Bekijk volle/desktop versie : de veldslag van Oehoed en de fatale vergissing van de boogschutters



01-05-2010, 21:53
de veldslag van Oehoed en de fatale vergissing van de boogschutters
De vrouwen van de Qoeraisj namen deel aan de veldslag, geleid door de vrouw van Aboe Soufjan, Hint Bint Oetbah. Zij zwierven tussen de rijen van de afgodendienaren rond, en sloegen op tamboerijnen, moedigden de mannen aan om te vechten en lieten de emoties van de helden, lansiers, zwaardvechters en dappere krijgers opvlammen. Op een gegeven moment spraken zij tegen de vaandeldragers:

''Oh Bani 'Aboed-Dar!
Oh huisverdedigers,
Sla, met jullie scherpe zwaarden...''

En op een ander moment wakkerden zij de ijver van de mensen aan door te zingen:

''Als jullie (dapper) vechten, zullen we omhelzen
en matten uitvouwen om jullie te verwelkomen.
Maar als jullie vluchten van het veldslag, verlaten we jullie,
Laten jullie in de steek en houden niet meer van jullie.''

De strijd.

De twee partijen naderden en kwamen zeer dicht bij elkaar. De fases van het gevecht begonnen. De eerste strijder van de vaandeldrager, Thalha ibn Abi Thalha Al-'Abdari, die de meest onderscheiden afgodendienaar was. Hij was één van de dapperste mannen van de krijgers van de Qoeraisj. De moslims gaven hem de bijnaam ''de ram van het bataljon.'' Hij kwam naar voren, rijdend op een kameel, en daagde de moslims uit tot een één op één gevecht. De mensen weerhielden zich ervan met hem te vechten vanwege zijn moed; maar Az-Zoebair ibn Al'Awwam kwam naar voren voor het gevecht. Hij gaf de ''Ram'' geen enkele kans om te vechten, maar viel hem aan als een leeuw op de rug van een kameel, trok hem naar de grond en slachtte hem af met zijn zwaard.

De boodschapper van Allah, die dat wonderbaarlijke incident bekeek, riep uit: ''Allahoe Akbar (Allah is de Grootste),'' en mensen riepen ook ''Allahoe Akbar'' uit. Hij prees Az-Zoebair, toen zei hij:

''Iedere profeet heeft een discipel en Az-Zoebair is een discipel van mij.''

Al snel volgde algemene inmenging en het gevecht tussen de twee partijen werd hevig over het hele slagveld heen. De spanning van het gevecht concentreerde zich rondom de vaandeldragers. Na de dood van hun leider Thalha ibn Abi Thalha wisselden de Banoe 'Abdoed-Dar de taak ombeurten. De broer van Thalha, Oethman, rende naar voren en greep de vlag die naast het levenloze lichaam van zijn broer lag, roepend: ''De vaandeldragers heeft het recht de steel te verven met bloed, totdat het uit zijn hand geslagen wordt.'' Hamzah ibn Abdoel Moettalib viel hem aan en gaf hem een slag, die zijn arm en schouder afsneed en neerging naar zijn naval, om zijn long bloot te leggen.

De vlag werd weer opgeheven door Aboe Sa'd ibn Abi Thalha; maar Sa'd ibn Abi Waqqas schoot met een dodelijke pijl op hem, die hem in zijn keel raakte en zijn tong eruit liet hangen, terwijl hij zijn laatste adem uitblies.

In een andere versie werd overgeleverd, dat Aboe Sa'd de vlag ophief en de moslims uitdaagde, hem te bevechten. 'Ali ibn Abi Talib ging naar voren. Zij wisselden twee slagen uit. Toen gaf 'Ali hem een laatste slag, die hem afmaakte.

................................

