Bekijk volle/desktop versie : HRW: Iran volhardt in anti-homogeweld



15-12-2010, 17:56
Discriminerende wetten en beleidsmaatregelen tegen homoseksuelen en andere seksuele minderheden in Iran stellen hen bloot aan intimidatie, geweld en zelfs de dood. Dit heeft Human Rights Watch gezegd in een rapport dat vandaag is gepubliceerd.

Seksuele minderheden in Iran, in het bijzonder lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen en transgender mensen (LGTB), worden het slachtoffer van zowel overheidsoptreden als gedrag van privé-personen, gedeeltelijk omdat men weet dat men daar niet voor gestraft zal worden.

Het rapport van 102 pagina's 'We are a Buried Generation: Discrimination and Violence Against Sexual Minorities in Iran' (‘Wij zijn als generatie begraven’: discriminatie en geweld tegen seksuele minderheden in Iran), gebaseerd op getuigenissen van meer dan 100 Iraniërs, documenteert discriminatie en geweld tegen LGBT-mensen en anderen van wie de seksuele gewoontes en gendergedragingen niet conform de normen zijn die de overheid onderschrijft op sociaal-religieus gebied. Human Rights Watch heeft deze misstanden geanalyseerd in de context van schendingen van de regering tegen haar algemene bevolking, waaronder willekeurige arrestatie en detenties, schending van de privacy, mishandeling en marteling van gedetineerden. Ook het ontbreken van bescherming van behoorlijke procesvoering en het recht op een eerlijk proces was onderwerp van onderzoek.

'Leden van seksuele minderheden in Iran worden van alle kanten belaagd,' vertelt Sarah Leah Whitson, directeur Midden-Oosten van Human Rights Watch. 'De wetten zijn tegen hen gemaakt; de overheid discrimineert hen openlijk en ze staan bloot aan intimidatie, misbruik en geweld omdat de daders het gevoel hebben dat ze hen straffeloos tot doelwit kunnen maken.'

Human Rights Watch heeft ontdekt dat de veiligheidseenheden, waaronder de politie en eenheden van de keiharde paramilitaire ‘basij’, handelen op grond van discriminerende wetten om personen te intimideren, arresteren en detineren van wie zij vermoeden dat ze homoseksueel zijn. De voorvallen vinden vaak plaats in parken en cafés, maar Human Rights Watch heeft ook gevallen gedocumenteerd waarbij veiligheidseenheden huizen zijn binnengevallen en toezicht hielden op internetsites met als doel mensen te detineren die zij verdachten van betrokkenheid bij afwijkend seksueel gedrag of genderuiting.

Het rapport documenteert ook gevallen waarin de politie en basij, op basis van vermoeden of wetenschap, LGBT-mensen zouden hebben mishandeld en in enkele gevallen gemarteld, zowel in openbare ruimtes als in detentiefaciliteiten. Verscheidene geïnterviewde personen beweerden dat leden van de veiligheidseenheden hen seksueel hadden geïntimideerd of verkracht.

Navid, een 42-jarige homoseksuele man die een café bezat buiten Teheran, heeft Human Rights Watch verteld over een aanval in 2007 door twee agenten in burger, over wie hij later uitvond dat zij leden van de plaatselijke basij waren. Hij zei dat zij hem hebben opgepikt toen hij zijn werk verliet, hem in de boeien hadden geslagen en zijn vervolgens naar huis gereden. Hij zei dat ze hem de auto uitgeduwd hebben, geslagen en gedwongen naar binnen te gaan, waar ze hem seksueel geïntimideerd hebben.

'Eén van hen duwde zijn penis in mijn mond,' zei hij. 'Ik moest overgeven en deed het in mijn broek. Ze sleepten me de badkamer in en spoelden me af met koud water. Al die tijd bleven ze me overal slaan.'

Hij beschrijft hoe de agenten hem daarna naar een ander huis hebben gebracht waar ze hem in een stinkende en vuile keuken vol kakkerlakken hebben opgesloten.

'Eén van de agenten kleedde me uit,' zei hij. 'Toen heeft hij me met een zaklantaarn en een wapenstok verkracht. Hij duwde me gewoon op de grond en verkrachtte me. De andere twee deden mee.'

Het rapport documenteert ook serieuze misstanden, waaronder schendingen van een eerlijke procesgang tijdens de vervolging van homo’s die zijn aangeklaagd wegens misdrijven. Mensen die zijn aangeklaagd voor ‘homo-misdrijven’ op basis van wederzijds goedvinden hebben weinig kans op een eerlijk proces. In zaken van homoseksualiteit negeren rechters de bewijsrichtlijnen in het wetboek van strafrecht en baseren zich in plaats daarvan vaak op bekentenissen die zijn verkregen door lichamelijke marteling en extreme psychologische druk. Volgens zowel het Iraanse als het internationale recht is zulk bewijs ontoelaatbaar.

In andere zaken hebben rechtbanken verdachten uitsluitend veroordeeld op basis van 'de wetenschap van de rechter' zoals die is 'verkregen door gebruikelijke methodes'. Deze bewijsbepaling in het Iraanse wetboek van strafrecht geeft rechters de mogelijkheid om zich te baseren op zwak indirect bewijs om te bepalen of een misdrijf heeft plaatsgevonden, zelfs bij afwezigheid van ander bewijs of bij aanwezigheid van ontlastend bewijs.

