Bekijk volle/desktop versie : ' Geduld is de sleutel tot succes.



Pagina's : [1] 2 3 4 5 6 7 8 9 10

24-03-2009, 21:48
[COLOR="Black"]' Geduld is de sleutel tot succes.[/FONT][/SIZE][/COLOR]
[SIZE="2"][FONT="Georgia"]


[SIZE="5"]D[/SIZE]aar stond ze dan boven aan een gebouw van 17 verdiepingen hoog.
Een meisje genaamd Ibtisam Rachidi, nog maar 20 jaar oud en het leven nu al helemaal zat.
Wie heeft dat gedacht. Wie had gedacht dat het meisje dat zo veel lachte, zo een mooie toekomst dacht te hebben het leven nu al zat zou zijn? Ibtisam een meisje met zo een warme karakter, zo een mooi en groot hart en zulke mooie levendige groene ogen het leven nu al zat zou zijn? Mensen in de buiten wereld begrepen het ook niet.
Niemand had dit zien aan komen. Laten we verder lezen misschien dat we dan begrijpen hoe het kan!

24-03-2009, 21:50


[SIZE="2"]Wat vooraf ging:
Daar stond ze dan boven aan een gebouw van 17 verdiepingen hoog.
Een meisje genaamd Ibtisam, nog maar 20 jaar oud en het leven nu al helemaal zat.
Wie heeft dat gedacht. Wie had gedacht dat het meisje dat zo veel lachte, zo een mooie toekomst dacht te hebben het leven nu al zat zou zijn? Ibtisam een meisje met zo een warme karakter, zo een mooi hart en zulke mooie levendige groene ogen het leven nu al zat zou zijn? Mensen in de buiten wereld begrepen het ook niet.
Niemand had dit zien aan komen. Laten we verder lezen misschien dat we dan begrijpen hoe het kan![/SIZE]

Hier stond ze dan helemaal boven aan een gebouw van 17 verdiepingen hoog.
Ze stond hier wel eens vaker maar wat doet ze daar zal je jezelf nu afvragen?
Het leven had volgens haar helemaal geen zin meer . Ze had niks en niemand meer.
We zullen even een klein kijkje nemen in het verleden.

De Familie Rachidi een mooie gelukkige Familie.
Hajar en Hicham Rachidi en hun Dochter Ibtisam en 3 zoons Yassir, Ayoub en Adam Rachidi. Een mooie grote familie.

‘Mama, ik ga je echt missen!’ zei Ibtisam snikkend. ‘Maak je niet druk mijn dochter, we zijn over twee dagen terug’ antwoord haar moeder terwijl ze haar dochter omhelst.
Nadat Ibtisam haar moeder, vader en broertjes had gegroet, stapte de familie in en reden op weg naar hun familie in Antwerpen.

‘Dat wordt dus een saaie dag vandaag’ zei Ibtisam terwijl ze zuchtend naar binnen liep. Ze besloot maar vroeg te gaan slapen.

Het weekend verliep lekker snel. Morgen zouden haar ouders terug komen. Wat had ze die kleine mormels toch gemist. Ze hield echt heel erg veel van haar Familie. Zonder familie zou ze echt nergens zijn.

Die Zondag ochtend stonden haar ouders op in de ochtend en ontbeten met hun familie. In de middag stonden ze buiten bij de auto afscheid te nemen van de familie. ‘Nou wij gaan nu maar, we willen voor de donker thuis aankomen!’ zei Hicham Rachidi en liep naar de auto. Iedereen stapte in en al toeterend en zwaaiend reden ze weg.

Ibtisam was het huis aan het opruimen en eten aan het koken voor haar gezin dat zo thuis zal komen en dan konden ze samen lekker eten. Ze zullen vast wel moe zijn.

Als het eten klaar is gaat ze op de bank zitten en kijkt een beetje naar de TV.
Ze kon niet wachten toch haar Familie weer thuis was.
Na een half uurtje viel ze in slaap op de bank.

24-03-2009, 21:51
Wat vooraf ging:
Als het eten klaar is gaat ze op de bank zitten en kijkt een beetje naar de TV.
Ze kon niet wachten toch haar Familie weer thuis was.
Na een half uurtje viel ze in slaap op de bank.




‘HICHAAAAAAAAAAAAAMM KIJK UUUUUUUUUUITTTTTTTTTTTT’ riep Hajar. BOMMMMMMMMMMMMM. En alles werd zwart voor haar ogen.

Er staan allemaal mensen langs de auto. ‘Bel de ambulance’ roept een man. ‘Bel de ambulance!’ riep de man weer. De auto van de familie Rachidi lach op zijn kop en er kwam rook uit. Iedereen wou helpen maar was bang. Opeens brak er brand uit de aan de voorkant van de auto. ‘Ga allemaal achteruit!’ riep één van de mannen. Iedereen liep achteruit en de auto’s stopten allemaal op een afstandje. ‘Ik hoor de sirenes de ambulance zal eindelijk arriveren’ riep de man.


Ibtisam werd wakker en keek om zich heen.
Ze keek naar buiten en zag dat het al donker was, gelijk richtte ze haar blik op de klok aan de muur. Die gaf aan dat het al 11 uur was.
Ze dacht gelijk aan haar ouders die nu al thuis hadden moeten zijn.
Ze liep de trap op naar haar kamer en pakte haar telefoon. Als ze de nummer van haar vader heeft ingetoetst, drukt ze op het groene telefoontje. De telefoon van haar vader stond uit dus besloot ze die van haar moeder maar eens te proberen. Ze werd nog al ongerust toen ze ook bij haar moeder de voicemail te horen kreeg. Onrustig ging ze naar de woonkamer en ging daar zitten. Na een halfuurtje stil te hebben gezeten kwam ze op het idee haar Familie in Antwerpen te bellen. ‘Hallo met Familie Rachidi’ werd door iemand opgenomen. ‘Hallo. Met Ibtisam zijn mijn ouders daar nog?’ vroeg ze gelijk. ‘Nee, je ouders zijn vanmiddag al vertrokken’ ‘Maar ze zijn er nog niet’ zei Ibtisam. ‘misschien een file.’
Ibtisam realiseerde zich dat wel zou kloppen, en dacht dat ze niet zo ongerust moet zijn. Na een kort gesprekje hing ze op.
Ze bleef op de bank zitten totdat ze weer in slaap viel!

Bel de brandweer’ riep de ambulance medewerker die de auto is lichter laaie zag staan. Na een minuut op 10 arriveerde de brandweer en bluste de brand.
Maar het was te laat!
Niemand van de Rachidi’s had het overleefd!
Lay Rahmoem moge Allah ze een plek in het paradijs geven!


‘Ja Ja’ riep Ibtisam toen ze wakker werd door het al te harde gebonk op de deur.
Ze liep naar de voordeur, en kreeg de schrik van der leven toen ze zag dat er 4 politie mannen voor haar stonden. ‘Wat kan ik voor u doen?’ vroeg ze. En bang gevoel bekroop haar, ‘is dit het huis van de Familie Rachidi?’vroeg en van de agenten.
‘Ja, die wonen hier’ kreeg ze er met veel moeite uit. Een bang gevoel bekroop haar.
‘Dan heb ik niet zo goed nieuws voor u. De familie Rachidi is verongelukt en er zijn geen overlevende!’ Voor dat de woorden tot haar doordrongen werd alles al zwart voor haar ogen.

