Directeur33
23-06-2009, 23:28
AMSTERDAM - De godsdienst is terug van weggeweest, zegt men, maar intussen wordt het in de kerken almaar leger. Sociologen hebben daar een verklaring voor. Zoals vrijwel alles in de samenleving is de godsdienst geïndividualiseerd en geprivatiseerd. De hedendaagse gelovige heeft geen kerk of zondagsplicht meer nodig om zich toch nog een kind Gods te voelen.
Misschien is dat zo – al heb ik ten aanzien van die geïndividualiseerde religie mijn bedenkingen. Veel ervan lijkt te bestaan in een vaag soort natuur & mens-mystiek die zich wanneer het erom gaat spannen, licht ontvankelijk toont voor een nogal primitief soort magie. In de nieuwe religiositeit komt opnieuw aan de oppervlakte wat in de oude religiositeit achter gevoelens van schaamte was weggecensureerd: de hang naar de roes en een absolute scheiding van hoofd en hart.
Die behoefte is een menselijke constante en wordt in de loop van de geschiedenis niet groter of kleiner. Ze is er dankzij de institutionalisering van de godsdienst hoogstens enigszins in getemd. Maar als ze plots weer ruim baan krijgt, getuigt ze minder van een terugkeer van de religie dan van het beklijven van wat er altijd al was – zij het nu losgemaakt uit een nog enigszins voor rede vatbaar kerkelijk en leerstellig verband.
Van een heropleving van de godsdienst is dan ook geen sprake, wel van een hardnekkigheid waarover in intellectuele kringen inmiddels een lichte paniek lijkt te zijn ontstaan. Ik deel die, voor zover de religie van haar ankers lijkt te zijn losgeslagen. Maar niet omdat er zoveel méér religie zou zijn dan vroeger. Er is alleen meer religie dan wat men verwachtte dat het geval zou zijn.
De beschaving zou vanuit haar eigen intellectuele ontwikkeling vanzelf in atheïsme eindigen, zo meende men de hele twintigste eeuw lang. De reli-curve zou steeds steiler naar beneden gaan lopen, tot op het nulpunt waarop eindelijk het rijk van de rede zou aanbreken.
Wie díe curve als de normale en gewettigde gang van de geschiedenis ziet, moet in de hardnekkigheid van de religie daaraan niet te beantwoorden inderdaad wel een ’heropleving’ zien.
Een kwestie van perspectief dus? Zo onschuldig is het niet. Want de geschiedfilosofie waarvoor het atheïsme de enig logische uitkomst van de beschaving is, denkt kennelijk dat de historie zich volgens onwrikbare wetten ontvouwt. Wat de redelijkheid voorschrijft móet wel realiteit worden. Zo niet, dan staan wij voor een intellectueel schandaal.
Dat is een misvatting die Karl Popper ooit ’historicisme’ heeft genoemd en hij werd niet moe daarvan de catastrofale gevolgen te onderstrepen. Want als de historie zich soms niet aan haar eigen wetten hield, moest ze daartoe maar worden gedwongen: daarvan legde het marxisme (het machtigste historicisme uit de geschiedenis) ampel getuigenis af.
Wonderlijk genoeg volgt het belijdend atheïsme van vandaag precies dezelfde wegen, ook al wordt Popper juist daarin vereerd als een van de grootste denkers van de twintigste eeuw. De schrijvers van deze belijdenisliteratuur staan soms merkbaar te popelen om eens stevig in te grijpen in een geschiedenis die zich weer eens niet weet te gedragen. Een beklijvende godsdienst kán niet, mág niet en móet niet – en dus moet wie niet horen wil maar voelen.
Dat de secularisatiethese onhoudbaar blijkt, is voor dit belijdend atheïsme dan ook geen intellectuele uitdaging, maar een levensbeschouwelijke dreiging. Het niet-omvallen van de kerktorens is daarvoor even onbestaanbaar als het wél omvallen van de Berlijnse Muur voor het communisme was. In beide gevallen blijkt de ontkenning van de werkelijkheid een machtig wapen.
