Citaat:
10 jaar later... [/font][/size]
[font="constantia"][size="2"]Louis-Jules
Hij spoorde zijn paard aan, die meteen begon te galopperen en reed zo als een speer in het bos. Achter hem volgden Claire en haar witte pony, die natuurlijk niet tegen de hengst van Louis opkon.
“Rijd eens wat langzamer! Ik kan je niet bijhouden!” schreeuwde Claire woedend. Louis rolde met zijn ogen en trok met een ruk aan de teugels van zijn paard, die meteen met een gehinnik tot stilstand kwam. “Kijk uit!” riep Claire nu, dit keer met angst in haar stem. Ze trok zo snel als ze kan aan haar teugels, waardoor de pony stopte en net niet tegen het paard van Louis aan was gebotst.
“Dit betekent wel dat ik gewonnen heb,” zei Louis arrogant, terwijl hij zijn zusje grijnzend aankeek.
Hijgend steeg Claire af. Haar ogen spuwden vuur. Ook Louis steeg af en wachtte tot Claire stampvoetend naar hem toekwam. “Ik ga nooit, maar dan ook nóóit meer met jou rijden! Je bent een arrogante, egoïstische zak die alleen maar aan zichzelf denkt!” Louis zei niets. Hij was zulke uitbarstingen van haar wel gewend. Hij aaide liefdevol over de neus van het paard en haalde zijn schouders op. “Jij stelde voor om er een wedstrijd van te maken. Ik kan er ook niets aan doen dat ik altijd win.” Claire rolde met haar ogen en ging tegen een boom zitten.
“Laten we even rusten. Ik ben moe,” zei ze.
Louis maakte zijn paard en de pony met een touw aan de boom naast Claire vast en plofte naast zijn zusje neer. “Je moet die paard wel gauw terugbrengen, hoor. Anders is het onbeleefd,” merkte Claire op.
“Ik mocht hem toch even lenen,” zei Louis verontwaardigd, waarop Claire hem fronsend aankeek. “Ja, lenen dus. Je rijdt er al uren mee. Je moet het nu wel terugbrengen, vind ik.”
“Ja, dat jij nou een pony hebt gekregen van pappa,” mopperde hij, terwijl hij grassprietjes uit de grond plukte. “Hij was gewoon goedkoop. Jij krijgt heus wel een paard. Ooit. Die zijn best wel duur.”
“Kan me geen barst schelen.”
Net toen Claire weer in discussie wilde gaan, hoorden ze geritsel. Uit reflex draaide Louis zich met een ruk om.
“Het zal vast een eekhoorntje zijn. Of een konijn…”
“Ja, of een wolf!” siste Louis, terwijl hij opstond om de paarden los te maken. “We moeten hier weg. Je weet maar nooit wat er in het bos schuilt.”
Ook Claire stond op en ging weer op haar pony zitten. “We gaan naar huis,” zei Louis vastberaden, terwijl hij zijn paard aanspoorde.
Claire
Ze waren weer op weg en Claire genoot van de natuur om zich heen. Wat was Grenoble toch mooi! Het enige wat de bossen zo onaantrekkelijk maakte, waren de rovers en wolven. Sommigen beweren dat er zelfs geesten rondzweven, maar dat was onzin.
Ze was zo verdiept in al het groen, dat ze niet had gemerkt dat Louis weer abrupt tot stilstand was gekomen. Gelukkig lette haar pony wel op en maakte een scherpe bocht. Claire kon haar evenwicht niet houden en probeerde naar de teugels te grijpen, wat niet lukte. Met een doffe klap viel ze op de grond, tussen de vochtige herfstbladeren. Toen zag ze pas dat ze omringd waren door een paar mannen. Verschrikt stond ze op en keek om zich heen. “Claire, kom hier,” siste Louis, terwijl hij haar wenkte. Claire wist niet wat ze doen moest. Aan de ene kant wilde ze maar al te graag achter Louis verschuilen, maar aan de andere kant was ze te bang om een stap te zetten. Ze keek naar de bandieten die grijnzend voor haar en Louis stonden. Hun besmeurde gezicht, rotte tanden, warrige haren en forse lichamen, deed Claire huiveren.
