Een jonge man kwam naar de Profeet (s.a.w.s) en vroeg:
"Boodschapper van God, geef mij toestemming om ontucht te bedrijven."
De metgezellen van de Profeet (s.a.w) schreeuwden naar de jongeling. De Profeet (s.a.w) hield de metgezellen tegen en vroeg de jonge man om bij hem te komen. De jonge man kwam naar hem toe en ging voor de Profeet (s.a.w) zitten. Deze vroeg hem:
“Zou je willen dat er ontucht met je moeder werd gepleegd?�
“Nee, moge God mij daarvoor behoeden!�
“Niemand zou dit voor zijn moeder willen. Zou je het voor je dochter willen?�
“Nee,moge God mij daarvoor behoeden!�
“Niemand wou dit voor zijn dochter willen. Zou je het voor je zuster willen?�
Op deze manier ging de Profeet (s.a.w) door en noemde alle tantes van de jonge man. Ieder keer antwoordde de jongeling: “Nee!� en de Profeet (s.a.w) antwoordde steeds: “Ook andere mensen willen dat niet!�
Tenslotte plaatste de Profeet (s.a.w) zijn hand op de borst van de jonge man en zei:“O Heer, reinig zijn hart, vergeef hem zijn zonde en behoed zijn kuisheid.�
Daarna was er voor de jonge man niets zo verfoeilijk en afschuwelijk als ontucht.
"En houdt u verre van overspel; want het is een afschuwelijke zaak en een slechte weg. (Qor'aan 17:32)