Zo nu we een kijkje in haar verleden hebben genomen. Ze we er achtergekomen dat haar ouders verongelukt zijn. Zo dat de aanleiding zijn van haar ongelukkigheid?
Is ze daarom het leven zat?
Nou lees snel verder en we zullen meer te weten komen over haar!
Daar stond ze dan op een grote gebouw van 17 etages.
Daar stond ze op de dak van de bekende bedrijf genaamd ‘Tip&Top’! Iedereen kennen het bedrijf. Iedereen kende het! Het was van de een bedrijf van de beruchte Famlilie El koesoefi. Hier stond ze al voor de 5 keer in 3 maanden. ‘Ik moet het doen’ zei Ibtisam op een fluistertoon. Na het overlijden van haar ouders had ze geen zin meer in het leven. Wat moest ze nog in dit leven? Ze werd gek! Ze wilde het niet.
‘Dan heb ik niet zo goed nieuws voor u. De familie Rachidi is verongelukt en er zijn geen overlevende!’ Het is al weer 8 maanden geleden dat haar familie is overleden. En dat ene zinnetje bleef altijd inhaar hoofd. Ze werd gek. Ze kon nog steeds nergens anders aan denken dan aan de dood van haar dierbare. Haar familie heeft ze sinds de begrafenis niet meer gezien. Ze had gedacht dat familie altijd aan je zij stond en je steun bood als je het moeilijk had. Ze moet werd uit haar ouders hij gezet en moest zelf voor een nieuw huisje zorgen. Gelukkig had ze wat gespaard, waar ze een heel klein huisje mee had gekocht. Het huis stond nog steeds leeg. Het enige wat ze in dat huis had was een bed. Dat vond ze het belangerijkste meer had ze niet nodig vond ze. huilen huilen en nog eens huilen dat is was ze deed al 8 maanden lang. Nu was ze voor de 5 de keer op de dak gaan staan op te springen. Bij haar ouders daar wou ze zijn, en dat kon alleen door ook dood te gaan. ‘Loop naar die rand en spring, niet weer twijfelen je wil bij je lieve moeder zijn het dus je moet het doen!’ zei ze zacht. Elke keer trok ze zich zelf terug maar vandaag was ze van plan dat niet weet te doen. Ze deed haar stuk nog een stuk naar voren zodat haar voet al een half over de rand hing. Zo volgende ook de andere voet en daar ging ze!

24-03-2009, 21:53
Wat vooraf ging:
‘Loop naar die rand en spring, niet weer twijfelen je wilt bij je lieve moeder zijn het dus je moet het doen!’ zei ze zacht. Elke keer trok ze zich zelf terug maar vandaag was ze van plan dat niet weet te doen. Ze deed haar stuk nog een stuk naar voren zodat haar voet al een half over de rand hing. Zo volgende ook de andere voet en daar ging ze!


Ze kneep haar ogen dicht omdat dit het eind van haar leven moest zijn. Maar ze werd vastgepakt door iemand. ‘Geef je andere hand’ ze de onbekende man. ‘Nee, laat me los verdomme!’ schreeuwde ze. De man haalde met al zijn kracht zijn telefoon uit zijn zak en belde naar iemand en vroeg om versterking op het dak. Geen 3 minuten later stonden 4 mannen op het dak. ‘Laat me los verdomme’ schreeuwde Ibtisam. Ze keek naar beneden en vond het zo verleidelijk. ‘Laat me los alstublieft, laat me los’ zei ze snikkend. ‘Geen denken aan!’ ze de man. De onbekende jongen man en de andere mannen hijsten Ibtisam heel voorzichtig omhoog. ‘Alstublief laat me gaan, ik smeek het u!’ zei Ibtisam al snikkend. ‘Kom mee nu!’ zei de jongen man op een gevaarelijke toon. Ibtisam zweeg en liep mee.

‘Hoe kwam jij boven op het dak?’ vroeg de man als hij zijn handen in een vouwt.
‘Gewoon met de lift’ zegt Ibtisam als ze met een lege blik voor zich uitkijkt. Dit was haar kans ze kon eindelijk bij haar ouders zijn. Waarom moest hij het ook verpestten. Dacht ze. Ze had eindelijk de stap gezet. ‘Had je geen beter plek kunnen uitkiezen.’ vroeg hem kalm maar in werkelijkheid stond hij op ontploffen. ‘Nee, dit vond ik een geschikte plek’ antwoord Ibtisam. Hoe kon dat mens zo gevoelloos voorzich uitkijken en doen alsof er niks aan de hand is! Ze stond op het dak van Tip&Top op het punt zelfmoord te plegen.
Dat kon ik echt niet laten gebeuren. Dan zou het bedrijf een slechte naam krijgen en in alle kranten en weet ik veel war nog meer staan. Nee daar begin ik niet aan. Gelukkig was ik er op tijd bij. Dat wijf is niet helemaal 100% volgens mij. Laat haar maar ergens anders springen!

Ja hoor dames en heren. Dat is nou Fouad El Koesoefi. Altijd een Spreektaal (geen suggesties) man geweest. Zijn vader Omar El Koesoefi is de directeur van dit bedrijf. En Fouad zou het binnenkort overnemen maar is momenteel nog onderdirecteur. Fouad houdt van zijn familie en die komt ook altijd voor alles. Het was een mooie jongen man om naar te kijken. Hij heeft een mooi lang, breed postuur, een kaal hoofdje, is getind en dan die mooie donkerbruine ogen. Hij kreeg ook heel veel aandacht van vrouwen, dat was nou eenmaal zo en dat ontglipte niemand. Alleen heeft hij daar geen oog meer op na dat zijn verloofde Hannan overleden is. ‘Zijn hart is met haar het graf ingegaan’ zegt hij altijd. Hij heeft nog nooit zoveel van iemand gehouden. Het wat het meest pijn deed is dat hij nooit heeft gezien hoe, of waar ze dood is gegaan! Enige wat Fouad weet is dat ze dood is! Hij herinnerd zich de ergste dag van zijn leven als gister nog.

‘Love you to lieverd’ zei Fouad tegen Hannan terwijl ze in de auto voor haar deur stonden. ‘Ik houdt van je Fouad, en wat er ook gebeurd ik houdt van je en ik zal altijd van je blijven houden!’ zei Hannan. Ze knuffelde nog even en toen stapte hannan uit.
Ze opende de deur zwaaide nog en liep toen naar binnen.
Met een prachtig gevoel reed Fouad naar huis. Hij hield van haar en kon niet wachtten tot de bruiloft. Ze was van hem en alleen van hem!

2 dagen later werd Fouad op zijn kantoor gebeld.
Het was de moeder van hannan die vroeg of hij hannan had gezien.
Hij wist niet wat er was. Waar ze was niet huis. Fouad antwoordde dat hij zo snel mogelijk zal komen. ‘Sinds wanneer is ze al weg?’ vroeg Fouad aan haar moeder toen ze in de woonkamer zaten. ‘Sinds de avond dat jullie samen weg waren gegaan’ zei haar moeder. ‘maar ik had gewacht tot ze binnen was’ zei Fouad verbaasd.
De moeder wou net antwoordden tot er opeens aangebeld werd toen ze de deur opende kreeg ze een hard verzakking daar stonden 2 politie agenten. ‘Mevrouw Bouhali?’ vroeg een van de agenten. ‘Ja?’ vroeg Fouad die nu ook al bij de deur stond. ‘Wilt u mee naar het politiebureau?’ vroeg de andere agent. ‘waarom?’ vroeg Fouad opgefokt. ‘Omdat we een lichaam hebben gevonden die hoogst waarschijnelijk van Hannan Bouhali is’ haar moeder viel gelijk op de grond!

Sindsdien wist hij dat zijn hart voor altijd buiten bereik zou liggen.
'Waag het niet nog een hier op mijn dak te staan, spring maar van een ander gebouw af maar waag het niet nog eens, begrepen?’ vroeg Fouad op een boze toon. Je kon duidelijk zien dat hij zijn woede onderdrukte. Ze bleef voor zich uit kijken en antwoordde niet op zijn vraag. Iets van Fouad woedend kon maken. ‘Begrepen?’ zegt Fouad die het punt staat te ontploffen.
Ibtisam weigerde maar ook een woordje aan het vuil te maken! ’Begrepen?’ schreeuwde Fouad. Maar Ibtisam was van plan niks te zeggen. ‘Begrepen?’ schreeuwde Fouad terwijl hij Ibtisam hard hij haar armen vast pakte. Nog steeds wou Ibtisam geen antwoord geven. ‘Antwoord nou verdomme’ schreeuwde hij woedend. Ibtisam kreeg pijn van zijn harde greep. Ze besloot wat ze zeggen maar niet wat hij wilde horen. ‘Laat me los’ zegt ze met ingehouden woede. ‘Begrepen?’ schreeuwde Fouad woedend. Er kwammen spetters spuug in het gezicht van Ibtisam. Dit maakte haar woedend, nee woest beter gezegt! ‘Laat me los klootzak, en raak me niet aan. Wie denk je wel niet dat je bent? Dat je bekend bent betekent niet dat je iedereen en alles kan maken. Laat me onmiddellijk los!’ schreeuwde Ibtisam. Fouad keek Ibtisam kwaad aan me liet haar toch los. Ze keek hem kwaad aan. ‘Klootzak’ zei ze woedend en liep zijn kantoor uit.

