Bismillaahir-Rahmaanir-Rahiem.
Assalamoe 'alaikom wa rahmatoe Allaahi wa barakatoeh
Een persoon zal met degenen zijn van wie hij houdt
Door de nobele Shaykh
al-Imaam Mohammad ibn Saalih al-‘Oethaymien
- moge Allaah hem genadig zijn -
De Profeet - sallallahoe ‘alayhi wa sallam - heeft gezegd:
المرء مع من أحب يوم القيامة
"Een persoon zal op de Dag der Opstanding met degenen zijn van wie hij houdt."(1)
Alle lof is aan Allaah! Dit is een geweldige gunst. Anas ibn Maalik leverde dit gedeelte van de overlevering over en zei dat de Boodschapper - sallallahoe ‘alayhi wa sallam - zei tegen een man die van Allaah en Zijn Boodschapper houdt:
إنك مع من أحببت
"Voorwaar, je zult met degenen zijn van wie je houdt."
Anas zei:
"Ik houd van de Boodschapper van Allaah - sallallahoe ‘alayhi wa sallam, Aboe Bakr en ‘Oemar en ik hoop dat ik met hen zal zijn."(2)
Ook wij roepen Allaah aan als Getuige dat we van de Boodschapper van Allaah - sallallahoe ‘alayhi wa sallam - houden en van zijn Rechtgeleide Kaliefen, zijn Metgezellen en de Imaams van de Leiding na hen en we vragen Allaah om ons met hen te laten zijn.
Dit is goed nieuws voor de mens: dat wanneer hij van een volk houdt, hij met hen zal zijn, zelfs als zijn daden gebrekkig zijn. Hij zal met hen zijn in het Paradijs, Allaah zal hem met hen verzamelen tijdens de Verzameling en zij zullen allen van de Fontein van de Boodschapper - sallallahoe ‘alayhi wa sallam - drinken.
Aldus kunnen we hieruit een stelregel nemen, gefundeerd door de Profeet - sallallahoe ‘alayhi wa sallam - en die luidt:
"Een persoon zal met degenen zijn van wie hij houdt."
Bind je hart dus vast met de liefde voor Allaah, Zijn Boodschapper, zijn Rechtgeleide Kaliefen, zijn edele Metgezellen en de Imaams van de Leiding na hen, zodat je met hen zal zijn.
Bron: Sharh Riyaad as-Saalihien, hadieth nr. 20 (licht ingekort)
Vertaald vanuit het Arabisch door: Ridouane Mallouki
__________________________________________
(1) Hasan (goed). Overgeleverd door at-Tirmidhie en anderen. Zie Irwaa- al-Ghaliel (104) van al-Albaanie.
(2) Overgeleverd door al-Boekhaarie (3688) en Moeslim (2639).