rasjiet
30-12-2009, 10:03
Het zijn zware tijden voor de moslims in Nederland. De islam staat integratie in de weg, de islam brengt radicalisering, de islam is een bedreiging voor de wortels van de Nederlandse natiestaat – verweer je daar maar eens tegen.
DOOR JOERI BOOM EN BEELD JEROEN OERLEMANS
Reageer op dit artikel
‘DE PAARDEN VAN de Mongolen stonden tot aan hun knieën in het bloed toen ze Bagdad hadden verwoest. Dat was destijds de islamitische hoofdstad. Dus we hebben wel voor hetere vuren gestaan’, zegt Hassan Barzizaoua. Hij is deze vrijdag de gebedsvoorganger in de Poldermoskee in Amsterdam-Slotervaart en verzorgt de vrijdagpreek. Die is in de Poldermoskee in het Nederlands. Veertien jaar geleden besloot Barzizaoua (32), die van Marokkaanse afkomst is, met gelijkgestemde ‘Turkse, Marokkaanse en Nederlandse broeders’ lezingen en preken te gaan verzorgen in het Nederlands, voor jongeren die het Arabisch niet goed beheersen. De ‘jongerenimams’, zoals ze wel worden genoemd, besteden veel aandacht aan hoe de islam te verenigen met de kernwaarden van de Nederlandse samenleving, zoals vrijheid van meningsuiting, en mengen zich geregeld in het felle islamdebat. Inmiddels kunnen ze de vraag naar lezingen en preken bijna niet meer aan.
‘Er is zeer zeker een gevoel van onbehagen’, zegt Barzizaoua. ‘Veel islamitische jongeren voelen zich niet geaccepteerd. Ze zijn moslim en willen daarom voldoen aan de voorschriften, maar de samenleving accepteert die vaak niet. Ik krijg veel vragen over het dragen van de hoofddoek en over buitenlandse ontwikkelingen. De jongeren worden aangesproken op de situatie in moslimlanden, terwijl ze daar al net zo weinig mee te maken hebben als niet-islamitische Nederlanders.’
Barzizaoua (korte baard, zwart jack over zijn djellaba) bereidt zich in de ontvangstruimte voor op zijn preek. Tussen de twee- en driehonderd gelovigen hebben zich verzameld in de gebedszaal. Voor het overgrote deel jonge mannen – vrouwen kunnen in de Poldermoskee bidden in een niet-afgescheiden deel van de gebedsruimte. De meeste jonge bezoekers zijn blootshoofds en dragen alledaagse kledij. True Religion staat op de kontzak van de baggy-broek van een van de jongens. Vooraan knielen enkele oudere heren in djellaba, gebedsmutsjes op. Voor hen vertaalt Barzizaoua de preek vandaag om de paar alinea’s in het Berbers. De preek gaat over de beproevingen van de Hijra, de heimelijke vlucht van de eerste moslims van Mekka naar Medina. Barzizaoua heeft het over ‘de emigratie’. ‘Dat is wat we kunnen leren van de emigratie’, zegt hij tot besluit, ‘dat we in zware tijden positief moeten blijven denken.’
En zware tijden, dat zijn het voor de moslims in Nederland. De islam is volgens menigeen wezensvreemd aan de Nederlandse cultuur en dient in te binden. Islam staat integratie in de weg, heet het. Islam brengt radicalisering, islam verhindert de emancipatie van vrouwen en meisjes, islam is – je mag het tegenwoordig openlijk zeggen – een gevaar voor de joods-christelijk-humanistische levensbeschouwing die wij er hier op na houden, en daarmee een bedreiging voor de wortels van de Nederlandse natiestaat.
In de jaren zeventig werd de islam beschouwd als een cultuuruiting van gastarbeiders die Nederland diverser zou maken. In de jaren tachtig/negentig vond bestuurlijk Nederland dat we maar moesten leren wennen aan het exotische. Intussen leidde de ketenmigratie van gezinshereniging en gezinsvorming ertoe dat de hoeveelheid migranten uit islamitische landen minstens vervijfvoudigde. Daarmee had niemand rekening gehouden. Het leidde eind jaren negentig tot een tegenreactie die gekenmerkt werd door cultureel nationalisme. Met de liefde voor de multiculturele samenleving was het gedaan – hun cultuur en religie waren achterlijk, die van ons superieur.