Als ze thuis komt gaat ze uitgeput op haar bedje zitten.
Ze was nog steeds woedend. Waar haalt hij het lef vandaan om zo tegen haar te schreeuwen.
Ze leent met haar hoofd tegen de leuning. Ze was moe, moe van het leven, moe van zich zelf, moe van alles. Waarom kon ze niet gewoon verder gaan met leven zoals iedereen dat deed. Altijd moest ze aan haar ouders denken. Ze zal nooit meer in de armen van haar moeder kunnen liggen, nooit meer gezellig kletsen met haar vader. Ze zal nooit meer de lawaai horen van haar lieve broertjes. Ze miste alles van hun. Een leven zonder haar familie had ze zich in het verleden nooit kunnen voorstellen, maar vandaag was dat wel zo!
Er gebeurde iets wat ze zich totaal niet had voorgesteld. Het haat alles om zich heen, ze haat het leven, ze haat zicht zelf. Ze haat alles en iedereen!

Fouad zat in zijn auto onderweg naar huis.
Hij moest even denken aan vanmiddag. Dat gestoorde wijf had lef. Wie dacht ze was?
Ze mocht blij zijn dat ze weg is gegaan want anders zouden er een paar klappen vallen.
Waarom moest ze percies boven op ons gebouw staan? Stel dat ze was gesprongen, allemaal mensen en politie die onderzoek zou doen en alle kranten zouden er vol van staan. Hij moest er niet eens aan denken. Gelukkig was hij er op tijd bij. Wat een raar wijf is het toch.

24-03-2009, 21:59


Hij liep naar binnen en sloot zuchtend de deur. Hij verlost zich van zijn jas en schoenen. Hij legde zijn koffertje neer en gaat naar de keuken en maakt snel wat te eten. Nadat Fouad heeft gegeten, besluit hij maar een lekkere douche te nemen.

Als hij klaar is met douche, gaat hij lekker op de bank zitten. Na een beetje zeppen en nog steeds niks intrestant te hebben gevonden besluit hij maar door te gaan met zijn werk. Zuchtend stond hij op en liep naar zijn grote werkkamer. Om 12 uur besluit hij maar te gaan slapen.

Het is inmiddels al 2 uur maar Fouad heeft nog steeds geen oog dicht gedaan.
Hij voelt zich zo leeg sinds de dood van Hanan, de liefde van zijn leven.
Waaron moest ze mij nou zo nodig afgenomen worden is wat hij zich zelf steeds af vroeg.
Ze hadden samen het gelukkigste paar kunnen zijn. Ze zouden mooie kindertjes maken Hanan jonior en Fouad jonior maar niks was minder waar. Zijn toekomst is hem afgenomen. Hij hand zijn toekomst al uitgestippeld. Dat was de prachtige toekomstmet hannan maar nu heeft hij een toekomst uitgestippeld waar hij eenzaam en alleen zal eindigen.
Maar of hij nog een gum nodig zal hebben komen we snel genoeg achter!

Uren werden dagen en dagen werden weken.
En nog steeds deed Ibtisam niks behalve slapen en eten. Ze kwam maximaal 1 keer per week buiten en dat was alleen om boodschappen te doen. Ze leefde van haar spaar geld.

Maar langzamerhand begon dat op te raken. Ze moest werken, maar dat was het laatste wat ze op dit moment wou. Ook wist ze dat een baan vinden niet zo makkelijk ging aangezien ze haar school niet heeft afgemaakt gezien de omstandigheden.
Het is nu al acht maanden geleden en Ibtisam weigert het gewoon om verder te gaan met haar leven.

Ze deed haar jas en schoenen aan. Deed haar pinpas in haar jaszak en pakte huissleutels en liep naar buiten. Ze loopt naar de supermarkt dat niet zo ver hier vandaan was.
Ze liep met haar winkelmandje aan de hand door de supermarkt. Veel kocht ze niet, want veel eten deed ze niet.

Wanneer ze de supermarkt uitloopt, knalt ze tegen iemand aan. Doordat ze een dun, mager postuur had viel ze heel snel om. ‘Verdomme kan je niet uitkijken’ zei ze chagrijnig en bukt om haar boodschappen weer bij elkaar te rapen. ’Laat me je helpen’ hoort ze een mannenstem zeggen. ’Nee, dank u is niet nodi……….’ zegt ze maar stopt midden in haar zin als ze Fouad daar ziet. ’Eikel, kan je niet uit je doppen kijken?’ ’Ik zag je niet’ zegt Fouad terwijl hij een koele blik in zijn ogen krijgt bij het zien van Ibtisam. ’Dan moet je naar de dokter gaan om je ogen te laten controleren, want zo klein ben ik niet’ zegt ze. ’Sorry meid, hij zag je niet!’ zegt een meisje dat naast hem stond. ’Bemoei jij, je er niet mee!’ zegt Ibtisam woedend. ’Luister, durf niet zo tegen haar te praten!’ zegt Fouad weer met ingehouden woede. ’Anders wat?’ zegt Ibtisam die ook op ontploffen staat. Hij pakte haar stevig vast. ’Anders wil je het liefst dood zijn!’ zegt hij kwaad. ’Dat wou ik al eerder, maar jij moest mij zo nodig stoppen!’ zegt Ibtisam terwijl ze haar tassen pakt en weg loopt. ’Klootzak!’ zegt ze nog hardop en loopt dan verder naar huis toe!

‘Had je weer eens niet je woede in kunnen houden?’ zegt Loubna El Koesoefi het zusje van Fouad. ’Dat wijf haalt me het bloed onder de nagels vandaag!’ zegt Fouad terwijl hij op zijn zusje neerkijkt. ‘En hoezo reageer je zo als ze tegen mij praat?’ ‘Omdat niemand zo tegen mijn zusje praat’ zegt Fouad en geeft haar een kus op het haar. Ze keek hem aan en samen liepen ze naar binnen om boodschappen te doen.

Het meisje bleef de hele tijd in het hoofd van Loubna. Ze straalde iets uit, maar ze kon het niet plaatsen. Ze was opzicht een mooie meid, alleen zo mager en zo onverzorgd. Ze had mooie grote groene ogen, je haar precies vertelde dat ze niet de gelukkigste was. Maar ze straalde meer uit, opeens herinnerde ze zich het zinnetje: ’Dat wou ik al eerder, maar jij moest mij zo nodig stoppen!’. ’Fouad?’ vroeg Loubna voorzichtig. ’Zeg het eens zusje!’ zegt Fouad. ‘Wat bedoelde ze met Dat wou ik al eerder, maar jij moest mij zo nodig stoppen?’ vraagt ze terwijl ze hem aankijkt. Fouad vertelde Loubna over die ene dag dat ze op het dak stond.
‘Wat kan jij toch een sukkel zijn!’ zegt Loubna boos. ’’Waarom?’ vroeg Fouad die niet snapte wat hij verkeerd had gedaan. ’Ja, maakt je zorgen om het feit dat we in kranten komen en niet om het feit dat het arme meisje zelfmoord wou plegen?’ vroeg Loubna verbaast. ’Ja! Wat kan dat gek wijf me nou schelen?’ ’Wat ben je toch hard!’ zegt Loubna en is verder stil. Nadat ze klaar zijn met boodschappen doen, lopen ze samen naar de auto. Na de boodschappen in de auto te hebben gedaan, stappen ze samen in en rijden naar huis toe!

Ibtisam loopt naar huis toe. Wat en sukkel is het ook en dan nog komen zeggen dat hij mij dan vermoordt. Misschien moet ze toch maar brutaal tegen zijn zusje doen. Dan zou hij haar vermoorden en dan hoefde ze het zelf niet meer te doen.

