[CENTER]Het is overgeleverd dat de Boodschapper van Allaah (salallaahoe 'alayhie was sallem) heeft gezegd:
“Allaah de Allerhoogste zegt (in een hadieth Qoedsie): “Als iemand een vriend van Mij als vijand neemt, dan verklaar Ik hem de oorlog.” (Boechaarie en Moslim)
De Profeet (salallaahoe 'alayhie was sallem) zei:
“Beledig mijn Metgezellen niet. Bij Hem in Wiens Hand mijn ziel is, al zou één van jullie een hoeveelheid goud ter grootte van (de berg) Oehoed aan liefdadigheid uitgeven, het zou niet eens gelijk staan met één handvol van hún liefdadigheid, noch de helft ervan.” (Boechaarie en Moslim)
Hieruit blijkt de voortreffelijkheid van de Metgezellen van de Profeet U boven andere Moslims.
En hij (salallaahoe 'alayhie was sallem) zei ook:
“Vrees Allaah, vrees Allaah, betreffende mijn Metgezellen! Neem hen na mijn dood niet als doelwit (van kritiek en spot). Degene die van hen houd doet dat uit liefde voor mij en degene die hen haat doet dat uit haat voor mij. Degene die hen kwetst heeft mij gekwetst, degene die mij kwetst ergert Allaah, en degene die Allaah ergert zal spoedig door Hem bestraft worden.” (Tirmidhie)
Uit deze hadieth blijkt de hoge status die de Metgezellen van de Profeet (salallaahoe 'alayhie was sallem) bij Allaah hebben. Het zijn zij die in hem geloofden, met hun leven en bezit bijgestaan hebben, naar hem luisterden en gehoorzaamden, handelden volgens zijn Soennah, en het in stand hielden voor latere generaties. Hun generatie was de beste generatie, en zij waren de beste natie die opstonden uit de mensheid. Vandaar, dat éénieder die van de Profeet (salallaahoe 'alayhie was sallem) houdt, houdt van zijn Metgezellen en respecteert hen allemaal. Wie er ook maar één van hen haat, haat de Profeet (salallaahoe 'alayhie was sallem). Anas (radiallaahoe ta'alla 'anhoe) heeft overgeleverd dat de Profeet (salallaahoe 'alayhie was sallem) heeft gezegd:
“Het teken van Geloof is liefde voor de xxxxxx (de Helpers) en het teken van huichelarij is haat voor de xxxxxx. ” (Boechaarie en Moslim)
Eveneens is liefde voor ‘Ali ibn Aboe Talib (radiallaahoe ta'alla 'anhoe) een teken van geloof en haat jegens hem is een teken van huichelarij.[1]
We herkennen de bewonderenswaardige kwaliteiten van de Metgezellen van Allaah’s Boodschapper (salallaahoe 'alayhie was sallem) wanneer we lezen over hun leven en hun werken tijdens het leven van Allaah’s Boodschapper (salallaahoe 'alayhie was sallem) en na zijn dood, het met elkaar wedijveren omwille van het Geloof, zijn overtuigingen en gebruiken, en voor het oppergezag van Allaah’s Woord en de Soennah van de Profeet (salallaahoe 'alayhie was sallem). Wij hebben van hen de religieuze verplichting geleerd, en zo ook al zijn gebruiken en alle uitspraken van de Profeet (salallaahoe 'alayhie was sallem), en de methodologie waarmee wij wettelijke leerstellingen van de Islaam in onze levens tot stand moeten brengen.
Eenieder die hen bekritiseerd of hen beledigt treedt daarmee buiten dit Geloof en heeft zichzelf afgesneden van de Islaamitische Oemmah (Gemeenschap). Hij gelooft niet in hetgeen Allaah, de Allerhoogste zegt betreffende hen in Zijn Boek, en wat Allaah’s Boodschapper (salallaahoe 'alayhie was sallem) over hun bewonderenswaardige kwaliteiten en verdiensten heeft gezegd. Het is voor ons voldoende om maar een paar uitspraken van de Profeet (salallaahoe 'alayhie was sallem) te vermelden betreffende zijn Metgezellen.