Terwijl het zwaartepunt van de slag zich concentreerde rondom de vlag, werd er overal op het slag zwaar gevochten. De bezieling van de het geloof overweldigde de gelederen van de moslims; dus snelden zij op de afgodendienaren toe, alsof zij de doorbraak van een vernietigende vloedgolf waren, die alle dammen en barriéres op zijn weg overspelde en omgooide: ''Ik zoek de dood, ik zoek de dood.'' Dat was hun verkondigde motte op de dag van Oehoed.

Aboe Doedjana, herkenbaar door de rode band die rondom zijn hoofd werd gedragen, kwam naar voren, vechtend met het zwaard van de Boodschapper van Allah. Hij was vastbesloten ten koste van alles de prijs ervan de betalen. Hij doodde alle afgodendienaren die in zijn weg stonden, hun rijen splijtend en uiteendrijvend. Az-Zoebair ibn Al-'Awwam zei:

''Ik voelde mij boos en ontmoedigd, toen de Boodschapper van Allah weigerde het zwaard aan mij te geven, maar het aan Aboe Doedjana gaf. Ik zei tegen mijzelf: ''Ik ben zijn neef, van vaderskant, de neef van zijn tante Shafijjah, een Qoeraisjiet, daarbij was ik de eerste die hem opeiste en toch gaf hij de voorkeur aan hem, boven mij. Bij Allah, ik zal kijken, hoe hij hem zal gebruiken.'' Dus ik volgde hem, ik zag hem zijn rode band nemen en rond zijn hoofd dragen. Toen zij hem zo zagen, zeiden de An-saar: ''Aboe Doedjana heeft de band van de dood gedragen.'' Toen ging hij op weg luidkeels zeggend:

''Ik ben degene met wie mijn intieme vriend een convenant afsloot, toen we onder de palbomen, op de berghelling waren.

Het convenant dat we afsloten, was dat ik niet in de achterhoede zou vechten.

Maar heldhaftig aan het front zou vechten, met het zwaard van Allah en Zijn boodschapper.''

Niemand stond in de weg van Aboe Doedjana, of hij werd gedood. Er was een man onder de afgodendienaren, wiens enige doel was, gewonde moslims af te maken. Tijdens het gevecht kwam Aboe Doedjana in de buurt van die man; dus ik smeekte Allah, dat zij met elkaar in gevecht zouden raken. Dat deden zij werkelijk en zij wisselden twee zwaardslagen uit. De afgodendienaar sloeg Aboe Doedjana, maar hij ontsnapte eraan en het drong zich in zijn leren schild. Het zwaard van de afgodendienaar zat er nu aan vast. Aboe Doedjana sloeg hem met zijn zwaard en doodde hem. In het heetst van de strijd snelde hij naar een persoon die de vijand opjutte om de moslims te bevechten. Hierop gilde die persoon en aanschouw! Het was een vrouw. Aboe Doedjana spaarde haar, zeggende: ''Ik respecteer het zwaard van de Profeet te zeer, om het op een vrouw te gebruiken.'' Die vrouw was Hint bint Oetbah.''

.................................

De oorlogshandelingen gingen maar door, en de moslims hadden de volledige controle over alle militaire ontwikkelingen, totdat de afgodendienaren uiteindelijk wankelden en zich terugtrokken, alle motieven van beweerde trots en aangetaste waardigheid in het niets latend en hun vlag door de voeten van de krijgers vertrappend, met geen van hen moedig genoeg die te benaderen. Het leek alsof de drieduizend afgodendienaren hadden gevochten met dertigduizend moslims en niet slechts zevenhonderd.

Ibn Ishaaq zei: ''Toen zond Allah Zijn hulp neer aan de moslims en bevestigde Zijn belofte aan hen. Zij verjoegen de afgodendienaren en ontruimden hun kamp. Het was zonder twijfel een zekere nederlaag.'' In een versie van 'Abdoellah ibn Az-Zoebair heeft hij overgeleverd, dat zijn vader had gezegd: ''Bij Allah, ik keek naar de bediendes van Hint bint Oetbah en haar vriendinnen, die vluchtten met hun opgetrokken rokken. Er was daar niemand om ons te weerhouden hen te vangen.''