Als ze de deur haar portiek opent, loopt ze naar de 2e verdieping. Als ze bij haar woningdeur aankomt, ziet ze daar een grote lange brede man in het zwart gekleed staan.

‘Kan ik wat voor u doen?’ vraagt Ibtisam als ze de man nadert. ‘Mevrouw Rachidi?’ vroeg de onbekende man. ‘Ja, dat ben ik’ zegt Ibtisam. ‘Ik ben Meneer Amghar van de woningbouw, zou ik verder mogen komen?’ vraagt meneer Amghar. ‘Ja kom maar.’ zei Ibtisam. Maar ze had al gelijk spijt, want meer dan een bed had ze namelijk niet in dat huis. ‘Mijn excuses. Er is niet echt plek om te zitten’ zegt Ibtisam die het niet erg vind, want het boeide haar totaal niet. ‘Oké, dan komen we gelijk ter zaken, ik moet dit huis zo snel mogelijk verlaten. En dat kan niet zo moeilijk zijn aangezien uw geen meubilair hebt.’ zegt meneer Amghar. Ibtisam leek te schrikken van zijn woorden. ‘Dat meent uw niet!’ riep Ibtisam in paniek uit. ‘Ja, ik meen het.’ zei de man bevestigend. ‘Oké’ zei Ibtisam. Voor even leek ze weer gevoel te hebben, maar dat veranderde al snel weer, Ze keek koel voor zich uit, en haar ogen stonden levenloos.
‘Nou, ik heb toch alleen een bed, dus dat zal snel gebeurd zijn!’ zei Ibtisam. Al zal ze onder een brug moeten slapen, wat boeit het haar? Ze heeft toch al geen leven meer. ‘Dat hoeft niet zo snel, als je morgen om 19:00 weg bent.’ zegt de man. ‘Nee, ik ga wel nu’ zei Ibtisam koel. Ze pakt een tas met kleren en loopt weer naar de woonkamer. ‘Nou, aangezien jullie me willen weg hebben, zou het ook geen moeite moeten zijn om de spullen zelf weg te gooien.’ zegt Ibtisam. Opent de deur en loopt de deur uit. Ze heeft voorlopig nog wel geld om in een hotel te slapen.

24-03-2009, 22:00
‘Fouad, kom nou slapen!’ roept Loubna die helemaal gek is geworden van haat broer die nog steeds aan het werk is in de werkruimte. ‘Ja schatje, ik ben zo klaar.’ zegt Fouad weer. ‘Oké, ik wacht wel tot je klaar bent.’ Zegt Loubna want ze wist dat haar broer anders tot een uur of 2 verder zou gaan met werken. ‘Jij maakt het me niet makkelijk hè!’’zegt Fouad terwijl hij zijn handen verslagen door de lucht gooit. ‘Goed geraden.’ zegt Loubna terwijl ze hem een knipoogt schenkt. Fouad staat op en loopt samen met zijn zusje de werkruimte uit.

‘Welterusten zusje’ zegt Fouad als hij zijn kamer deur is aangekomen.
‘Welterusten schat’ zegt Loubna en loopt dan naar haar kamer.
Wat houdt Fouad toch van zijn zusje. Hij kan zich nog zich nog herinneren dat hij pas in dit huis was komen wonen. Hij had dit huis gekocht in de tijd dat hij met Hannan verlooft was. En na de klap was hij hier komen wonen. Zijn zusje wist dat hij er kapot van was en is toen bij hem ingetrokken. Ze maakte zich zorgen om hem, ze wist dat hij alleen maar zou werken en zich kapot maken. Ze kon hem absoluut niet zo zien dus besloot ze maar bij hem te wonen!
Hij hield van haar. Ziels veel zelfs.



Daar zat Ibtisam dan op een bankje op straat. Straat ja je leest het goed. Ibtisam is vandaag vertrokken vanuit het hotel omdat ze geen geld meer heeft. Dus dat wordt onder de brug leven. Ze had zp geen zin in dit leven. Zal ze nog een poging wagen om te springen? Zou ze het wagen? Gewoon op een andere plek. Dan kan niemand haar tegen houden. Nee, je durft toch niet!

Het is al 10 uur en het is vreselijk koud. Ze deed een sjaal om en pakt het dekbed dat ze me had genomen. En ging op de bank zitten en vouwde haar benen op en bleef voor zich uit kijken. Het was zo donker en er liepen héél weinig mensen langs en auto’s er rijdt er af en toe eentje langs.

Het is ondertussen al 5 dagen geleden dat ze uit het hotel vertrokken is.
In de vijf dagen heeft ze niks anders gedaan dan op die ene bank zitten.
Met een lege blik voor zich uit staren en slapen.
Denken? Nee, dat deed ze niet, ze leek wel levenloos.
Ze at niet, dronk niet, vervoerde zich niet.
Hoe kon ze zo leven?
Waren en niet al genoeg redenen om dood te gaan.
Dan zou ze niet meer zo ongelukkig zijn.
Dan was ze bij haar Familie en dat is het enige wat haar gelukkig kan maken.


Daar zat ze dan met een lege blik voor zich uit kijkend. Wat had het leven nog voor een zin?
Ze is van het gelukkigste meisjes dat niks te kort kwam tot een meisje dat diep ongelukkig is en veel meer te kort kwam dan maar kon. Waarom zou ze nog verder willen leven?
Ze is veranderd in een levenloos meisje.
Waar zijn die mooie levendige ogen?
Waar is dat meisje dat zo gelukkig was?
Waar is het meisje dat altijd zin had in het leven?
Waar is dat meisje?
Bestaat ze nog?
Of is dat meisje als de zon voor de wolken verdwenen?
Zal dat meisje ooit terug keren?

Daar komen we heel snel achter.
`

‘Meneer, de Heer Adam is er voor u!’ zegt de secretaresse van Fouad. ‘Laat hem maar verder komen.’ zegt Fouad en na enkele minuten komt de Heer Adam het kantoor van Fouad binnen. Fouad ging staan en ontving zijn grootste klant met open armen. ‘Alles goed met jou Fouad?’ vroeg Adam aan Fouad. ‘Gaat zijn gangetje en hoe is het met de Heer Adam?’ vroeg Fouad. ‘Het gaat geweldig jongen!’ zegt Adam. ‘Nou gelukkig maar, laten we nu ter zaken komen!’ zegt Fouad. ‘Zo mag ik het horen, de echte Fouad.’ zegt Adam lachend.

‘Nou, dan zie ik je volgende week Woensdag weer.’ zegt Adam. ‘Daar ben ik wel zeker van.’ zegt Fouad. Ze schudden nog even zakelijk de hand en dan loopt Adam het kantoor weer uit.
‘Ik heb zin in een kopje koffie.’ zegt Fouad terwijl hij vermoeid zijn hand door zijn haar haalt.
Hij loopt naar de koffie apparaat en zet koffie. Koffie is her enige wat hem een beetje van zijn vermoeidheid af kan helpen. Zo vermoeid is hij de laatste tijd. ‘Hoe zou dat komen?’’vroeg hij zich zelf af. Het antwoord daarop kende hij ook. Hij sliep nauwelijks en dan dat zware gewerk er boven op.

‘Salam zoon!’ begroet Omar Koesoefi Fouad als hij zijn kantoor binnen loopt.
‘Salam vader, alles goed met u?’ vroeg Fouad aan zijn vader. ’Goed en met jou mijn zoon?’ ’Gaat goed vader.’ zegt Fouad. Zijn vader blijft een tijdje naar hem kijken.
‘Je ziet er vermoeid uit mijn zoon!’ zegt Omar El Koesoefi. ’Het gaat goed vader!’ zegt Fouad die zich groot probeert te houden voor zijn vader, hij zal een slappeling zijn als zijn vader door zou krijgen dat hij vermoeid was.
‘Ik zie het gewoon aan je zoon!’ zegt Omar die al een tijdje door heeft dat zijn zoon helemaal uitgeput is. ’Ik zei toch dat het goed gaat vader!’ zegt Fouad die heel overtuigend probeert over te komen. ‘Luister zoon, ik wil dat je nu naar huis gaat en goed gaat uitrusten!’ zegt Omar. ‘Maar het gaat goed vader.’ ‘Ík wil dat je naar huis gaat en wel nu!’ zegt Omar op een strenge toon. ‘Okè vader ik ga al!’ zegt Fouad. Hij wist dat zijn vader uiteindelijk toch zijn zin zou krijgen.