De Profeet (salallaahoe 'alayhie was sallem) heeft gezegd:
“Voorwaar, Allaah koos mij en heeft voor mij mijn Metgezellen gekozen, en heeft hen mijn ministers en helpers en mijn schoon -familie gemaakt (daarmee bedoelende, Aboe Bakr door het huwelijk van de Profeet (salallaahoe 'alayhie was sallem) met ‘Aishah, ‘Omar door het huwelijk van de Profeet (salallaahoe 'alayhie was sallem) met Hafsah, ‘Othmaan door zijn opeenvolgende huwelijken met twee van de dochters van de Profeet (salallaahoe 'alayhie was sallem), en ‘Alie door zijn huwelijk met Fatima de dochter van de Profeet (salallaahoe 'alayhie was sallem).) Als iemand hen beledigt, dan zal de vloek van Allaah, Zijn Engelen en de gehele mensheid op hem rusten. Allaah zal geen enkele liefdadigheid noch goede daad van hen accepteren.” (Tabarani)
Anas bin Malik (radiallaahoe ta'alla 'anhoe) heeft overgeleverd dat Allaah’s Boodschapper (salallaahoe 'alayhie was sallem) heeft gezegd:
“Voorwaar, Allaah koos mij en heeft voor mij mijn Metgezellen gekozen, en heeft hen mijn ministers, mijn helpers en mijn schoon -familie gemaakt. Na hen zullen er mensen komen die fouten in hen gaan zoeken om hen te bekritiseren. Het is niet toegestaan om met hen te eten en te drinken, noch om met één van hen te trouwen, en ook niet het begrafenisgebed voor hen te bidden, noch mét hen te bidden.” (Al-‘Oqaylie classificeerde deze hadieth als zwak)
‘Abdoellaah bin Mas’oed (radiallaahoe ta'alla 'anhoe) heeft overgeleverd dat Allaah’s Boodschapper (salallaahoe 'alayhie was sallem) heeft gezegd:
“Wanneer je over mijn Metgezellen spreekt, hou jezelf in. Wanneer je over astrologie spreekt, hou jezelf in. En wanneer je over Allaah’s Voorbestemming (Qadr) spreekt, hou jezelf in.” (Tabarani)
De geleerden hebben gezegd dat hiermee wordt bedoeld dat men niet teveel in het geheim van Allaah’s Voorbestemming moet spitten, wanneer men zich weerhoudt van het speculeren over de Voorbestemming dan is dat een teken van Geloof en acceptatie van onze beperkingen in het begrip met betrekking tot Allaah’s doen en laten.
Eveneens, wanneer men geloofd dat de sterren invloed hebben in de aangelegenheden van mensen, afhankelijk van Allaah’s Almachtige Wil, dan is hij een polytheïst (Moeshrik).
Insgelijks, als iemand een fout ontdekt bij één van de Metgezellen van de Profeet (salallaahoe 'alayhie was sallem) en vervolgens slecht over hen spreekt, dan is hij een huichelaar. Het is verplicht voor de Moslims om van Allaah te houden, om van zijn Boodschapper (salallaahoe 'alayhie was sallem) te houden, om te houden van hetgeen dat de Profeet (salallaahoe 'alayhie was sallem) bracht als leiding en van zijn gebruiken, om te houden van zijn afstammelingen, zijn Metgezellen, zijn vrouwen, zijn kinderen, zijn dienstknechten, en om te houden van degenen die van hen houden en om degenen te haten die hen haten, want dat is de betekenis van ‘liefde omwille van Allaah’ en ‘haat omwille van Allaah’, en dat is de meest voortreffelijke vorm van Geloof.
Ayyoeb as-Sachtayaanie (rahiemahoellaah) zei: “Degene die van Aboe Bakr houdt bouwt een vuurtoren van Islaam, degene die van ‘Omar houdt maakt de weg zichtbaar, degene die van ‘Othmaan houdt weerspiegelt Allaah’s licht, degene die van ‘Alie houdt, houdt zich vast aan een betrouwbaar touw, en degene die goed spreekt over al de Metgezellen van de Profeet (salallaahoe 'alayhie was sallem) is vrij van huichelarij.”
