2. De verleiding van schoonheid
Evelia
“Marie, je bent al mooi genoeg! Ik weet zeker dat zijne majesteit jou beeldschoon zal vinden!” riep Evelia verrukt uit, terwijl ze haar vriendin met glinsterende ogen bekeek. De trotse koningin glimlachte onschuldig, maar had tevens een ondeugende blik in haar blauwgrijze ogen. Ze wenkte Evelia en die boog nieuwsgierig haar hoofd. Marie-Antoinette giechelde in haar oor. “Ik heb me niet speciaal voor Lodewijk opgemaakt,” fluisterde ze, waarna ze weer begon te giechelen. Evelia schudde lichtjes haar hoofd. Soms kon ze zo kinderlijk zijn, terwijl ze zich als een koningin hoorde te gedragen… Toch lachte ze beleefd en deed alsof het niet erg was. Ze volgde haar blik en zag haar naar een jongeman van rond de twintig jaar kijken. Hare majesteit had in ieder geval smaak, dacht Evelia verrast, nadat ze de knappe jongeman zag. Hij was druk aan het discussiëren met de koning, blijkbaar waren ze heel close met elkaar. De hongerige blik van Marie-Antoinette wekte lachstuipen op. Ze wilde ieder jongeman voor zichzelf hebben en ze kreeg het ook, zonder dat haar echtgenoot er ook maar iets van te weten kwam. Deze tijden verwaarloosde hij haar toch snel, ze had geen idee waarom hij dat deed. Ze wist wel dat hij het enorm druk had en het niet echt goed met hem ging, maar de specifieke reden was nog een raadsel. Al gunde Evelia het geflirt met jongemannen haar, toch voelde ze altijd weer een steek van jaloezie als ze zag hoe ze altijd maar weer gevleid werd door de beste en knapste mannen… Toch wilde ze het niet laten merken en het maar laten gaan. Vroeg of laat zou zij zelf ook wel aan een echtgenoot komen, ze zou toch niet voor altijd een jonkvrouw blijven?
De koning was er inmiddels al vandoor. Met grote haast was hij de zaal uitgelopen. Uiteraard had hij zijn koningin nog gegroet met een kus en een paar woorden, maar Marie-Antoinette was niet tevreden. Ze was nooit tevreden. Alle aandacht moest op haar gevestigd zijn, vandaar dat ze er ook altijd mooi en beeldschoon uit wilde zien, al moest dat met kilo’s crème en allerlei andere rare producten die zeer in de smaak vielen bij de edelvrouwen. Evelia zelf had het ook eens geprobeerd, maar ze vond niet dat ze er mooier van werd. Ze was altijd al onzeker over haar uiterlijk geweest, hoewel ze talloze keren te horen had gehad dat ze een beeldschone dame was. Maar Evelia wist maar al te goed dat men haar alleen maar wilde troosten… Ze was niet mooi. Haar groene ogen waren te groot, haar lippen te dik en ze was niet zo mooi bleek als de koningin en andere vrouwen. Ze had een licht tintje en dat haatte ze. Zo viel ze op, negatief, ze was immers de enige die een tintje had… Zelf kon ze daar ook niet veel aan doen. Haar moeder was een Spaanse prinses en had Evelia zelf dus ook Spaanse genen. Ook haar haren vond ze niet verleidend genoeg. Ze waren donkerbruin van kleur en ze had stijl haar, niet golvend of krullend net zoals de anderen, maar gewoon stijl. Ze had zo lang haar dat ze noodgedwongen een knot moest maken.
Haar gedachten werden verstoord door de koningin, die haar met opgetrokken wenkbrauwen aanstaarde. “Wanneer ga je nou eens stoppen met dagdromen, meid,” merkte ze hoofdschuddend op. Ze stond op en pakte haar extravagante waaier die ze cadeau had gekregen van één of ander geheime minnaar, die kennelijk een oogje op haar had. (Toen de koning haar vroeg waar ze het vandaan had, zei ze dat ze het van Evelia had gekregen). Het was tijd voor haar dagelijkse wandeling in haar grote achtertuin. Ze keek om zich heen en haakte haar arm in die van Evelia. “We gaan maar gauw, voordat er talloze baronessen achter ons aan komen,” fluisterde ze. Iedereen die in de kamer zat speelde echter een potje schaken of aten lekkere hapjes die de diensmeisjes speciaal hadden bereid. Niemand lette echt op Marie-Antoinette. Slechts één persoon merkte dat ze ervandoor gingen en liep achter ze aan. De koningin, met haar scherpe haviksblik, merkte hem op en kreeg een speelse glimlach om haar lippen. “Kijk, diegene waar ik het over had… Hij komt achter ons aan.” En weer begon ze te giechelen. Evelia werd nerveus en versnelde haar pas, terwijl de koningin haar pas juist wilde vertragen. Diep gefrustreerd paste Evelia zich aan bij de tempo en staarde voor zich uit, vastbesloten niet naar de jongeman te staren. “Dames, mag ik jullie begeleiden naar uw tuin, hare majesteit?” Zijn elegante stem deed Evelia huiveren. Zomaar. Marie-Antoinette draaide zich langzaam om en stak haar hand uit. De jongeman lachte zijn kaarsrechte tanden bloot – Evelia vroeg zich intussen af hoe hij zijn tanden zo mooi recht en wit hield – en Marie-Antoinette haakte dit keer haar arm in die van hem. Het was immers toch geen verkeerd gebaar in Frankrijk, maar meer een beleefdheidsvorm. Evelia voelde de jaloezie weer opkomen en probeerde die te verdringen. Met z’n drieën liepen ze de trappen af, die volgens Evelia veels te veel waren, en begaven zich naar de tuin, waar talloze bloemen en bomen aan het wachten waren op hun bazin, de koningin.
Marie-Antoinette slaakte een kreet van verrukking, waarna ze de geur van de natuur snoof. “Heerlijk!” zei ze, waarna ze lachend naar de jongeman keek. “Het is zo fijn om te zien hoe u van de natuur geniet, hare majesteit.”
Slijmbal, dacht Evelia, terwijl ze hem geniepig bekeek. Waarom ging hij niet gewoon weg? Aan de andere kant wilde ze dat helemaal niet, maar ze was op dit moment te jaloers, terwijl ze dat niet wilde zijn maar dat toch was. Het was ook zo ingewikkeld allemaal.