Niemand leek echter moeite te doen om ze te benaderen.
“Wat moeten jullie van ons?” vroeg Louis wantrouwig, terwijl hij probeerde zich dapper op te stellen.
Eén van hen begon ineens te lachen. Hij zag er nog het ergst uit tussen al de vuile bandieten. Waarschijnlijk was hij de leider. “Kijk niet zo dom uit je ogen, jongen. Je weet heus wel wat we willen,” gromde hij. Ineens lachte hij niet meer en keek Louis vijandig aan. Die liet zich echter niet kleineren en deed een stap naar voren. Een stap naar voren betekende dat je je door niets en niemand liet vernederen.
“Als jullie geld of goud willen, moeten we jullie teleurstellen. Wij zijn niet van adel. Hier,” zei hij, waarna hij zijn zakken leegmaakte. Hij gebaarde Claire dat ook te doen en met trillende handen deed Claire wat haar opgedragen werd. Weer lachte dat enge mens en ook hij deed een liep ook naar voren, totdat hij pal voor Louis stond. “Die paarden komen ons ook wel goed van pas,” zei hij grijnzend, terwijl hij naar de paarden wees. Ineens werd Claire wakker en rende naar haar pony. Ze stond voor haar geliefde Sneeuwklokje – zo noemde ze haar pony – en deed een poging haar te beschermen. “Jullie krijgen helemaal niks!” snauwde ze woedend, waarop Sneeuwklokje zachtjes hinnikte, alsof ze met haar instemde.
“Goed, jullie krijgen ze. Maar met de voorwaarde dat wij veilig weg mogen,” zei Louis. Claire keek hem ongelovig aan. Hoe kon hij? En bovendien, ze konden alles doen wat ze willen. Als ze de paarden hadden, zouden ze hen alsnog kunnen gijzelen, mishandelen of vermoorden. “Afgesproken,” zei de bandiet, terwijl hij zijn onaantrekkelijke zwarte tanden ontblootte. “Neem ze in beslag,” beval hij de anderen, waarna die gretig op de paarden afstormden.
Sneeuwklokje werd met een ruk meegesleurd, terwijl de pony tegenstribbelde en hinnikte alsof ze wist dat er gevaar dreigde. “Nee, nee laat haar los!” smeekte Claire, terwijl haar wangen nat van de tranen waren. Louis keek verslagen toe hoe ze Sneeuwklokje en Bonfire – de geleende hengst - wegbrachten, maar tijd om te treuren hadden ze niet. Ze moesten ervoor zorgen dat ze wegkwamen. Louis holde naar Claire toe en pakte haar hand. “Geen tijd om te huilen, Claire. We moeten hier weg.” Hij keek even naar de bende die zich met de paarden bezighield en toen hij besloot dat de kust veilig was, trok hij zijn zusje mee en samen renden ze hand in hand voor hun leven. Ze doken de bosjes in en hoorden dat iemand hen al had opgemerkt.
“Ze zijn gevlucht, lomperiken! Erachteraan, of dachten jullie dat we ons aan zijn lompe voorwaarde gaan houden?!” Het was de leider van de bende.
“Vlug, sneller…” zei Louis hijgend, terwijl ze steeds kriskras door de bosjes renden zodat ze niet werden gevonden. Claire huilde nog na en dacht steeds aan haar Sneeuwklokje. Ze had hem pas twee jaar en was zo gehecht aan haar geraakt. Waarom moesten ze per se het bos in? Haar ouders hadden hun al gewaarschuwd om het bos te vermijden, maar het was te verleidelijk om er paard te rijden. Toen ze tot conclusie kwamen dat ze niet meer werden achtervolgd - dat kon ook haast niet omdat ze al heel ver waren gekomen – hadden ze bijna de rand van het bos bereikt.