BintabdulAziz
01-05-2010, 21:53
de veldslag van Oehoed en de fatale vergissing van de boogschutters
De vrouwen van de Qoeraisj namen deel aan de veldslag, geleid door de vrouw van Aboe Soufjan, Hint Bint Oetbah. Zij zwierven tussen de rijen van de afgodendienaren rond, en sloegen op tamboerijnen, moedigden de mannen aan om te vechten en lieten de emoties van de helden, lansiers, zwaardvechters en dappere krijgers opvlammen. Op een gegeven moment spraken zij tegen de vaandeldragers:
''Oh Bani 'Aboed-Dar!
Oh huisverdedigers,
Sla, met jullie scherpe zwaarden...''
En op een ander moment wakkerden zij de ijver van de mensen aan door te zingen:
''Als jullie (dapper) vechten, zullen we omhelzen
en matten uitvouwen om jullie te verwelkomen.
Maar als jullie vluchten van het veldslag, verlaten we jullie,
Laten jullie in de steek en houden niet meer van jullie.''
De strijd.
De twee partijen naderden en kwamen zeer dicht bij elkaar. De fases van het gevecht begonnen. De eerste strijder van de vaandeldrager, Thalha ibn Abi Thalha Al-'Abdari, die de meest onderscheiden afgodendienaar was. Hij was één van de dapperste mannen van de krijgers van de Qoeraisj. De moslims gaven hem de bijnaam ''de ram van het bataljon.'' Hij kwam naar voren, rijdend op een kameel, en daagde de moslims uit tot een één op één gevecht. De mensen weerhielden zich ervan met hem te vechten vanwege zijn moed; maar Az-Zoebair ibn Al'Awwam kwam naar voren voor het gevecht. Hij gaf de ''Ram'' geen enkele kans om te vechten, maar viel hem aan als een leeuw op de rug van een kameel, trok hem naar de grond en slachtte hem af met zijn zwaard.
De boodschapper van Allah, die dat wonderbaarlijke incident bekeek, riep uit: ''Allahoe Akbar (Allah is de Grootste),'' en mensen riepen ook ''Allahoe Akbar'' uit. Hij prees Az-Zoebair, toen zei hij:
''Iedere profeet heeft een discipel en Az-Zoebair is een discipel van mij.''
Al snel volgde algemene inmenging en het gevecht tussen de twee partijen werd hevig over het hele slagveld heen. De spanning van het gevecht concentreerde zich rondom de vaandeldragers. Na de dood van hun leider Thalha ibn Abi Thalha wisselden de Banoe 'Abdoed-Dar de taak ombeurten. De broer van Thalha, Oethman, rende naar voren en greep de vlag die naast het levenloze lichaam van zijn broer lag, roepend: ''De vaandeldragers heeft het recht de steel te verven met bloed, totdat het uit zijn hand geslagen wordt.'' Hamzah ibn Abdoel Moettalib viel hem aan en gaf hem een slag, die zijn arm en schouder afsneed en neerging naar zijn naval, om zijn long bloot te leggen.
De vlag werd weer opgeheven door Aboe Sa'd ibn Abi Thalha; maar Sa'd ibn Abi Waqqas schoot met een dodelijke pijl op hem, die hem in zijn keel raakte en zijn tong eruit liet hangen, terwijl hij zijn laatste adem uitblies.
In een andere versie werd overgeleverd, dat Aboe Sa'd de vlag ophief en de moslims uitdaagde, hem te bevechten. 'Ali ibn Abi Talib ging naar voren. Zij wisselden twee slagen uit. Toen gaf 'Ali hem een laatste slag, die hem afmaakte.
................................
Terwijl het zwaartepunt van de slag zich concentreerde rondom de vlag, werd er overal op het slag zwaar gevochten. De bezieling van de het geloof overweldigde de gelederen van de moslims; dus snelden zij op de afgodendienaren toe, alsof zij de doorbraak van een vernietigende vloedgolf waren, die alle dammen en barriéres op zijn weg overspelde en omgooide: ''Ik zoek de dood, ik zoek de dood.'' Dat was hun verkondigde motte op de dag van Oehoed.