Als hij de deur van zijn huis opend en naar binnne loopt, ziet hij al dat Loubna al naar de gang is komen lopen. ‘Oke, er is een wonder gebeurd. Je bent zo vroeg thuis, vertel wat is er gebeurd?’ vroeg Loubna die haar ogen niet kon geloven, ‘Ahh, als het aan mij lag dan was ik nog steeds aan het werken op kantoor!’ zegt Fouad die zich een beetje irriteerde aan het feit dat zijn vader hem naar huis heeft gestuurd. ‘Nou?’ vroeg Loubna die nog steeds wou weten waarom haar broer zo vroeg thuis is. ‘Me vader!’ zegt Fouad terwijl hij zijn handen verslagen door de lucht gooit. Loubna keek hem met een opgetrokken wenkbrauw aan, als teken dat ze nog steeds niet begrijpt wat hij al thuis doet. ’Me vader heeft me naar huis gestuurd.’ zegt Fouad terwijl hij zich zuchtend op de bank liet vallen. ‘Wat hou ik toch van die man!’ zegt Loubna. ‘Ik ga maar lekker eten voor je maken, en ga jij maar douchen!’ zegt Loubna lachend terwijl ze naar de keuken loopt.

Fouad ligt in een lekkere warme bad te ontspannen.
Denkend aan Hanan, aan hun mooie tijden.
Hij heeft zo veel van haar gehouden.
Zou hij ooit van een andere vrouw kunnen houden?
Wil hij wel van een andere vrouwe houden?
Wil hij wel zijn leven met iemand anders delen?
Zal hij alleen eindigen in deze wereld?


Zoveel vragen maar nog geen enkele antwoord, we hopen snel wat antwoorden te kunnen beantwoorden!


Ibtisam schoof een stukje op aangezien er een man naast haar ging zitten.
Wat zou deze man nog zo laat op straat doen?
Zou hij ook geen zin meer hebben in dit leven?
Ze keek voorzichtig opzij en zag dat de man haar aan het bekijken was.
Ze draaide haar gezicht om en keek weer voor zich uit.
Ze zit al een week op die ene bank zonder enkele beweging.
Wat kan het leven toch wreed zijn.

‘Wat doet zo een mooie meisje hier zo laat?’ vraagt de man aan Ibtisam. Ibtisam kijkt naar hem en kijkt gelijk weer leeg voor zich uit. ‘Hallo, hoort uw mij?’ vroeg de man weer.

Ze zal wel doof zijn dacht de man.
Wat had zo een meisje nog zo laat op straat te zoeken?
Zo zal zeker wel een h.oer zijn. Dus ze zou wel een man willen, en misschien doet ze het gratis ook nog.
Het zou heerlijk zijn als ze het gratis deed want geld nee dat had meneertje niet!
Hij had wel zin in een mooie, jonge dame!
Zou ze het goed vinden als hij haar zou zoenen?
Of zou ze hem slaan? Zou hij het maar wagen?
Hij besloot het te wagen en ging dichter bij haar zitten. ‘Tong verloren lieverd?’ vroeg de man weer. Ibtisam bleef met de zelfde lege blik voor zichuit kijken.
Hij kwam dichter en dichter bij haar.
Hij tuitten zijn lippen en wou haar zoenen.
Ze bleef voor zich kijken en voor ze het wist had ze vieze, en naar bier ruikende lippen op die van haar. Ze besefte dat die smeerlap haar aan het zoenen was. Ze rukte zich snel los en gaf hem een klap in zijn gezicht. De man keek haar met grote ogen aan en klapte haar terug.
Ibtisam bleef hem leeg aankijken en er ontsnapte geen enkele blik van pijn.
Ze was de pijn inmiddels al gewend.
‘Hoe durf jij mij te slaan stomme trut!’ riep de man kwaad. Ibtisam deed alsof hij niet bestond en keek weer recht voor zich uit.
‘Lelijke teef’!’ riep de man.’Je zal krijgen wat je verdiend!’

Ibtisam voelde zijn handen over haar hele lichaam maar verzetten zich niet,
Het maakte haar niks meer uit
Hij mocht doen wat hij wou. Voor haar het leven toch geen zin meer dus waarom zou ze vechten voor haar lichaam.
Maar dan schijft hij met zijn hand naar de binnenkant van haar dijen, naar de tussen haar benen. Dan schrikt ze een beetje maar laat hem toch zijn gang gaan.
Ze was niks meer waard. Ze wist dat ze toch een abnormale mens is en dat ze toch dood zou gaan dus vechten of verzetten daar had ze geen zin in!

Opeens begint hij zijn broek open te knopen.
Ze leek een beetje te schrikken als hij met zijn inmiddels harde geslachtsdeel over haar heen gaat hangen.
Ze zou nu haar eer verliezen, wat kon haar dat schelen.

Maar haar ouders, ze zou haar ouders trots willen zien, en dat gaat niet op deze manier.
Ze kan het niet, hij mag haar niet aanraken.
Ze duwde hem met alle schrik van zich af.
Ze rende weg, zo snel als ze maar kon,
Ze rende alsof haar leven ervanaf hing!

‘Ik ga maar moeder, anders wordt Fouad nog ongerust!’ zegt Loubna.
Haar moeder had vandaag een soort van feestje voor haar vriendinnen en Loubna moest er bij zijn. Het was inmiddels al 3 uur in de nacht.

Ze is aan het rijden als haar telefoon over gaat. Na een tijdje graaien in haar tas, had ze hem te pakken. Op het schermpje zag ze de naam van haar broer.
‘Hallo met Loubna.’ neem ze de telefoon op.
‘Hey met Fouad, waar blijf je?’ vraagt Fouad.
‘Ben onderweg ben der zo!’
‘Oke, ik ga alvast in bed liggen, merk het wel als je er bent!’ zegt Fouad
‘Okè, tot zo!’
‘Doeg!’ hoort ze Fouad nog zeggen en hangt dan haar telefoon op.
Ze heeft best wel slaap.

24-03-2009, 22:03
Ibtisam is aan het rennen en ze blijft maar rennen. De man zit nog steeds achter haar aan.
Hij zou haar te pakken krijgen en een lesje leren, dat is het enige waar hij momenteel aan kon denken. Ze was dood op haar benen zouden het elke moment kunnen begeven.

Ze rende de hoek om en stak over maar zag niet dat er een auto aan kwam rijden.
Ze vloog met een klap in de lucht en werd enkele kilometers verder op de grond gesmeten.
De man die dat zag gebeuren keerde zich om en rende snel weg.

Loubna kreeg de schrik van haar leven. Ze zag dat er een lichaam door de lucht vloog.
Ze remde zo hard als ze kon en stapte paniekerig uit. Ze snelde naar het lichaam dat op de grond lag. ‘Hallo, hoort u mij?’ vraagt Loubna in de hoop antwoord te krijgen.
Ze kreeg geen antwoord. Wat moest ze nou doen?
Ze keek goed naar de gezicht van de slachttoffer.
Wat kwam we haar bekend voor.
Dat was de meisje van de supermarkt en het meisje dat op het dak van har vaders bedrijf stond.
Loubna sleepte het lichaam mee naar de auto, aangezien dat het zo licht was waardoor het dus niet zo moeilijk was.
Ze zette het lichaam op de achterbank en reed met trillende handen naar huis.