In een andere versie door Al-Bara ibn 'Azib - vermeld in Sahih Al-Boecharie - zei hij: ''Toen we de overwinning bevochten, vluchtten zij, en hun vrouwen konden worden gezien, de bergen in vluchtend, met hun enkelbandjes en benen ontbloot.'' De moslims achtervolgden de vijanden, regen ze aan hun zwaard en verzamelden de buit.

01-05-2010, 21:55


De totale vergissing van de boogschutters.

Toen het kleine leger van de islam, de tweede absolute en heldere overwinning over de Mekkanen optekenden, die niet onderdeed in grootsheid en glorie voor de eerste bij Badr, beging de meerderheid van de boogschutters op de berghelling een fatale vergissing die een heel andere draai aan de situatie gaf en een bron van zware verliezen onder de moslims vormde. Het bracht bijna de dood op de Profeet teweeg en liet een zeer slechte indruk achter op de roem en waardigheid die zij terecht bij de Badr-veldslag hadden verdiend.

Wij hebben al gesproken over de uitdrukkelijke bevelen die aan de boogschutters waren gegeven, om hun positie te behouden, wat de loop van het voornaamste treffen ook was. Ondanks die strikte orders en de waarschuwingen van hun leider - 'Abdoellah ibn Djoebair, verlieten veertig boogschutters hun post, verleid door de te snelle verkondiging van de overwinning en hun wereldlijke hebzucht voor de oorlogsbuit. De anderen echter, negen in aantal en hun leider 'Abdoellah, besloten zich aan het bevel van de Profeet te houden en te blijven waar ze waren, totdat zij toestemming kregen, of tot de laatste man gedood werd. Met als resultaat dat de doorgang onvoldoende verdedigd bleef.

De sluwe Khalid ibn Al-walid greep deze gouden kans door snel naar de achterhoede van het moslimleger om te keren en hen te omsingelen. Ibn Djoebair en zijn groep uitroeiend, vielen zij prompt de achterhoede van de moslims aan en zijn ruiters uitten een kreet, die de nieuwe militaire ontwikkelingen te kennen gaven. De polytheisten keerden eens te meer terug om een tegenaanval op de moslims te doen. Een afgodendienares - genaamd 'Oemar bin 'Alqama Al-Harithah - snelde naar de op de grond gelegen vlag, pakte hem op en hees hem. De afgodendienaren verzamelden zich rondom de vlag en riepen naar elkaar, totdat zij de moslims hadden omsingeld en standvastig stonden om opnieuw te vechten.

Vervolgende raakten de moslims gevangen tussen twee fronten.
De Boodschapper van Allah was toen tussen een kleine groep krijgers - negen in aantal, in de achterhoede van het leger, die het treffen bekeek en de moslimstrijders moed insprak. Khalid en zijn mannen verrasten hem volkomen en verplichtten hem één van deze twee keuzes te volgen:

a. Te vluchten voor zijn leven en zijn leger achter te laten, aan zijn verdoemde einde, of

b. Actie ondernemen, met gevaar voor eigen leven, de gelederen van de moslims weer bijeenbrengen en hun weg door de heuvels van Oehoed banen, richting het omsingelde leger.

De genialiteit van de Boodschapper van Allah en zijn weergaloze en ongeevenaarde moed lieten hem voor de tweede weg kiezen. Hij verhief zijn stem tegen zijn metgezellen: ''Dienaren van Allah.'' Hij deed dat, hoewel hij wist, dat zijn luide stem door de afgodendienaren zou worden gehoord, voordat hij door de moslims werd gehoord. Hij riep naar hen, zijn leven in deze gevoelige situatie op het spel zettend.

De afgodendienaren herkenden hem inderdaad en bereikten zijn positie, zelfs voordat de andere moslims dat deden.

