – afkomstig uit Somalië – ligt op een van de heuvels rond Hamar, ongeveer twee uur rijden ten noorden van Oslo. Het hele huis ademt verdriet nu de zussen, broers en vrienden van Ismaïl er zijn samengekomen om te rouwen. Ze zijn er allemaal. Ook Fatima, die al jarenlang in Brussel woont en werkt. Toen ze vrijdagavond hoorde dat haar broer vermoord was, is ze meteen op het vliegtuig gesprongen om bij haar familie te zijn. ‘Het is niet omdat ik zo ver woon, dat we niet veel contact hadden', zegt ze. ‘Ik reis veel heen en terug. Ismaïl is me ook enkele keren komen opzoeken in Brussel. Hij hield van België. Van Oostende bijvoorbeeld. Van het Atomium. En van wafels.'
‘Wil je zijn slaapkamer zien?', vraagt Ayda, een andere zus, en ze opent de deur van een kleine kamer op de benedenverdieping. Het deken ligt slordig op de matras gegooid, alsof Ismaïl nog maar net uit bed is. Een muur is behangen met een collectie kleurige en glinsterende petten. Aan de andere kant een grote spiegel, met eromheen allemaal foto's van Ismaïl. Op elke foto draagt hij een ander, altijd vrolijk T-shirt. Op de ene foto staat zijn haar helemaal recht, op de volgende gaat zijn gezicht schuil achter een enorme zonnebril. Ayda en Fatima kunnen een trieste glimlach niet onderdrukken als ze nog maar eens naar de foto's kijken.
‘Hij was helemaal gek op stijl en mode', zegt Ayda. ‘Hij wilde absoluut model worden, en het zou hem nog gelukt zijn ook. Hij had zopas een contract getekend.'
Details te gruwelijk
Khalid, de oudste van de kinderen, is de enige die niet thuis is. Hem vinden we in het centrum van Hamar, waar hij wil meestappen in een rouwtocht voor de slachtoffers van Utoya. Terwijl hij vertelt wat hij en zijn broers hebben doorgemaakt, wordt hij om de haverklap omhelsd door vrienden en kennissen die zullen meelopen. Sommigen hebben tranen in de ogen, anderen de verbeten blik van mensen die hun emoties absoluut willen verstoppen. Ze weten allemaal dat Ismaïl – hún Ismaïl – dood is. Maar ze hebben geen weet van de details van de gruwel die Khalid en zijn broers hebben doorgemaakt. Daar spreekt hij liever niet te veel over.
‘Het gebeurde allemaal toen wij, de verantwoordelijken van het kamp, de jongeren vrijdagmiddag samenriepen in de grote zaal om uitleg te geven over de bomaanslag. We wilden hen geruststellen. Veel van die jongeren hebben immers ouders die in het stadscentrum werken. Maar plots klonken er schoten op het eiland. Ik keek door het venster en zag een politieman lopen. Een vreemde agent. Hij droeg een politiepull en een kogelvrij vest. Maar geen pet, terwijl Noorse agenten toch altijd een pet dragen. Er kwam een meisje op hem afgelopen. Ze vroeg iets. Maar die agent schoot haar zonder verpinken een kogel in de buik. Toen ze op de grond viel, maakte hij haar af met een tweede kogel in het hoofd.'
Terwijl hij vertelt, is er een waas over zijn ogen getrokken. Hij beeft over zijn hele lichaam. Moet braken zelfs. Maar toch vertelt hij verder. Over hoe hij iedereen naar buiten joeg, over hoe jongeren over elkaar struikelden, over hoe links en rechts jongeren neergeschoten werden. ‘We verstopten ons in de struiken. Maar die man volgde ons. Hij volgde het geluid van rinkelende telefoons om ons te vinden. Op een bepaald moment stopte het schieten en hoorden we een stem roepen: Hier de politie! Zijn er overlevers? Een meisje antwoordde. Toen weer een schot.'
Toen hij de situatie eindelijk veilig achtte en hij een bootje zag op het meer, is Khalid naar het water gelopen. ‘Maar ik gleed uit, over het lichaam van een jongen. Ik keek, en ik herkende Ismaïl meteen. Ik was uitgegleden over mijn eigen kleine broer. En even verderop zag ik nog een bekend lichaam, dacht ik. Ik was ervan overtuigd dat Mubarak ook dood was en dat ik alleen naar huis zou moeten. Hoe moet ik dat aan mijn moeder vertellen?, was het enige dat ik nog kon denken. Pas later, in het hotel waar we allemaal naartoe gebracht werden, vond ik Mubarak terug. Hij leefde wel nog. Waar is Ismaïl?, vroeg hij meteen. Ik moest geen antwoord geven. Mijn tranen zegden genoeg.'
Als hij uitverteld is, staat Khalid op. Er valt niets meer te zeggen. Nu moet hij bij die honderden andere mensen zijn, om samen met hen alles te proberen verwerken.
Bron: http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=6U3D3DSN