Nadat ze het lichaam uit de auto heeft gehaald, Tilt ze het met moeite op en loopt het huis binnen. Als ze het lichaam op de bank heeft neergelegd gaat ze rennend naar de kamer van Fouad. ‘Fouad Fouad, je moet nu komen!’ zegt ze. Fouad staat op en loopt zonder enige reactie achter haar aan.
Als hij in de woonkamer aankomt, krijgt hij de schrik van zijn leven.
Hij ziet het lichaam van Ibtisam op de bank.
De kleren waren gescheurd, voor zo ver je het kleren kan noemen.
Allemaal schaafwonden en overal bloed. De mooie witte bank die ze in de woonkamer hadden staan was ondertussen rood gekleurd.
‘Wat is dit?’ vraag Fouad terwijl hij haar aankijkt.
Loubna vertelde hem over de aanrijding en dat ze nog steeds niet bij bewust zijn is.
‘Volgens mij heb ik haar vermoord!’ zegt Loubna in tranen.
‘heb je haar hartslag al getest?’ vraagt Fouad koel.
‘Nee?’ zegt Loubna. ‘Oke, doe dan even!’ zei Fouad.
Loubna kon niet aan haar zitten. ‘Kan jij het doen? Ik kan absoluut niet aan haar zitten durf niet!’ ‘Ik wil niet, maar het moet!’ zegt Fouad en loopt naar het lichaam van Ibtisam.
Hij zet zijn hand op haar pols en voelt dat haar hart nog klopt.
‘Ze leeft nog!’ zei Fouad. Loubna liet en diepe zucht van opluchting.
‘Ik was zo bang’ zei Loubna. Fouad keek haar vol begrip aan.
‘Wat nu?’ vraagt Loubna.
‘We leggen haar buiten neer!’ zegt Fouad.
Loubna keek hem met grote ogen aan. ‘Ben je nou echt zo hard?’ vraagt Loubna met een brok in haar keel. Ze had daadwerkelijk niet gedacht dat haar broer ZO hard kon zijn.
‘Nee, schat we leggen haar in de logeer kamer, en morgen bellen we de dokter!’ zei Fouad.
Hij was werkelijk zo hard, alleen zag de pijn de ogen van zijn zusje en kon het haar niet aan doen. ‘Dan ga ik de kamer opmaken!’ zei Loubna en liep gelijk weg.
Fouad keek Ibtisam aan en het leek alsof er medelijden in zijn blik verschenen maar dat verdween al snel.
‘Til jij haar op?’ vraagt Loubna. ‘Ja is goed!’ en liep naar Ibtisam en tilde haar op alsof ze een vuilniszak was.
Nadat ze inbed lag liepen Loubna en Fouad samen de kamer uit, allebei opweg naar hun eigen bed,

Het was nu Vrijdag en het is alweer 5 dagen geleden dat Ibtisam was aangereden.
Ze was echt kapot door de klap. Loubna en Fouad hadden een dokter er bij gehaald.
Als het aan Fouad lag dan had hij haar in de zee gegooid.
Was hij nou echt zo wreed?
Zou hij dat echt doen?
Dat wijf spoort niet, wat zou een normaal meisje nog zo laat buiten doen?

Loubna liep de kamer in waar de zuster bezig was met Ibtisam.
‘En hoe gaat het dokter?’ vraagt ze aan de zuster terwijl de naar Ibtisam kijkt die nog vies is met bloed en zwarte vlekken en viezigheid en geschuerde kleding en helemaal onder de draden zit. ‘Nou, het gaat het heel slecht aan toe, het lijkt me beter om de stekkers er uit te trekken, haar hart klopt heel langzaam en dat kan haar dood zijn. Ze is TE zwak!’ zei de zuster die met moeite de nieuws aan Loubna vertelde.
‘Nee zuster, laat haar maar zelf sterven maar trek de sterkers er niet uit!’ zegt Loubna verdrietig. ‘Maar ze lijd nu te veel pijn, haar hart werk niet normaal en haar lichaam zal heel gek g..’ de zuster kon haar zin niet eens afmaken of Ibtisam begon te trillen en te schudden. ‘Zuster wat gebeurd er?’ vraagt Loubna die meer dan geschrokken is. ‘Ze krijgt alweer een schok, maar hart klopt niet goed genoeg, waardoor het lichaam en de spieren de controle ook kwijtraken!’ zegt de zuster en blijft op haar plek staan. ‘Moet ik niet wat doen?’ vraagt Loubna. ‘Ik kan niks’ zegt de Zuster teleurgesteld. Loubna stond met tranen in haar ogen toe te kijken.

Fouad kwam de kamer binnen gelopen maar bleef stil staan bij het gene dat hij nu zien.
Hij ziet hoe het meisje ligt te schokken en te schudden. Er kwam een blik van medelijden in zijn ogen en dat zag Loubna ook. Maar nadat hij zag dat Loubna naar hem keek verdween die blik als de wolken voor de zon. ‘Kijk nou niet zo, ben je nou werkelijk zo hard? Heb je nou werkelijk geen gevoel?’ vraagt Loubna meet tranen aan haar broer. Fouad kon zijn harde blik niet meer houden en keek weer met medelijden. Hij keek naar het lichaam van Ibtisam die aan het schokken is. Hij kijk toe hoe ze voor haar leven aan het vechten is. ‘Het komt allemaal door mij’ zei Loubna huilend. ‘Nee schat, het is allemaal Allah’s wil’ zei Fouad om haar te troosten en nam haar in zijn armen. ‘En ze zal je voor eeuwig dankbaar zijn als ze niet meer wakker word, want ze heeft altijd al dood willen zijn’ zegt Fouad. Loubna keek haar broer geschrokken aan maar toch wist ze dat hij gelijk had.
Hij liep met Loubna in zijn armen de kamer uit. ‘Het is al laat schat gaa maar slapen, je zult je rust wel nodig hebben.’ zei Fouad. Loubna ging in bed liggen en sloot haar ogen. ’Slaap zacht schat’ zegt Fouad, geeft haar vervolgens een kus en loopt dan de kamer uit.

Hij gaat vermoeid op zijn bed zitten. Hij had een medelijden met zijn zusje. Had hij alleen medelijden met zijn zusje? Nee hij had ook medelijden met Ibtisam alleen wil het niet toegeven. Hij besloot maar te gaan slapen.


Uren werden dagen en dagen werden weken, weken en maanden.

Ibtisam opende voorzichtig haar ogen. Ze keek om zich heen en herkende de plaatswaar ze momenteel lag niet. Zouden haar ouders verhuist zijn? Nee dan zou ze het toch wel weten. Maar opeens hoor de ze gepiep en merkte dat ze onder de draden zat. Waarom dit alles? Waar was ze? Wat deed ze hier?
Een ziekenhuis! Een ziekenhuis kwam in haar op. Maar als ze goed omzich heen kijkt ziet ze dat het wel een Te luxe kamer voor een ziekenhuis. Ze zat nog te piekeren als ze stemmen hoort.

‘Laat ze nou de stekkers er uit trekken, ze ligt al 4 maanden in komma’ hoorde ze een mannenstem zeggen. ‘Nee, laat haar maar natuurlijk dood gaan, anders voel ik me schuldig.’ hoort ze weer een mannenstem zeggen. ‘Loubna hou eens op, zo lijd ze alleen maar pijn!’ ‘Nee verdomme, ik laat dat niet gebeuren!’ zegt Loubna. Opeens stormt er een mooie jonge meisje de kamer binnen. Maar als ze naar Ibtisam kijkt. Blijft ze even stil staan. ‘OW mijn god je bent wakker!’ zei dat meisje en omhelste Ibtisam. Ibtisam kreeg een enorme pijn en schreeuwde, Loubna liet van schrik los. ‘Sorry, je deed me pijn’ zei Ibtisam schor. Fouad kwam ook de kamer binnen. Als ze hem ziet moet ze denken aan alles. Haar ellendige leven flitste als een film langs haar ogen. Tranen schoten in haar ogen, met veel moeite sluit ze die.
Wat doet deze klootzak hier? Waarom is hij hier ?

Het was laat in de middag als Ibtisam wakker word, ziet ze dat de zuster naast haar staat.
‘Hoe voelt u zich?’ vraagt de zuster aan Ibtisam. ‘Het gaat wel’ zegt Ibtisam die op wil staan maar dan gelijk weer achteruit valt. ‘Nee mevrouw, u mag nog niet opstaan. Ik heb u wonden al schoongemaakt en voor de rest moet u gewoon goed uitrusten.’ zegt de zuster en voor dat Ibtisam nog wat kon zeggen verdween ze al in de deur openning en verscheen Loubna daar.
‘Mag ik verder komen?’ vraagt Loubna. Íbtisam kijkt haar aan en blijft stil. Na even te blijven staan loopt Loubna toch de kamer binnen. ‘Hoe voel je je?’ vraagt Loubna, weer besluit Ibtisam geen antwoord te geven.