Aboe Doedjana, herkenbaar door de rode band die rondom zijn hoofd werd gedragen, kwam naar voren, vechtend met het zwaard van de Boodschapper van Allah. Hij was vastbesloten ten koste van alles de prijs ervan de betalen. Hij doodde alle afgodendienaren die in zijn weg stonden, hun rijen splijtend en uiteendrijvend. Az-Zoebair ibn Al-'Awwam zei:
''Ik voelde mij boos en ontmoedigd, toen de Boodschapper van Allah weigerde het zwaard aan mij te geven, maar het aan Aboe Doedjana gaf. Ik zei tegen mijzelf: ''Ik ben zijn neef, van vaderskant, de neef van zijn tante Shafijjah, een Qoeraisjiet, daarbij was ik de eerste die hem opeiste en toch gaf hij de voorkeur aan hem, boven mij. Bij Allah, ik zal kijken, hoe hij hem zal gebruiken.'' Dus ik volgde hem, ik zag hem zijn rode band nemen en rond zijn hoofd dragen. Toen zij hem zo zagen, zeiden de An-saar: ''Aboe Doedjana heeft de band van de dood gedragen.'' Toen ging hij op weg luidkeels zeggend:
''Ik ben degene met wie mijn intieme vriend een convenant afsloot, toen we onder de palbomen, op de berghelling waren.
Het convenant dat we afsloten, was dat ik niet in de achterhoede zou vechten.
Maar heldhaftig aan het front zou vechten, met het zwaard van Allah en Zijn boodschapper.''
Niemand stond in de weg van Aboe Doedjana, of hij werd gedood. Er was een man onder de afgodendienaren, wiens enige doel was, gewonde moslims af te maken. Tijdens het gevecht kwam Aboe Doedjana in de buurt van die man; dus ik smeekte Allah, dat zij met elkaar in gevecht zouden raken. Dat deden zij werkelijk en zij wisselden twee zwaardslagen uit. De afgodendienaar sloeg Aboe Doedjana, maar hij ontsnapte eraan en het drong zich in zijn leren schild. Het zwaard van de afgodendienaar zat er nu aan vast. Aboe Doedjana sloeg hem met zijn zwaard en doodde hem. In het heetst van de strijd snelde hij naar een persoon die de vijand opjutte om de moslims te bevechten. Hierop gilde die persoon en aanschouw! Het was een vrouw. Aboe Doedjana spaarde haar, zeggende: ''Ik respecteer het zwaard van de Profeet te zeer, om het op een vrouw te gebruiken.'' Die vrouw was Hint bint Oetbah.''
.................................
De oorlogshandelingen gingen maar door, en de moslims hadden de volledige controle over alle militaire ontwikkelingen, totdat de afgodendienaren uiteindelijk wankelden en zich terugtrokken, alle motieven van beweerde trots en aangetaste waardigheid in het niets latend en hun vlag door de voeten van de krijgers vertrappend, met geen van hen moedig genoeg die te benaderen. Het leek alsof de drieduizend afgodendienaren hadden gevochten met dertigduizend moslims en niet slechts zevenhonderd.
Ibn Ishaaq zei: ''Toen zond Allah Zijn hulp neer aan de moslims en bevestigde Zijn belofte aan hen. Zij verjoegen de afgodendienaren en ontruimden hun kamp. Het was zonder twijfel een zekere nederlaag.'' In een versie van 'Abdoellah ibn Az-Zoebair heeft hij overgeleverd, dat zijn vader had gezegd: ''Bij Allah, ik keek naar de bediendes van Hint bint Oetbah en haar vriendinnen, die vluchtten met hun opgetrokken rokken. Er was daar niemand om ons te weerhouden hen te vangen.''
In een andere versie door Al-Bara ibn 'Azib - vermeld in Sahih Al-Boecharie - zei hij: ''Toen we de overwinning bevochten, vluchtten zij, en hun vrouwen konden worden gezien, de bergen in vluchtend, met hun enkelbandjes en benen ontbloot.'' De moslims achtervolgden de vijanden, regen ze aan hun zwaard en verzamelden de buit.