De anti-minarettenmotie van de SGP van twee weken geleden, nog geen week nadat in Zwitserland een meerderheid van de bevolking zich in een referendum uitsprak tegen de bouw van minaretten, toont dat het cultuurnationalisme inmiddels diep is doorgedrongen in de Nederlandse democratie. SGP’er Kees van der Staaij wilde tegemoetkomen aan de ‘gevoelens van vervreemding en onbehagen’ onder veel autochtone Nederlanders. Volgens de SGP kunnen islamitische uitingen zoals het oproepen voor gebed leiden tot ‘aantasting van de historische Nederlandse identiteit’. ‘Ik vind dat we te gemakkelijk een krampachtig formalistisch gelijkheidsdenken hanteren’, zei Van der Staaij. ‘We leven in 2009 na Christus, niet na Mohammed. De zondag is een bijzondere dag voor ons, niet de vrijdag.’ Moslims moeten zich steeds meer verantwoorden voor hun moslim-zijn, meent Barzizaoua. Op zich is dat geen probleem, maar de toon waarop de discussie wordt gevoerd, baart hem zorgen. ‘Mensen praten vanuit hun emotie. Er zijn allerlei enquêtes over anti-moslimthema’s. Mensen roepen maar wat zonder dat ze weten waar ze het over hebben. Als er nu een enquête gehouden zou worden over de vraag of alle moslims Nederland uit moeten, zou het me niet verbazen als een meerderheid vóór was. Hoe lang duurt het nog voordat zoiets een referendum wordt, met kracht van wet? Je hebt het gezien aan het Zwitserse minarettenreferendum waartoe dat kan leiden.’
Barzizaoua maakt zich vooral zorgen om de oudere generatie. ‘Het gaat op hun geest spelen. Hier voelen ze zich niet thuis en in Marokko worden ze niet geaccepteerd omdat ze al zo lang weg zijn. Vergis je niet, een groot gedeelte van die groep is analfabeet. Zij kunnen de verhoudingen niet goed duiden, het democratische systeem met al zijn verschillende lagen is voor hen te ingewikkeld. Als zij de dreigende taal van meneer Wilders in het parlement horen, worden ze bang. Op tv zien ze dat hij gewoon mag zeggen dat moslims gedeporteerd moeten worden. Vergeet niet: voor deze mensen is Wilders dé overheid.’
DOOR JOERI BOOM EN BEELD JEROEN OERLEMANS
Reageer op dit artikel
‘DE PAARDEN VAN de Mongolen stonden tot aan hun knieën in het bloed toen ze Bagdad hadden verwoest. Dat was destijds de islamitische hoofdstad. Dus we hebben wel voor hetere vuren gestaan’, zegt Hassan Barzizaoua. Hij is deze vrijdag de gebedsvoorganger in de Poldermoskee in Amsterdam-Slotervaart en verzorgt de vrijdagpreek. Die is in de Poldermoskee in het Nederlands. Veertien jaar geleden besloot Barzizaoua (32), die van Marokkaanse afkomst is, met gelijkgestemde ‘Turkse, Marokkaanse en Nederlandse broeders’ lezingen en preken te gaan verzorgen in het Nederlands, voor jongeren die het Arabisch niet goed beheersen. De ‘jongerenimams’, zoals ze wel worden genoemd, besteden veel aandacht aan hoe de islam te verenigen met de kernwaarden van de Nederlandse samenleving, zoals vrijheid van meningsuiting, en mengen zich geregeld in het felle islamdebat. Inmiddels kunnen ze de vraag naar lezingen en preken bijna niet meer aan.
‘Er is zeer zeker een gevoel van onbehagen’, zegt Barzizaoua. ‘Veel islamitische jongeren voelen zich niet geaccepteerd. Ze zijn moslim en willen daarom voldoen aan de voorschriften, maar de samenleving accepteert die vaak niet. Ik krijg veel vragen over het dragen van de hoofddoek en over buitenlandse ontwikkelingen. De jongeren worden aangesproken op de situatie in moslimlanden, terwijl ze daar al net zo weinig mee te maken hebben als niet-islamitische Nederlanders.’