De omsingeling van de moslims lieten drie categorieen mensen zien:


- De eerste groep waren diegenen die alleen geinteresseerd waren in zichzelf en die raakten zo in paniek dat zij vluchtten. Zij verlieten het slachtveld en wisten niet wat er met de anderen gebeurd was. Sommige van deze groep vluchtten helemaal tot Medina. Sommige anderen gingen de berg op.

- De tweede groep moslims waren diegenen die terugkeerden naar de veldslag, maar zich op zo'n manier met de afgodendienaren vermengden dat zij elkaar niet konden herkennen. Vervolgens werden sommige van hen per ongeluk gedood. Op gezag van Al-Boecharie, verklaarde hij dat 'Aisjah zei: ''Toen het de slag van Oehoed was, waren de afgodendienaren volkomen verslagen. Toen riep de Sjaithaan uit: ''Oh dienaren van Allah. Pas op de achterhoede (d.w.z. de vijand nadert van achter).'' Dus degenen die aan het front waren, draaiden zich om en bevochten degenen die achter waren. Toen kreeg Hoedhaifah zijn vader 'Al-Yaman' in het zicht, die op het punt stond door andere moslims gedood te worden. Dus hij zei: ''Oh dienaren van Allah! Kijk uit! Dit is mijn vader. Dit is mijn vader.'' 'Aisjah zei: ''Maar zij gingen niet bij hem weg, totdat hij gedood was.'' Hoedhaifah zei toen: ''Moge Allah jullie vergeven.'' En Oerwa zei: ''Bij Allah, vanaf dat moment, is Hoedhaifah altijd gezegend en welvarend geweest, totdat hij stierf.'' Dat was omdat hij hen vergaf en weigerde enig bloedgeld te nemen voor de moord op zijn vader, maar de aanbeveling gaf, dat het aan liefdadigheid werd uitgegeven. Deze moslimgroep leed onder een grote verwildering, en wanorde heerste onder hen. Vele van hen verdwaalden en wisten niet waar ze heen moesten gaan. Op dit penibele moment hoorden zij iemand roepen: ''Mohammed is gedood.'' Dit nieuws bracht hen nog meer in verwarring en zij verloren bijna het verstand. Sommige van hen stopten met vechten, verslapten en gooiden hun wapens neer. Andere dachten erover, contact op te nemen met 'Abdoellah ibn Oebai - het hoofd van de hypocrieten - en zijn hulp te zoeken om een veiligheidsgelofte voor hen te halen bij Aboe Soefjan. Een van de Moehadjiroen kwam langs een An-saarie die met bloed was besmeurd. Hij zei: ''Oh kameraad! Heb je gehoord over de moord op Mohammed?'' De An-saarie antwoordde: ''Als Mohammed gedood is, moet hij de doorgave van de Boodschap voltooid hebben. Dus vecht, ter verdediging van jouw religie!''

- De derde groep moslims was de groep die om niets anders dan de Profeet gaf. Aan het hoofd van hen waren vooraanstaande metgezellen zoals Aboe Bakr, 'Oemar ibn Al-Khattab, 'Ali ibn Abi Talib en anderen, die zich haasten de Profeet door ongekende toewijding te beschermen.

Terwijl die groepen moslims de slagen van de afgodendienaren ontvingen en onmiddelijk weerstand boden, flakkerden de gevechten rondom de Boodschapper van Allah op, die slechte negen mensen rondom hem had. We hebben al vermeld, dat toen de afgodendienaren hun omsingeling begonnen er slechts negen mensen rondom de Boodschapper van Allah waren; en dat, zo snel hij naar de moslims riep: ''Kom op! Ik ben de Boodschapper van Allah,'' de afgodendienaren zijn stem hoorden en hem herkenden. Dus zij keerden terug en vielen hem met al hun kracht, voordat één van zijn metgezellen hem te hulp kon schieten, aan.

Een gewelddadige, woedende strijd brak tussen die negen moslims en de afgodendienaren uit, gedurende welke ongekende vormen van liefde, zelfopoffering, dapperheid en heldhaftigheid werden geopenbaard.