De vrouwen van de Qoeraisj namen deel aan de veldslag, geleid door de vrouw van Aboe Soufjan, Hint Bint Oetbah. Zij zwierven tussen de rijen van de afgodendienaren rond, en sloegen op tamboerijnen, moedigden de mannen aan om te vechten en lieten de emoties van de helden, lansiers, zwaardvechters en dappere krijgers opvlammen. Op een gegeven moment spraken zij tegen de vaandeldragers:
''Oh Bani 'Aboed-Dar!
Oh huisverdedigers,
Sla, met jullie scherpe zwaarden...''
En op een ander moment wakkerden zij de ijver van de mensen aan door te zingen:
''Als jullie (dapper) vechten, zullen we omhelzen
en matten uitvouwen om jullie te verwelkomen.
Maar als jullie vluchten van het veldslag, verlaten we jullie,
Laten jullie in de steek en houden niet meer van jullie.''
De strijd.
De twee partijen naderden en kwamen zeer dicht bij elkaar. De fases van het gevecht begonnen. De eerste strijder van de vaandeldrager, Thalha ibn Abi Thalha Al-'Abdari, die de meest onderscheiden afgodendienaar was. Hij was één van de dapperste mannen van de krijgers van de Qoeraisj. De moslims gaven hem de bijnaam ''de ram van het bataljon.'' Hij kwam naar voren, rijdend op een kameel, en daagde de moslims uit tot een één op één gevecht. De mensen weerhielden zich ervan met hem te vechten vanwege zijn moed; maar Az-Zoebair ibn Al'Awwam kwam naar voren voor het gevecht. Hij gaf de ''Ram'' geen enkele kans om te vechten, maar viel hem aan als een leeuw op de rug van een kameel, trok hem naar de grond en slachtte hem af met zijn zwaard.
De boodschapper van Allah, die dat wonderbaarlijke incident bekeek, riep uit: ''Allahoe Akbar (Allah is de Grootste),'' en mensen riepen ook ''Allahoe Akbar'' uit. Hij prees Az-Zoebair, toen zei hij:
''Iedere profeet heeft een discipel en Az-Zoebair is een discipel van mij.''
Al snel volgde algemene inmenging en het gevecht tussen de twee partijen werd hevig over het hele slagveld heen. De spanning van het gevecht concentreerde zich rondom de vaandeldragers. Na de dood van hun leider Thalha ibn Abi Thalha wisselden de Banoe 'Abdoed-Dar de taak ombeurten. De broer van Thalha, Oethman, rende naar voren en greep de vlag die naast het levenloze lichaam van zijn broer lag, roepend: ''De vaandeldragers heeft het recht de steel te verven met bloed, totdat het uit zijn hand geslagen wordt.'' Hamzah ibn Abdoel Moettalib viel hem aan en gaf hem een slag, die zijn arm en schouder afsneed en neerging naar zijn naval, om zijn long bloot te leggen.
De vlag werd weer opgeheven door Aboe Sa'd ibn Abi Thalha; maar Sa'd ibn Abi Waqqas schoot met een dodelijke pijl op hem, die hem in zijn keel raakte en zijn tong eruit liet hangen, terwijl hij zijn laatste adem uitblies.
In een andere versie werd overgeleverd, dat Aboe Sa'd de vlag ophief en de moslims uitdaagde, hem te bevechten. 'Ali ibn Abi Talib ging naar voren. Zij wisselden twee slagen uit. Toen gaf 'Ali hem een laatste slag, die hem afmaakte.
................................
Terwijl het zwaartepunt van de slag zich concentreerde rondom de vlag, werd er overal op het slag zwaar gevochten. De bezieling van de het geloof overweldigde de gelederen van de moslims; dus snelden zij op de afgodendienaren toe, alsof zij de doorbraak van een vernietigende vloedgolf waren, die alle dammen en barriéres op zijn weg overspelde en omgooide: ''Ik zoek de dood, ik zoek de dood.'' Dat was hun verkondigde motte op de dag van Oehoed.