Barzizaoua (korte baard, zwart jack over zijn djellaba) bereidt zich in de ontvangstruimte voor op zijn preek. Tussen de twee- en driehonderd gelovigen hebben zich verzameld in de gebedszaal. Voor het overgrote deel jonge mannen – vrouwen kunnen in de Poldermoskee bidden in een niet-afgescheiden deel van de gebedsruimte. De meeste jonge bezoekers zijn blootshoofds en dragen alledaagse kledij. True Religion staat op de kontzak van de baggy-broek van een van de jongens. Vooraan knielen enkele oudere heren in djellaba, gebedsmutsjes op. Voor hen vertaalt Barzizaoua de preek vandaag om de paar alinea’s in het Berbers. De preek gaat over de beproevingen van de Hijra, de heimelijke vlucht van de eerste moslims van Mekka naar Medina. Barzizaoua heeft het over ‘de emigratie’. ‘Dat is wat we kunnen leren van de emigratie’, zegt hij tot besluit, ‘dat we in zware tijden positief moeten blijven denken.’
En zware tijden, dat zijn het voor de moslims in Nederland. De islam is volgens menigeen wezensvreemd aan de Nederlandse cultuur en dient in te binden. Islam staat integratie in de weg, heet het. Islam brengt radicalisering, islam verhindert de emancipatie van vrouwen en meisjes, islam is – je mag het tegenwoordig openlijk zeggen – een gevaar voor de joods-christelijk-humanistische levensbeschouwing die wij er hier op na houden, en daarmee een bedreiging voor de wortels van de Nederlandse natiestaat.
In de jaren zeventig werd de islam beschouwd als een cultuuruiting van gastarbeiders die Nederland diverser zou maken. In de jaren tachtig/negentig vond bestuurlijk Nederland dat we maar moesten leren wennen aan het exotische. Intussen leidde de ketenmigratie van gezinshereniging en gezinsvorming ertoe dat de hoeveelheid migranten uit islamitische landen minstens vervijfvoudigde. Daarmee had niemand rekening gehouden. Het leidde eind jaren negentig tot een tegenreactie die gekenmerkt werd door cultureel nationalisme. Met de liefde voor de multiculturele samenleving was het gedaan – hun cultuur en religie waren achterlijk, die van ons superieur.
De anti-minarettenmotie van de SGP van twee weken geleden, nog geen week nadat in Zwitserland een meerderheid van de bevolking zich in een referendum uitsprak tegen de bouw van minaretten, toont dat het cultuurnationalisme inmiddels diep is doorgedrongen in de Nederlandse democratie. SGP’er Kees van der Staaij wilde tegemoetkomen aan de ‘gevoelens van vervreemding en onbehagen’ onder veel autochtone Nederlanders. Volgens de SGP kunnen islamitische uitingen zoals het oproepen voor gebed leiden tot ‘aantasting van de historische Nederlandse identiteit’. ‘Ik vind dat we te gemakkelijk een krampachtig formalistisch gelijkheidsdenken hanteren’, zei Van der Staaij. ‘We leven in 2009 na Christus, niet na Mohammed. De zondag is een bijzondere dag voor ons, niet de vrijdag.’ Moslims moeten zich steeds meer verantwoorden voor hun moslim-zijn, meent Barzizaoua. Op zich is dat geen probleem, maar de toon waarop de discussie wordt gevoerd, baart hem zorgen. ‘Mensen praten vanuit hun emotie. Er zijn allerlei enquêtes over anti-moslimthema’s. Mensen roepen maar wat zonder dat ze weten waar ze het over hebben. Als er nu een enquête gehouden zou worden over de vraag of alle moslims Nederland uit moeten, zou het me niet verbazen als een meerderheid vóór was. Hoe lang duurt het nog voordat zoiets een referendum wordt, met kracht van wet? Je hebt het gezien aan het Zwitserse minarettenreferendum waartoe dat kan leiden.’
Barzizaoua maakt zich vooral zorgen om de oudere generatie. ‘Het gaat op hun geest spelen. Hier voelen ze zich niet thuis en in Marokko worden ze niet geaccepteerd omdat ze al zo lang weg zijn. Vergis je niet, een groot gedeelte van die groep is analfabeet. Zij kunnen de verhoudingen niet goed duiden, het democratische systeem met al zijn verschillende lagen is voor hen te ingewikkeld. Als zij de dreigende taal van meneer Wilders in het parlement horen, worden ze bang. Op tv zien ze dat hij gewoon mag zeggen dat moslims gedeporteerd moeten worden. Vergeet niet: voor deze mensen is Wilders dé overheid.’