Op gezag van Anas ibn Malik heeft Moeslim overgeleverd, dat de Boodschapper van Allah, tezamen met zeven van de An-saar en twee van de Moehadjiroen, in een val werd gelokt, toen de afgodendienaren hem aanvielen. De Boodschapper van Allah zei toen: ''Diegene die deze afgodendienaren terugduwt, zal in het paradijs gehuisvest worden,'' of ''Hij zal mijn metgezel in het Paradijs zijn.'' Eén van de An-saar stapte naar voren en bevocht de afgodendienaren, ter verdediging van de Profeet, totdat hij werd gedood. Toen vielen zij de Boodschapper van de Porfeet opnieuw aan. Hetzelfde proces herhaalde zich, totdat alle zeven An-saar gedood waren. Toen zei de Boodschapper van Allah tegen zijn twee metgezellen van de Qoeraisj: ''Wij hebben onze metgezellen geen recht gedaan.''

De laatste van die zeven An-saar was 'Amara ibn Jazied ibn As-Sakan, die bleef vechten totdat zijn wonden hem onschadelijk maakten en hij dood neerviel.
Het penibelste uur in het leven van de Boodschapper van Allah

Na de val van Ibn Sakan bleef de Boodschapper van Allah alleen over, met de twee Qoeraisjieten. In een versie door Aboe Oethman - geautoriseerd in As-Sahiehain - zei hij: ''Op dat moment was er niemand bij de Profeet behalve Thalha ibn Oebaidoellah en Sa'd ibn Abi Waqqas.'' Dat was het penibelste en gevaarlijkste uur voor de Profeet, maar het was een gouden kans voor de afgodendienaren, die er prompt gebruik van maakten. Zij concentreerden hun aanval op de Profeet en keken er naar uit hem te doden.

Oetbah ibn Abi Waqqas bekogelde de Profeet met stenen. Eén van die stenen viel op zijn gezicht. Zijn snijtand rechtsonder, Roeba'iya (d.w.z. de tand die tussen een hoektand en een voortand is), beschadigde. Zijn onderlip was verwond. Hij werd ook aangevallen door 'Abdoellah ibn Sjihab Az-Zoehri, die een snee in zijn voorhoofd maakte. 'Abdoellah ibn Qami'a (Qami'a betekent ''een vernederde vrouw'') die een koppige, sterke ruiter was, sloeg hem hard met zijn zwaard op de schouder en de klap deed de Boodschapper van Allah een maand lang pijn - hoewel de klap niet hard genoeg was door zijn twee wapenuitrustingen te breken. Hij deelde ook een zware klap op zijn wang uit. ''Neem deze slag van mij aan, ik ben Ibn Qami'a,'' zei hij, terwijl hij de Boodschapper met zijn zwaard sloeg. De Boodschapper van Allah antwoordde - terwijl hij het bloed dat over zijn gezicht vloeide, afveegde: ''Ik smeek Allah, jou te vernederen.'' (d.w.z. Aqma'ak Allah). In Sahih Al-Boecharie wordt verklaard, dat zijn snijtand brak, hij een snee in zijn hoofd had en dat hij het bloed eraf begon te vegen, zeggende: ''(Ik vraag mij af) hoe kunnen mensen die het gezicht van hun Profeet snijden en de snijtand van hem, degene die hen oproept Allah te aanbidden, breken, bloeien of succesvol zijn?'' Over dat incident, zond Allah, alle lof behoort Hem toe, een Qoer-aanvers neer, zeggende:

لَيْسَ لَكَ مِنَ الأَمْرِ شَيْءٌ أَوْ يَتُوبَ عَلَيْهِمْ أَوْ يُعَذَّبَهُمْ فَإِنَّهُمْ ظَالِمُونَ


''Niet aan jou, maar aan Allah is de beslissing. Of Hij hen genadig is om hen (te vergeven) of te bestraffen, waarlijk, zij zijn de onrechtvaardigen.'' (Al-'Imraan vers 128)

01-05-2010, 21:55
At-Thabrani verklaart, dat de Profeet zei: ''De toorn van Allah is groot voor diegenen die het gezicht van Zijn boodschapper besmeuren,'' en enige tijd zweeg, voordat hij hervatte, zeggende:

''Oh Allah, vergeef mijn mensen, want zij hebben geen kennis.''