Aboe Doedjana, herkenbaar door de rode band die rondom zijn hoofd werd gedragen, kwam naar voren, vechtend met het zwaard van de Boodschapper van Allah. Hij was vastbesloten ten koste van alles de prijs ervan de betalen. Hij doodde alle afgodendienaren die in zijn weg stonden, hun rijen splijtend en uiteendrijvend. Az-Zoebair ibn Al-'Awwam zei:
''Ik voelde mij boos en ontmoedigd, toen de Boodschapper van Allah weigerde het zwaard aan mij te geven, maar het aan Aboe Doedjana gaf. Ik zei tegen mijzelf: ''Ik ben zijn neef, van vaderskant, de neef van zijn tante Shafijjah, een Qoeraisjiet, daarbij was ik de eerste die hem opeiste en toch gaf hij de voorkeur aan hem, boven mij. Bij Allah, ik zal kijken, hoe hij hem zal gebruiken.'' Dus ik volgde hem, ik zag hem zijn rode band nemen en rond zijn hoofd dragen. Toen zij hem zo zagen, zeiden de An-saar: ''Aboe Doedjana heeft de band van de dood gedragen.'' Toen ging hij op weg luidkeels zeggend:
''Ik ben degene met wie mijn intieme vriend een convenant afsloot, toen we onder de palbomen, op de berghelling waren.
Het convenant dat we afsloten, was dat ik niet in de achterhoede zou vechten.
Maar heldhaftig aan het front zou vechten, met het zwaard van Allah en Zijn boodschapper.''
Niemand stond in de weg van Aboe Doedjana, of hij werd gedood. Er was een man onder de afgodendienaren, wiens enige doel was, gewonde moslims af te maken. Tijdens het gevecht kwam Aboe Doedjana in de buurt van die man; dus ik smeekte Allah, dat zij met elkaar in gevecht zouden raken. Dat deden zij werkelijk en zij wisselden twee zwaardslagen uit. De afgodendienaar sloeg Aboe Doedjana, maar hij ontsnapte eraan en het drong zich in zijn leren schild. Het zwaard van de afgodendienaar zat er nu aan vast. Aboe Doedjana sloeg hem met zijn zwaard en doodde hem. In het heetst van de strijd snelde hij naar een persoon die de vijand opjutte om de moslims te bevechten. Hierop gilde die persoon en aanschouw! Het was een vrouw. Aboe Doedjana spaarde haar, zeggende: ''Ik respecteer het zwaard van de Profeet te zeer, om het op een vrouw te gebruiken.'' Die vrouw was Hint bint Oetbah.''
.................................
De oorlogshandelingen gingen maar door, en de moslims hadden de volledige controle over alle militaire ontwikkelingen, totdat de afgodendienaren uiteindelijk wankelden en zich terugtrokken, alle motieven van beweerde trots en aangetaste waardigheid in het niets latend en hun vlag door de voeten van de krijgers vertrappend, met geen van hen moedig genoeg die te benaderen. Het leek alsof de drieduizend afgodendienaren hadden gevochten met dertigduizend moslims en niet slechts zevenhonderd.
Ibn Ishaaq zei: ''Toen zond Allah Zijn hulp neer aan de moslims en bevestigde Zijn belofte aan hen. Zij verjoegen de afgodendienaren en ontruimden hun kamp. Het was zonder twijfel een zekere nederlaag.'' In een versie van 'Abdoellah ibn Az-Zoebair heeft hij overgeleverd, dat zijn vader had gezegd: ''Bij Allah, ik keek naar de bediendes van Hint bint Oetbah en haar vriendinnen, die vluchtten met hun opgetrokken rokken. Er was daar niemand om ons te weerhouden hen te vangen.''
In een andere versie door Al-Bara ibn 'Azib - vermeld in Sahih Al-Boecharie - zei hij: ''Toen we de overwinning bevochten, vluchtten zij, en hun vrouwen konden worden gezien, de bergen in vluchtend, met hun enkelbandjes en benen ontbloot.'' De moslims achtervolgden de vijanden, regen ze aan hun zwaard en verzamelden de buit.