24-03-2009, 22:04
Er ging 2 weken voorbij en Ibtisam lag nog steeds in bed. Ze had nog pijn en was nog steeds heel erg uitgeput maar het gaat al beter. Nog steeds zegt ze geen woord tegen niemand.
Waarom moest het leven zo hard zijn? Wat had ze fout gedaan dat ze zo staf moest uitzitten.
Ze had in deze 2 weken bijna niks gegeten of gedronken. Het meisje dat zich had voorgesteld als Loubna kwam dagelijks langs haar om te kijken hoe het met haar gaat. Ze zag er zo vertrouwt uit alleen Ibtisam kon niemand en niks vertrouwen en dat wist Ibtisam van zichzelf.
Ze zei altijd tegen haar dat ze moest eten en dat ze anders niet beter zou worden. Die klootzak kwam in tegendeel tot Loubna nooit langs. De deur van Ibtisam kamer stond altijd open en de werkkamer van Fouad was naast haar kamer. Een blik gunde hij haar nooit.
De lege blik bleef altijd in haar ogen.

‘Loubna ik wil haar hier weg hebben’ zei Fouad tegen Loubna toen ze samen aan tafel zaten.
‘Waarom Fouad?’ vroeg Loubna verbaast aan Fouad. ‘Haar Familie zal echt ongerust worden’ zei hij, maar Loubna wist dat hij haar gewoon weg wou hebben. ‘Nee ik laat haar niet gaan totdat ze weer beter is’ zei Loubna. Ze zag de koele blik in de ogen van haar broer. ‘Alsjeblieft Fouad’ zei Loubna met smekende ogen. ‘Oké, vooruit dan maar’ zei Fouad.
Al zwijgend aten ze hun eten op. ‘Ik ga even met de zuster praten’ zegt Loubna als ze opstaat en haar bord op het aanrecht legt. ‘Ik loop wel even mee’ zegt Fouad. Hij hoopte goed nieuws te horen zodat deze onbekende wijf hier weg kon.

‘Zuster, hoe gaat het met haar?’ vraagt Loubna. ‘Het gaat al beter, maar het kan nog wel even duren’ zei de zuster. ‘Waarom kan het nog even duren?’ vraagt Fouad. ‘Ze moet eerst volledig herstellen en dan moet ze ook nog in therapie want ze heeft te lang in bed gelegen dat ze weer een soort van opnieuw moet leren lopen’ zei de zuster. ‘Oké, maar spreekt ze nu wel?’ vroeg Loubna. ‘Nee, ze spreekt nog steeds niet’ zei de zuster.

‘Ze moet snel gaan praten, want we moeten weten wie haar Familie is of op zijn minst haar naam’ zegt Fouad terwijl hij achter Loubna aanloopt die naar de kamer van Ibtisam op loopt.
‘Ik houd ook van jou Fouad’ zei Loubna en liep de kamer binnen. Hoe zo die reactie ging er door Fouad heen. Hij vond het raar maar besloot maar aan het werk te gaan.

‘Hallo meid’ zei Loubna die op de zijkant van het bed van Ibtisam was gaan zitten.
‘Hoe voel je je?’ vraagt Loubna weer terwijl ze aan het voorhoofd van Ibtisam voelt.
‘Het gaat beter’ hoort ze Ibtisam tot haar verbazing zeggen. Ze sprak en ze besloot maar met haar te praten. ’’Hoe heet je meid?’ vraagt Loubna. ‘Ibtisam’. ‘Nou Ibtisam je begint al goed te herstellen alleen je moet weer opnieuw leren lopen, aangezien je te lang heb gelegen’ zei Loubna. ‘Oké’ was het enige wat ze zei. ‘Maar weet je nog wat er was gebeurt voordat je hier was?’ vroeg Loubna. ‘Aangereden?’ vraagt Ibtisam alsof ze het niet zeker wist. Loubna besloot het haar maar te vertellen. ‘Sorry meid, ik was de gene die je heeft aangereden, sorry echt waar. Ik zag je niet en voor ik het wist was het al te laat’ zei Loubna. Ibtisam kon de spijt vanuit haar ogen lezen. ‘Het is niet erg, ik keek zelf ook niet uit’ zei Ibtisam met moeite. Haar stembanden deden pijn. Ze wou meer zeggen maar kon het er niet uit krijgen en Loubna merkte dat op. ‘Als je wat kwijt wil dan moet je het gewoon zeggen oké?’ vraagt Loubna. Ibtisam knikt en sluit haar ogen voor even. ‘Ga maar slapen meid, je hebt je rust hard nodig’ zegt Loubna terwijl ze Ibtisam goed toedekt en loopt dan de kamer uit.

Loubna wist dat iets Ibtisam wat dwars zit. Ze merkte dat ze veel zal hebben meegemaakt in haar leven. Ze straalde gewoon verdriet uit. Ibtisam doet wat met haar. Ze voelt zich tot haar aangetrokken. Ook wist ze dat ze niemand vertrouwde, dat zal vast door haar verleden komen. Ze wilde en moest gewoon haar vertrouwen krijgen. ‘Fouad?’ vraagt ze als ze de werkkamer inloopt. Fouad lag daar vermoeid te slapen over zijn bureau heen. ‘Waarom doe je jezelf dit aan Fouad?’ vraagt Loubna fluisterend. Ze maakte hem voorzichtig wakker. ‘Ga naar je bed’ zei Loubna. ‘Nee, ik ben al wakker moet nog veel doen’ zegt Fouad. ‘Ga nou even rusten’ zegt Loubna. Ze kon er niet tegen om haar broer zo oververmoeid te zien. ‘Oké ik ga al’ zei Fouad en stond op. Hij liep de kamer uit en Loubna volgde hem. Ze draaide de deur op slot en haalde de sleutel er uit. Die zal hij voorlopig niet terug krijgen dat ze en moest zachtjes lachen. Ze was tot alles in staat zolang haar broer maar goed zou rusten.





Waar is de sleutel? Denkt Fouad als hij voor zijn werkkamer staat. Hij is net thuis van zijn werk en zonder even pauze te nemen of wat te eten wil hij al weer gaan werken. Hij moest echt weten waar die sleutel was. Misschien had Loubna hem maar die was er niet.
Net als hij de trap afloopt komt Loubna binnen. ‘Heey’ begroet ze hem als ze binnen komt. Ze loopt op hem af een geeft hem een kus op zijn wang. ‘Zal ik eten voor je maken?’ vroeg ze toen ze haar jas al uit had gedaan. ‘Ja graag’ zei Fouad. ‘Even omkleden’ zei Loubna en liep neuriënd naar haar kamer. ‘Nu zal je even rusten’ zei ze lachend. Nadat ze klaar was, liep ze naar de keuken en begon aan het eten.

‘Fouad kom je eten?’ schreeuwt ze door het hele huis. ‘Ja, ik kom al!’ roept hij terug en enkele minuten daarna verschijnt hij in de deuropening. ‘Eetsmakelijk!’ zegt Loubna en begint te eten. ‘Jij ook’ antwoordde Fouad. Na het eten besloot Loubna maar aan Fouad te vertellen over haar ervaring van vanmiddag met Ibtisam. ‘Fouad?’ zei ze zodat hij opzou kijken van zijn bord. ‘Ja?’ ‘Ik was vanmiddag bij Ibtisam en ze heeft eindelijk tegen me gesproken!’ zei ze enthousiast. Fouad zag dat zijn zusje op een of andere manier gesteld op haar is geraakt.
‘En wat had ze te vertellen?’ vroeg Fouad. ‘Niks bijzonders, alleen heb ik haar verteld dat ik haar heb aangereden en bood me excuses aan maar dat vond ze niet nodig.’ zei ze. ‘En verder niks?’ vroeg Fouad met een frons op zijn voorhoofd. ‘Ik voel dat ze ergens mee zit dus wou ik niet allemaal vragen stellen, we doen het rustig aan.’ zei Loubna. Fouad wist dat ze ergens gelijk had. ‘En goed gaat het met haar?’ vroeg Fouad. Allebei keken ze verbaast. Fouad omdat hij niet kon geloven dat het uit zijn mond kwam en Loubna omdat ze ook niet kon geloven dat hij om haar vroeg. ‘Gaat wat beter, maar nog lang niet goed.’ zei Loubna.
Hij knikte en ging weer verder met eten.