In Sahih Moeslim wordt verklaard, dat de Boodschapper van Allah zei:

''Mijn Heer, vergeef mijn mensen, want zij hebben geen kennis.''

In Asj-Sjifa - een boek door 'Ajad Al-Qadi - wordt overgeleverd, dat de Profeet zei:

''Oh Allah, leid mijn mensen, want zij hebben geen kennis.''

Het staat vrijwel vast, dat het doden van de Profeet hun voornaamste doel was, maar de twee Qoeraisjieten - Sa'd ibn Abi Waqqas en Thalha ibn Oebaidoellah, die grote en bijzondere moed toonden en zo heftig en dapper vochten, dat, hoewel zij slechts met zijn tweeen waren, zij in staat waren de afgodendienaren kort voordat zij hun doel bereikten, een halt toe te roepen. Zij waren de meest getalenteerde Arabische boogschutters en bleven ter verdediging van de Boodschapper van Allah strijden totdat de hele sectie van afgodendienaren bij hem was weg gedreven.

................................

Al die gebeurtenissen vonden binnen de korst mogelijke tijd plaats. Als de voorname metgezellen van de Profeet zich onmiddelijk de zwaarte van de situatie hadden gerealiseerd, zouden zij naar de plek zijn toegesneld en zouden zij hem die wonden niet hebben laten ondergaan. Helaas kwamen zij daar, nadat de Boodschapper van Allah gewond was geraakt en zes van de An-saar waren gedood, de zevende wankelede onder de zwaarte van de wonden en streed wanhopig ter verdediging van de Profeet. Zodra zij echter arriveerden, omringden zij de Boodschapper met hun lichamen en wapens en waren zij waakzaam genoeg om de vijanden ervan te weerhouden hem te bereiken. De eerste die terugkeerde om hulp te bieden, was zijn grotmetgezel, Aboe Bakr As-Siddiq.

.............................

Tijdens de penibele momenten van die dag verzamelde een groep moslimhelden zich rondom de Profeet, een schild vormend, om hem tegen de afgodendienaren te beschermen. Onder hen waren, Aboe Doedjana, Moesh'ab ibn Oemair, 'Ali ibn Abi Talib, Sahl ibn Hanief, Malik ibn-Sinan, de vader van Aboe Sa'd Al-Khoedri, Oem 'Amara, Noesaiba bint Ka'b Al-Mazinija, Qatada ibn An-Noe'man, 'Oemar ibn Al-Khattab, Hathib ibn Abi Balta'a en Aboe Thalha.

De laatste uren tijdens de veldslag van Oehoed

Twee incidenten vonden tijdens de laatste uren van het gevecht plaats, deze onthulden met grote zekerheid hoe zeer de moslims bereid waren te vechten en zichzelf op de weg van Allah op te offeren:

1. Ka'b ibn Malik zei: ''Ik was één van de moslims die bij Oehoed vochten en de barbaarse daden van de plytheisten aanschouwden, toen zij de dode lichamen verminkten, maar ik liep ze voorbij, omdat ik het niet kon verdragen. Toen zag ik een gewapende krachtige afgodendienaar tussen de moslims doorlopen en zeggen: ''Verzamel ze en drijf ze samen op de wijze waarop schapen verzameld en geslacht worden.'' Tegerlijkertijd zag ik een gewapende moslim op hem wachten. Ik liep in hun richting, totdat ik achter hem stond. Toen ik hen met elkaar vergeleek, merkte ik op, dat de ongelovige beter was dan de andere in zowel wapens als postuur. Ik bleef hen bekijken, totdat zij in een man-tot-mangevecht verwikkeld waren. De moslim sloeg op de ongelovige in met zijn zwaard, die zijn heup binnendrong en hem in tweeen spleet. Toen de moslim zijn gezicht ontblootte, zei hij: ''Wat denk je daarvan, Ka'b? Ik ben Aboe Doedjana.''''