De Iraanse wet weerspiegelt de vijandige houding van de staat ten opzichte van seksuele minderheden. Het wetboek van strafrecht stelt alle seksuele relaties buiten het traditionele huwelijk strafbaar.’Homo-misdrijven’ worden bestraft met de hudud, een straf onder de Sharia, waarbij God als eiser wordt gezien. De straffen zijn zwaar. Volgens het Wetboek van Strafrecht kan lavat (homoseksueel gedrag) worden bestraft met de dood indien een rechter vaststelt dat er sprake is geweest van penetratie.

Andere vormen van seks zonder penetratie tussen mannen kunnen worden bestraft met 100 zweepslagen voor elke partner en met de dood bij de vierde veroordeling. Lesbische relaties, mosaheqeh, leveren vergelijkbare straffen op.

Het wetboek van strafrecht stelt 'wellustig' kussen tussen twee mannen of twee vrouwen strafbaar met maximaal 60 zweepslagen, en twee mannen 'die geen bloedverwanten zijn (...) en worden aangetroffen onder hetzelfde laken zonder dat dat noodzakelijk is', kunnen worden bestraft met maximaal 99 zweepslagen. Veel andere zedenwetten dwingen conformiteit af op het gebied van seks en gender waaronder wetten die het volgende verbieden: het organiseren van of deelnemen aan een 'onzedelijke' of 'corrupte' bijeenkomst, of het aanmoedigen van anderen om mee te doen aan 'corrupte' of 'obscene' handelingen. Het wetboek van strafrecht stelt ook de productie, het gebruik en de verspreiding van materiaal dat de Iraanse wet als onzedelijk beschouwt strafbaar, waaronder LGBT-websites, literatuur en andere spullen.

Iran is een van slechts zeven landen met wetten die executies toestaan voor homoseksueel gedrag op basis van wederzijds goedvinden. De andere zijn Mauritanië, Nigeria, Saoedi-Arabië, Somalië, Soedan en Jemen. Sinds de Iraanse revolutie in 1979 hebben Iraanse kranten en mediakanalen veel verslagen gepubliceerd van executies voor homogedrag. De overweldigende meerderheid van degenen die zijn geëxecuteerd of in de dodencel zitten, zijn mannen die zijn aangeklaagd voor ‘homo-misdrijven’, waaronder minderjarige daders die onder de 18 waren toen zij het feit gepleegd zouden hebben. De Iraanse overheid blijft op het standpunt dat de meesten van deze mensen zijn aangeklaagd voor onvrijwillig homoseksueel gedrag of verkrachting.

Omdat processen op basis van zedelijke aanklachten in Iran meestal achter gesloten deuren plaatsvinden, is het moeilijk om vast te stellen hoeveel procent van degenen die zijn aangeklaagd en geëxecuteerd voor homoseksueel gedrag daadwerkelijk homoseksueel is, en in hoeveel procent van de gevallen het vermeende delict op basis van wederzijds goedvinden heeft plaatsgevonden. Als gevolg van het gebrek aan transparantie kan volgens Human Rights Watch niet worden uitgesloten dat in Iran seksuele minderheden ter dood veroordeelt worden die op basis van wederzijds goedvinden een homoseksuele relatie hebben, onder het voorwendsel dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan onvrijwillig homoseksueel gedrag of verkrachting.

'Iran is niet alleen een van de zeldzame landen die de doodstraf oplegt voor homoseksuele relaties aangegaan op basis van wederzijds goedvinden, maar het heeft ook mensen in de dodencel die homoseksueel gedrag zouden hebben vertoond als minderjarige,' zegt Whitson. 'Elke keer dat de Iraanse rechterlijke macht de doodstraf oplegt voor vrijwillig seksueel contact of aan een minderjarige dader, schendt het zijn internationale wettelijke verplichtingen.'

Zowel de Conventie inzake de rechten van het kind als het Internationaal verdrag inzake burgerlijke en politieke rechten verbieden categorisch de doodstraf voor mensen die onder de 18 waren ten tijde van het delict. Iran heeft het verdrag ICCPR geratificeerd in 1975 en de conventie CRC in 1994.

Iran is in de regio niet uniek als het gaat om het strafbaar stellen van homoseksueel gedrag of om de ernst van de misstanden en opzichte van zijn seksuele minderheden. Er is echter een zeer duidelijke discrepantie tussen Iran's officiële houding ten opzichte van seksuele minderheden en de realiteit ter plaatse, vooral in de grotere stedelijke gebieden van Iran. Ondanks de verklaring uit 2007 van president Ahmadinejad dat er geen homoseksuelen in Iran zijn, uiten duizenden Iraniërs zich als LGBT, gaan zij privé en in het openbaar met elkaar om en leveren zij hun bijdrage aan levendige en uiterst kritische LGBT-gemeenschappen in de Perzischtalige blogosfeer.


Lees hier verder:

Bron: http://www.gk.nl/?id=9&bericht=8589