Mijn Paradijs, mijn dochter:
De Profeet (salla Allahu 'alayhi wassalam) heeft erop toegezien en aangespoord om veel belang te hechten aan de opvoeding van de meisjes in het bijzonder, en om geduldig met hen te zijn.
'Aisha (radiya Allahu 'anha) overlevert: "Een vrouw kwam me opzoeken met twee van haar dochters en ze vroeg me [te eten]. Maar ik had thuis niets anders dan een dadel, die ik haar gaf. Ze nam de dadel en sneed het in twee stukken. Zelf at ze er niet van, en daarna stond ze op en vertrok ze met haar kinderen. Toen kwam de Profeet (salla Allahu 'alayhi wassalam) binnen en ik vertelde hem het verhaal. Hij zei: 'Voor degene die beproefd wordt met het feit dochters te hebben, en die hen vervolgens goed behandelt, zullen zij een bescherming tegen de Hel zijn.'" (Overgeleverd door Ahmad, Bukhari, Muslim en Tirmidhi)
Jaabir (radiya Allahu 'anhu) overlevert dat de Profeet (salla Allahu 'alayhi wassalam) gezegd heeft: "Degene die verantwoordelijk is voor drie dochters, hen te eten geeft, en hen zachtmoedig en goed behandelt, zal in het Paradijs zijn." - ofwel heeft hij gezegd: "zal met mij in het Paradijs zijn." (Overgeleverd door Ibn Abi Shayba en Abu Ya'la in zijn Musnad met een sahih isnaad)
Ibn 'Abbaas (radiya Allahu 'anhu) overlevert dat de Boodschapper van Allaah (salla Allahu 'alayhi wassalam) gezegd heeft: "Voor al wie een dochter heeft, en haar niet slecht behandelt, haar niet vernedert en zijn zoon niet bevooroordeelt ten opzichte van haar, zal Allaah hem dankzij haar laten binnentreden in het Paradijs." (Overgeleverd door Ibn Abi Shayba, Ahmad, Abu Dawud en al-Haakim met een sahih isnaad)
'Uqba ibn 'Aamir al-Juhani (radiya Allahu 'anhu) overlevert dat hij de Boodschapper van Allaah (salla Allahu 'alayhi wassalam) heeft horen zeggen: "Voor al wie drie dochters heeft, geduldig is met hen en hen kleedt met zijn bezittingen, zullen zij voor hem een sluier zijn tegen de Hel." (Overgeleverd door Ahmad, Bukhari en Ibn Maajah met een sahih isnaad)
Deze ahadeeth en andere gelijkaardige tonen de verdienste aan van het feit bijzondere aandacht te schenken aan de meisjes, hen goed te behandelen, hen goed op te voeden en hen edele waarden bij te brengen die gebaseerd zijn op goed gedrag, eervolle karaktereigenschappen, gelijkheid tussen hen en hun broers en gelijkheid in het gedrag tegenover hen.
Uit het boek 'Mijn zuster' door Shaykh 'Amr 'Abd al-Mun'im Salim; bladzijde 85-86.