2. Sommige moslimvrouwen kwamen naar het veldslag, toen het gevecht voorbij was. Anas zei: ''Ik zag Aisjah bint Aboe Bakr, met Oemm Soelaim. Hun rokken werden omhoog gehouden, dus ik zag hun enkels. Zij droegen waterzakken op hun schouders en leegden die in de monden van de mensen. Dan gingen zij terug om ze te vullen en kwamen weer om hetzelfde te doen.'' 'Oemar zei: ''Oemm Salait droeg, op de dag van Oehoed waterzakken naar ons.''

De meeste overleveringen bevestigen, dat zeventig moslims werden gedood en dat de meesten van hen, vijfenzestig, An-saar waren; van wie er éénenveertig van de Khazradj waren en vierentwintig van de Aws. En daarnaast nog één jood en vier Moehadjiroen.

Van de polytheisten werden er tweeentwintig gedood, maar sommige versies spreken over zevenendertig; uiteindelijk, weet Allah het het beste.

Zaterdagnacht de achtste van Sjawwal na hun terugkeer uit Oehoed, brachten de moslims die nacht door in de noodtoestand - hoewel zij doodop en uitermate uitgeput waren. Zij bleven waakzaam en brachten die nacht door met het bewaken van de buitenwijken en toegangen van Medina. Zij waren in het bijzonder druk bezig met het bewaken van hun algemene leider, de Boodschapper van Allah, uit vrees dat enkele verdachte mensen een onverwachte dwaasheid zouden begaan.

01-05-2010, 21:56
Lessen en zedenleer

Ibn Al-Qayyim heeft nadrukkelijke verwijzing naar de veldslag van Oehoed gemaakt en een volledige toelichting gegeven over de goddelijke voordelen en moraal die er het gevolg van zijn. Sommige moslimgeleerden zeiden op gezag van Ibn Hagar: ''De ommekeer bij Oehoed was het gevolg van de verwaarlozing van het nadrukkelijke bevel van de Profeet door de boogschutters en het verlaten van de plek, waarvan hen bevolen was, die tot het einde te beschermen. Met andere woorden, het succes van de moslims hangt af van hun gehoorzaamheid aan de Profeet. Zolang zij zijn opdrachten uitvoeren, zal Allah hen helpen allerlei soorten kansen onder ogen te komen. Maar wanneer zij zijn bevelen aan de kant zetten op jacht naar wereldlijke rijkdommen, is het onvermijdelijk dat zij zich dat zullen berouwen. Een andere kwestie van grote betekenis zegt dat het gebruikelijk is dat profeten getest worden door tegenslag, evengoed is de uiteindelijke uitkomst ten gunste van hen. Wanneer de moslims altijd zegevierend zouden zijn, zouden vele huichalaars van het geloof de kudde van de islam binnenkomen en vervolgens zou de duidelijke afgebakende scheidslijn tussen ware gelovigen en hypocrieten wazig worden. Als daarentegen de moslims voortdurend verslagen zouden worden, zou het uiteindelijke doel van het aanstellen van de profeten niet worden behaald. Het is dus wijs, om zowel succes als falen te combineren zodat het filteren tussen ware moslims en hypocrieten kan worden gerealiseerd.

01-05-2010, 22:09


Jazaakie Allah khayran

01-05-2010, 22:59

Citaat door hoofdzaak:
dit mag ook onderstreept worden


vind ik ook

01-05-2010, 23:15
Mag ik vragen wat de bron is?

01-05-2010, 23:55

Citaat door S.Sarah:
Mag ik vragen wat de bron is?


het boek biografie van de Profeet