18. De spelonk (al-Kahf)
In naam van God, de Barmhartige, de Genadevolle.
1. Alle lof behoort aan God, Die het Boek aan Zijn dienaar heeft geopenbaard, gaaf en volmaakt.
2. Volmaakt (in leiding), om te waarschuwen voor Zijn gestrenge kastijding en de gelovigen die goede werken verrichten de blijde tijding te brengen dat zij een uitstekende beloning zullen ontvangen,
3. Die zij zullen smaken in eeuwigheid.
4. En om diegenen te waarschuwen, die zeggen: "God heeft Zich een zoon genomen."
5. Zij hebben er geen kennis van en hun vaderen evenmin. Erg is het woord, dat uit hun mond komt. Zij zeggen slechts onwaarheid.
6. Misschien zult je uit droefheid over hen sterven, omdat zij niet in deze Boodschap geloven.
7. Voorwaar, Wij hebben al hetgeen op aarde is tot haar sieraad gemaakt om te beproeven, wie van hen van goede werken is.
8. En zie! al hetgeen daarop is, zullen Wij tot dode stof veranderen.
9. Denk je dat de lieden van de Spelonk en van de Inscriptie geen wonder onder Onze tekenen waren?
10. Toen de jongelingen hun toevlucht zochten in de Spelonk, zeiden zij: "Onze Heer, verleen ons Uw genade en bereid ons een weg naar vrede en voorspoed uit onze beproeving."
11. Derhalve zonderden Wij hen in de Spelonk af voor een aantal jaren.
12. Daarna wekten Wij hen op, om te beproeven welke der twee partijen wijzer was, naar de tijd dat zij daar hadden vertoefd.
13. Wij zullen u hun geschiedenis in waarheid verhalen. Zij waren jongelingen die in hun Heer geloofden en Wij gaven hun meer leiding.
14. En Wij versterkten hun hart toen zij opstonden en zeiden: "Onze Heer is de Heer der hemelen en der aarde. Nimmer zullen wij een andere god aanroepen naast Hem, anders zouden wij inderdaad een grote dwaasheid begaan."
15. "Dit ons volk heeft goden genomen naast Hem. Waarom brengen zij voor hen geen duidelijk bewijs? En wie is onrechtvaardiger, dan hij die een leugen over God verzint?"
16. "Wanneer jij je van hen en van hetgeen zij nevens God aanbidden verwijdert, neemt dan uw toevlucht tot de Spelonk en uw Heer zal Zijn barmhartigheid jegens u vermeerderen en uw aangelegenheden gunstig doen verlopen."
17. En wanneer de zon opgaat zul je haar zich zien verwijderen rechts van de Spelonk en wanneer zij ondergaat, zie je haar zich naar links afwenden, daartussen in de holte van (de Spelonk) bevonden zij zich. Dit zijn de tekenen van God. Hij die door God wordt geleid, wordt juist geleid doch degene, die Hij laat dwalen, voor hem zul je stellig geen vriend en leidsman vinden.
18. Je denkt dat zij wakker zijn, terwijl zij slapen en Wij zullen hen zich naar links en rechts doen wenden, terwijl hun hond met zijn voorpoten uitgestrekt op de drempel ligt. Indien je een blik op hen werpt, zul je je zeker van hen afwenden en vluchten, met ontzag vervuld.
19. En Wij deden hen ontwaken, zodat zij elkander konden ondervragen. Een van hen zei: "Hoelang heb je hier vertoefd?" Anderen zeiden: "Wij zijn een dag of een gedeelte van een dag gebleven." Nog anderen zeiden: "Uw God weet het best, hoe lang je hier gebleven bent. (Het is beter) één van ons met deze zilveren munt naar de stad te zenden en laat hij zien, wat het beste voedsel is en hiervan levensmiddelen meebrengen en laat hij zich vriendelijk gedragen en niemand omtrent ons inlichten."
20. "Want indien zij over jullie te weten komen, zullen zij jullie stenigen, of trachten jullie te bekeren tot hun godsdienst en jullie zullen nimmer kunnen slagen."
21. Dit hebben wij hun bekend gemaakt, opdat zij zouden weten, dat de belofte van God waarheid is en dat er omtrent het Uur geen twijfel bestaat. Alsdan redetwisten de mensen over hen, zeggende: "Richt een gedenkteken voor hen op." Hun Heer weet wat het beste is. Degenen, die de overhand behielden, zeiden: "Wij zullen voorzeker een bedehuis boven hen (boven hun graf) oprichten."
22. Sommigen zullen zeggen: "Er waren er drie en de vierde was hun hond." En sommigen zullen zeggen: "Er waren er vijf en de zesde was hun hond," gissende in het wilde weg en sommigen zullen zeggen: "Er waren er zeven, de achtste was hun hond." Zeg: "Mijn Heer kent hun getal het beste. Niemand kent hen, enkelen uitgezonderd." Redetwist dus niet over hen er diep op ingaande en vraag evenmin van één hunner inlichtingen over hen.
23. En zeg niet over iets: "Ik zal het morgen doen,"
24. Zonder (er bij te zeggen): "Indien het God behaagt." En wanneer je het vergeet, gedenk dan uw Heer en zeg: "Ik hoop, dat mijn Heer mij nog dichter dan thans naar de rechte weg zal leiden."
25. En zij bleven driehonderd jaar in hun Spelonk en voegden er negen aan toe.
26. Zeg: "God weet het best, hoelang zij daar vertoefden." Hem behoren de geheimen der hemelen en der aarde, hoe Ziende is Hij en hoe Horende! Zij hebben geen vriend buiten Hem en aan Zijn koninkrijk laat Hij niemand deelnemen.
27. En verkondig hetgeen u door Uw Heer is geopenbaard in het Boek. Er is niemand, die Zijn woorden kan veranderen en je zult geen toevlucht vinden buiten Hem.
28. Blijf bij degenen die hun Heer 's morgens en 's avonds aanroepen en die Zijn welbehagen zoeken en laat uw ogen niet van hen afdwalen door het zoeken van de praal dezer wereld en gehoorzaam niet aan hem, wiens hart Wij achteloos hebben gemaakt voor de gedachte aan Ons, noch degene die zijn begeerte volgt en wiens geval het ergste is.
29. Zeg: "Het is de waarheid van uw Heer: laat daarom geloven die geloven wil en niet geloven, die niet wil." Voorwaar, wij hebben de boosdoeners een Vuur bereid, welks omheining hen zal insluiten. Indien zij om hulp roepen, zullen zij worden begoten met water als gesmolten lood, dat hun gezicht zal verbranden. Hoe verschrikkelijk is de drank en hoe vreselijk de rustbank.
30. Wat betreft degenen die geloven en goede werken doen, voorwaar, wij doen de beloning der goeden niet verloren gaan.