Citaat:
Grote, bruine, betraande ogen kijken me zielig aan. Het waren mijn ogen, ogen die boekdelen spraken. Ogen die niet ophielden met huilen. Weer had hij me geslagen, dag op dag, elke keer weer kon hij het niet laten om me pijn te doen. Ik bekeek mijn armen die die onder de blauw plekken zaten, elke keer als ze vervaagde maakte ze weer plek voor nieuwe plekken. Ondanks alles blijf ik zielsveel van deze man houden, wat ik heb misdaan begrijp ik nog steeds niet. Elke keer weer, sloot ik mezelf op in mijn kamer. Mijn kamer dat was ook de enige plek waar ik tot rust kon komen, de plek die zo veel geheimen met zich mee droeg, de plek waar ik ontelbare keren mezelf in slaap heb gehuild, de plek waar ik dacht over alles en waar ik fantaseerde over een toekomst. Een toekomst waarin ik het geluk zou hebben gevonden of dat ooit werkelijkheid wordt ik een vraag waar ik geen antwoord op weet, de tijd zal mij het antwoord brengen.
'Safia, Safia! Sta op' hoor ik een stem vaag roepen. Gapend rek ik me uit in me bed. Ik voel een vele zonnestraal in me gezicht schijnen. Het is weer Zaterdag, de dag die ik het meest van allemaal haatte. De dag waarin ik het huis onmogelijk uitkon en moest vullen met uren lange schoonmaakwerk. Ik wierp een blik op de klok boven me bed en zag dat het pas half 8 was, zelfs uitslapen was onmogelijk in dit huis. Mijn leven was echt waardeloos, als ik Asma niet zou hebben zou ik niet weten wat ik zou moeten. Zij was de gene die me altijd moed insprak, me altijd zei dat ik niet moest opgeven en dat op een dag alles goed zou komen. Of het echt goed zou komen weet ik niet, dat was ooit een droom maar hoe ouder ik wordt hoe meer ik die droom zie vervagen. Vanaf ik me kan herinneren ben ik ongelukkig. Ik woon samen met me ouders en me 4 broers; Kamal, Anouar, Imad & Mohammed. Tenminste broers, zo noemen ze dat. Ik zie ze helemaal niet als me broers, van kleins af aan verwaarlozen ze mij en schenken me geen greintje aandacht. Voor hun besta ik niet net als ik voor me ouders niet besta. Ik ben goed voor het huishouden maar voor de rest zien ze me liever gaan dan komen. Waarom ze me zo afstoten weet ik eigenlijk niet, tot de dag van vandaag begrijp ik het niet. Ik doe niets slechts, ik ga naar school, draag me hijaab, draag juiste kleding & hou me aan de regels van me geloof en cultuur. Toch zien ze mij als een slechte persoon, soms denk ik dat het is omdat ik een meisje ben aangezien mijn boers allemaal worden behandeld als prinsen. Vaak verlang ik naar een liefdevol gezin, een gezin dat me aandacht en liefde schenkt maar dromen zijn bedrog. Dit is de harde werkelijkheid en hier moet ik het maar mee zien te doen.