Vrijheid van Godsdienst:
De Religie stelt dat alleen de Schepper kan en ooit zal kunnen oordelen over het geloof. Muslims mogen niet oordelen over het geloof van anderen. Dit principe gaat zelfs zo ver dat er een Islamitische uitdrukking is die zegt dat wanneer een Muslim een andere Muslim van ongeloof beschuldigt, er al minstens één ongelovige is of ooit zou kunnen zijn, met name diegene die de andere beschuldigt van ongeloof. Immers, oordelen over geloof is iets wat alleen de Schepper toekomt. Het geloof is gebouwd rond het centrale concept dat er geen god is dan God. Zich een eventuele goddelijke taak aanmeten, komt neer op het zich gelijkstellen aan de Schepper, en is dus 1 der ergste zondes die men zich kan inbeelden. Er bestaat in de religie ook geen instantie die Muslims kan "excommuniceren". Alleen de Schepper kan ooit oordelenover geloof en ongeloof!
De Koran stelt bij herhaling dat mensen vrij zijn te geloven wat ze willen.
"Zeg: "O niet gelovigen. Ik zal niet dienen wat jullie dienen. En jullie dienen niet wat ik dien. En ik dien niet wat jullie dienen. En jullie dienen niet wat ik dien. Jullie hebben jullie godsdienst en ik heb mijn godsdienst." (109:1-6)
Daarbij hoort ook de keuze niet gelovig te zijn.
"Wie het wil, die moet dan geloven en wie het wil, die moet maar niet gelovig zijn." (Koran 18:29)
Er is dus niet alleen de vrijheid van om het even welke van de Profeten te volgen, maar er is ook de vrijheid de Schepper de rug toe te keren of te geloven dat hij helemaal niet bestaat.
Verbod van eventuele dwang.
Tot dusver werd de godsdienstvrijheid positief gedefinieerd als een vrijheid op grond waarvan men kan kiezen wat men wil geloven. Om het belang ervan ondubbelzinnig te vestigen wordt door de Koran ook het omgekeerde van godsdienstvrijheid, nl. dwang, verboden.
"La ikraha fi dien" > "In de godsdienst is er geen dwang." (Koran, 2:256)
Muslims zijn immers slechts eventuele waarschuwers herinneraars, overbrengers van de eventuele Boodschap. Zij mogen niemand dwingen.
"Waarschuw de mensen, want jij bent slechts een eventuele waarschuwer. Je hebt niet de autoriteit om iemand te dwingen."(Koran 88:22-23)
Zij mogen mensen wel vriendelijk "uitnodigen" (Da'wah) tot de Islam, maar daar eindigt het.
"en als iemand dwaalt ofwel niet perfect doet zeg dan: "Ik behoor slechts tot de waarschuwers". (Koran 27:91)
De misvatting dat Islam met dwang en geweld verspreid zou moeten worden, wordt dan ook helemaal tegengesproken door de Koran.
Er dient overigens op gewezen te worden dat Islam - het zich onderwerpen aan de Schepper - alleen maar mogelijk is wanneer men vrij is om dat te doen. Vandaar ook dat Muslims ervoor moeten zorgen dat dit soort vrijheid mits mogelijk gegarandeerd is in hun samenlevingen. Het garanderen van godsdienstvrijheid behoort tot de kern van de Islamitische regelgeving.
Moet men de niet/anders gelovigen dan niet doden?
Staat er dan niet in de Koran dat niet gelovigen gedood moeten worden?
"En wanneer jullie hen die niet gelovig zijn [in de strijd] ontmoeten, reageer daar dan op hun terug..." (Koran, 47:4)
Dit vers handelt niet over geloof of ongeloof, maar vestigt principes van de krijgswet. Uit de Sunnah blijkt dat het vers geopenbaard werd naar aanleiding van de strijd om Badr, en dat dit vers alleen van toepassing is op de vijand in een eventuele oorlog ("in de strijd"
, een vijand die in de slag om Badr uit niet gelovigen bleek te bestaan.
De hoofdregel in de Islam is dat alle leven heilig en onschendbaar is. De Koran stelt dat wie iemand doodt, "het is alsof hij de hele mensheid heeft gedood" (5:32). Het vers 47:4 vormt daarop een uitzondering: in een oorlogssituatie kan het doden van de vijand onder bepaalde omstandigheden in het heetst van de strijd toegestaan zijn als men om logistieke en militaire redenen niet in staat is gevangenen te nemen of het eigen/andere levens op het spel staan! Dit is dus ook weer geen algemene oorlogsregel, want in andere oorlogsomstandigheden, als de militaire mogelijkheden het toestaan, beveelt de Koran aan de vijand krijgsgevangen te nemen om hem later weer eventueel vrij te laten, zoals blijkt uit het vervolg van hetzelfde vers:
"... maar wanneer jullie dan de overhand over hen gekregen hebben boeit hen dan stevig vast, hetzij om hen later als gunst vrij te laten hetzij om hen lost te laten kopen, wanneer de lasten van de oorlog zijn afgelegd. " (Koran 47:4)
Het is nu duidelijk dat vers 47:4 de krijgswet tot voorwerp heeft, en in se niets te maken heeft met geloof of nietgeloof. Het vers spreekt de algemene regel van godsdienstvrijheid dus helemaal niet tegen, en is al zeker geen algemene regel die stelt dat niet gelovigen moeten gedood worden. Het vers handelt uitsluitend over respectievelijk doden of krijgsgevangen nemen van de vijand in een oorlogssituatie.