Klopt de idee niet met de realiteit? ’Des te erger voor de feiten’, zou de de opper-historicist Hegel ooit hebben gezegd.
http://www.trouw.nl/religie-filosofie/opinie/columns/article2790131.ece/Waarom_is_religie_zo_hardnekkig_.html
Misschien is dat zo – al heb ik ten aanzien van die geïndividualiseerde religie mijn bedenkingen. Veel ervan lijkt te bestaan in een vaag soort natuur & mens-mystiek die zich wanneer het erom gaat spannen, licht ontvankelijk toont voor een nogal primitief soort magie. In de nieuwe religiositeit komt opnieuw aan de oppervlakte wat in de oude religiositeit achter gevoelens van schaamte was weggecensureerd: de hang naar de roes en een absolute scheiding van hoofd en hart.
Die behoefte is een menselijke constante en wordt in de loop van de geschiedenis niet groter of kleiner. Ze is er dankzij de institutionalisering van de godsdienst hoogstens enigszins in getemd. Maar als ze plots weer ruim baan krijgt, getuigt ze minder van een terugkeer van de religie dan van het beklijven van wat er altijd al was – zij het nu losgemaakt uit een nog enigszins voor rede vatbaar kerkelijk en leerstellig verband.
Van een heropleving van de godsdienst is dan ook geen sprake, wel van een hardnekkigheid waarover in intellectuele kringen inmiddels een lichte paniek lijkt te zijn ontstaan. Ik deel die, voor zover de religie van haar ankers lijkt te zijn losgeslagen. Maar niet omdat er zoveel méér religie zou zijn dan vroeger. Er is alleen meer religie dan wat men verwachtte dat het geval zou zijn.
De beschaving zou vanuit haar eigen intellectuele ontwikkeling vanzelf in atheïsme eindigen, zo meende men de hele twintigste eeuw lang. De reli-curve zou steeds steiler naar beneden gaan lopen, tot op het nulpunt waarop eindelijk het rijk van de rede zou aanbreken.
Wie díe curve als de normale en gewettigde gang van de geschiedenis ziet, moet in de hardnekkigheid van de religie daaraan niet te beantwoorden inderdaad wel een ’heropleving’ zien.
Een kwestie van perspectief dus? Zo onschuldig is het niet. Want de geschiedfilosofie waarvoor het atheïsme de enig logische uitkomst van de beschaving is, denkt kennelijk dat de historie zich volgens onwrikbare wetten ontvouwt. Wat de redelijkheid voorschrijft móet wel realiteit worden. Zo niet, dan staan wij voor een intellectueel schandaal.
Dat is een misvatting die Karl Popper ooit ’historicisme’ heeft genoemd en hij werd niet moe daarvan de catastrofale gevolgen te onderstrepen. Want als de historie zich soms niet aan haar eigen wetten hield, moest ze daartoe maar worden gedwongen: daarvan legde het marxisme (het machtigste historicisme uit de geschiedenis) ampel getuigenis af.
Wonderlijk genoeg volgt het belijdend atheïsme van vandaag precies dezelfde wegen, ook al wordt Popper juist daarin vereerd als een van de grootste denkers van de twintigste eeuw. De schrijvers van deze belijdenisliteratuur staan soms merkbaar te popelen om eens stevig in te grijpen in een geschiedenis die zich weer eens niet weet te gedragen. Een beklijvende godsdienst kán niet, mág niet en móet niet – en dus moet wie niet horen wil maar voelen.
Dat de secularisatiethese onhoudbaar blijkt, is voor dit belijdend atheïsme dan ook geen intellectuele uitdaging, maar een levensbeschouwelijke dreiging. Het niet-omvallen van de kerktorens is daarvoor even onbestaanbaar als het wél omvallen van de Berlijnse Muur voor het communisme was. In beide gevallen blijkt de ontkenning van de werkelijkheid een machtig wapen.
Klopt de idee niet met de realiteit? ’Des te erger voor de feiten’, zou de de opper-historicist Hegel ooit hebben gezegd.
http://www.trouw.nl/religie-filosofie/opinie/columns/article2790131.ece/Waarom_is_religie_zo_hardnekkig_.html