De bewonderswaardige kwaliteiten en verdiensten van de Metgezellen zijn te talrijk om hier allemaal op te noemen. Desondanks zijn de geleerden van de Soennah het erover eens dat er tien van de Metgezellen het meest bewonderenswaardig zijn, en onder deze tien zijn er vier die de hoogste status hebben. Dit zijn, in volgorde van status: Aboe Bakr, dan ‘Omar ibn al-Chattab, dan ‘Othmaan ibn Affaan, en dan ‘Alie ibn Abie Talib, moge Allaah met hen allen tevreden zijn. Er bestaat hierover geen enkele twijfel, en degene die hierover twijfelt is een innovator en een boosaardige huichelaar.
Dit zijn de vier Rechtgeleiden die staan vermeld in de hadieth die is overgeleverd door al-‘Irbaad bin Sariyah, waarin de Profeet (salallaahoe 'alayhie was sallem) zegt:
“Het is een verplichting om mijn Soennah te volgen, en zo ook de Soennah van de Recht geleide Chaliefen die mij op zullen volgen, bijt je eraan vast met je kiezen (klamp je daaraan vast), en behoed jezelf tegen vernieuwingen in religieuze zaken... ” (Tirmidhie)
Over de verdiensten van Aboe Bakr zegt Allaah de Allerhoogste in de Qor’aan:
“En laat niet, degenen onder jullie die zijn gezegend met gunsten en rijkdommen, zweren dat zij geen hulp meer geven aan hun naaste verwanten of aan Al-Masaakien (de armen)…” (Soerah An-Noer Vers 22)
Er is geen meningsverschil over het feit dat deze Vers geopenbaard werd wanneer Aboe Bakr zijn financiële steun aan een familielid van hem stopzette, deze persoon genaamd Mistah was betrokken bij beschuldigingen richting zijn dochter ‘Aishah.
Allaah, de Allerhoogste zegt (over Aboe Bakr (radiallaahoe ta'alla 'anhoe)):
“…de tweede van de twee. Wanneer zij in de grot waren…” (Soerah At-Taubah Vers 40)
Met de twee wordt bedoeld de Profeet (salallaahoe 'alayhie was sallem) en Aboe Bakr (radiallaahoe ta'alla 'anhoe), wanneer zij van Mekka naar Medienah vluchtten en zich verstopten in de grot. Dus, Allaah getuigd dat Aboe Bakr een belangrijke Metgezel is, en gaf hem (Aboe Bakr) blijde tijdingen betreffende Zijn Sakienah (geruststellende vrede) in dezelfde Vers (Soerah At-Taubah Vers 40).
Ibn ‘Omar (radiallaahoe ta'alla 'anhoe) heeft overgeleverd dat Allaah’s Boodschapper (salallaahoe 'alayhie was sallem) tegen Aboe Bakr zei:
“Jij was mijn Metgezel in de grot, en jij zult mijn Metgezel bij de Vijver (Kawthar in het Paradijs) zijn.” (Tirmidhie)
Allaah, de Allerhoogste, zegt:
“En degene die de Waarheid brengt en ervoor getuigd, zij zijn de Godsbewusten.” (Soerah Al-Zoemar: Vers 33)
Dj’afar al-Saadiq (rahiemahoellaah) zegt: “Er is geen twijfel over dat degene die de Waarheid bracht, Allaah’s Boodschapper (salallaahoe 'alayhie was sallem) is, en degene die ervoor getuigde Aboe Bakr is, en wat is er beter dan dat?”
Moge Allaah tevreden zijn met alle Metgezellen van Allaah’s Boodschapper (salallaahoe 'alayhie was sallem).
Bron: Al-Kabaa`ir (de Grote Zonden) blz. 12 tweede druk 1411 moe`assasah ar-Rayyaan