Nadat ze samen de was hadden gedaan, besloten ze maar hun ouders een bezoekje te brengen. ‘Doe snel.’ zei Fouad die op zijn zusje aan het wachten was. Loubna kwam de trap afgerent. ‘Ze slaapt.’ zei Loubna. ‘We zullen terug zijn tegen de tijd dat ze wakker wordt.’ zei Fouad. Loubna moest denken aan de sleutel die ze had maar hij had er nog steeds niks over gezegd. Ze zal er zelf maar aan beginnen. ‘Wonderbaarlijk dat je vandaag niet aan het werk bent gegaan.’ zegt ze met een gespeelde verbaasde blik. ‘Het klinkt misschien raar, maar me sleutel is kwijt,heb jij heb misschien gezien?’ vroeg Fouad haar. Nu keek ze nog verbaasder ’Denk je dat ik zomaar je sleutel pak?’ vraagt Loubna. ’Nee lieverd, ik vraag je alleen of je hem hebt gezien!’ zei Fouad, ’Dan weet je bij deze dat ik hem niet heb gezien. Stilletjes reden ze naar het huis van hun ouders. Loubna moest stiekem lachen om het goed acteer werk van haar. Maar ze zal er alles aan doen om haar broer goed te laten rusten.

24-03-2009, 22:05
‘Kom binnen mijn kinderen, jullie ouders zijn in de woonkamer.’ zei mevrouw Rose. Mevrouw Rose was al meer dan 20 jaar een werkster bij hun thuis. Maar een werkster voelde ze zich absoluut niet. Ze was gewild en ze mocht de Familie El Koesoefi heel erg, ze waren altijd goed voor haar ze werkte waar en wanneer ze wil, werd nooit gedwongen tot wat. Ze zou het zonden vinden om het huis te verlaten. ‘Dankjewel Rose!’ zei Loubna en samen liepen ze naar hun ouder in de woonkamer. Die groette hun uitbundig. Nadat ze gingen zitten kwam Rose binnen met thee en koffie. Loubna keek naar Fouad die terug keek. Hij begreep haar, hij wist dat ze het aan haar ouders wilde vertellen. Fouad gaf haar een blik dat ze even moest wachten en dat deed ze. ‘Er is morgen en vergadering mijn zoon, maar ik kan niet aanwezig zijn in verband met een ziekenhuis afspraak, zou jij in mijn plaats willen gaan?’ vraagt Omar El Koesoefi. ‘Nartuurlijk wil ik dat!’ zei Fouad. Hier kon hij toch moeilijk nee tegen zeggen? Hij mocht de plaats van zijn geliefde directeur een keertje innemen. Hij wou het maar al te graag.
‘Ik wil het heel graag vader!’ zei Fouad. ‘Ik weet zeker dat je er goed werk van zult maken.’ zegt Omar terwijl hij zijn enigste zoon een schouderklopje gaf. Hij was trots op zijn zoon.
Het was een sterke jongen man, die goed voor zichzelf en Familie opkomt. Hij laat niemand over hem heen lopen. Wel heeft hij gezien dat na de dood van zijn verloofde, de harde Fouad meer naar vore kwam. Misschien niet tegen over zijn Familie maar tegen de buiten wereld wel.
Hij was heel erg trots op zijn zoon.

‘Ik ben trots op jij mijn zoon.’ zei Omar. Fouad was geraakt door de woorden van zijn vader.
‘Ik hoop dat het altijd zo zal blijven vader!’ zei Fouad. De mannen kijken elkaar trots aan.
‘Wat ben ik trots op mijn 2 mannen.’ zei de Farah de vrouw en moeder van de El Koesoefi mannen. ‘Ik ook!’ zei Loubna.

‘Moeder wij gaan nu maar.’ zegt Fouad terwijl hij wil opstaan. ‘Nee, jullie blijven eten!’ zei Farah vastberaden. ‘Sorry moeder, maar we moeten weg!’ zei Fouad. ‘Ja moeder, we komen snel weer eens langs, of komen jullie anders langs.’ zei Loubna. Farah wou graag dat ze bleven alleen als ze wat anders hadden te doen, dan zou ze hun absoluut niet in de weg willen staan. ‘Oké mijn kinderen, alleen hoop snel wat van jullie te horen.’ zei ze toen. ‘Is goed moeder dat beloven we.’ zei Loubna. Fouad knikte bevestigend. Nadat ze hun ouders hadden gegroet liepen ze naar de gang, deden hun schoenen aan en liepen naar buiten.

‘Doe de auto snel open ik bevries!’ zei Loubna tegen Fouad die aan het telefoneren was.
Fouad keek haar richting op en opende de deur en ging toen verder met het gesprek. Na een kwartiertje ronde hij het gesprek af en liep naar de auto en stapte in. ‘Moest je nou zo nodig zo lang bellen?’ vroeg ze hem met een opgetrokken wenkbrauw aan. Fouad startte lachend de moter. ‘Ik hou ook van jou schat!’ zei hij lachend. ‘Wat gaan we eten?’ vroeg Loubna. ‘Chinees?’ vroeg Fouad. ‘Ja. Lekker!’ schreeuwde Loubna. Fouad wist dat ze gek op chinees was. Hij reed naar een Chinese restaurant. ‘Nee we kunnen niet binnen eten!’ zei Loubna. Fouad keek haar vragend aan. ‘Ibtisam moet ook eten!’ zei Loubna. Fouad zuchtte diep. Hij had graag hier met zijn zusje alleen gegeten. ‘Oké laten we bestellen!’ zei Fouad en samen liepen ze naar de toonbank en bestelde wat ze wilden. ‘Wat zullen we voor Ibtisam halen?’ vroeg Loubna. ‘Ik haal gewoon wat!’ zei Fouad. Hij bestelde voor haar hetzelfde als voor zich zelf.

‘Kom stap uit Loubna!’ zei Fouad. ‘Ja, ik kom al vanwaar die haast?’ vroeg Loubna. ‘Het eten wordt koud en ik heb honger!’ zei Fouad. De snel de auto afsloot en naar de deur liep. Nadat hij de deur had opengemaakt liep hij naar binnen. Gelijk naar de woonkamer en deed zijn jas en schoenen uit. ‘Jij hebt zo te zien echt honger.’ zei Loubna lachend. ‘Goed gezien zusje.’ zei Fouad en begon te eten met zijn stokjes. Loubna doet nog rustig haar jas en schoenen uit. Hangt haar jas en doe van haar broer op en zet de schoenen netjes in de schoenen kast.
‘Nou ook smakelijk eten Fouad!’ zei Loubna en begon met het eten. Fouad zei nog wat maar zo verstaanbaar was het niet met al dat eten in zijn mond gepropt. ‘Hè, zal ik Ibtisam maar haar eten brengen!’ vraagt Fouad als hij klaar is met eten. ‘Ja graag!’ zei Loubna. Fouad liep naar de kamer van Ibtisam. Hij heeft maar besloten niet zo hard te doen, maar lief dat was hij zeker niet van plan. ‘Hier is je eten!’ zegt hij als hij de kamer binnen komt. Ibtisam kijkt hem aan maar zegt nog steeds geen woord en dat was ze ook niet van plan. Ze zal geen moeite doen om tegen die klootzak te praten. ‘We hebben chinees gehaald maar wisten niet wat je wou dus we hebben maar wat gehaald en als je het niet lekker vind jammer dan.’ zei Fouad. Ibtisam was nog steeds stil. Fouad kreeg in de gaten dat ze toch niet praten dus legde hij het eten neer en beende de kamer uit.

24-03-2009, 22:05

Ibtisam had honger dus haalde ze het eten uit het zakje en legde het op de tafel die over haar bed heen hing. ‘Wel handig zo een ding’ dacht ze. Ze opende het pakje en zag haar lievelingseten. Gelukkig maar anders had ze nu niks te eten. Die stokjes waren geen probleem want bij de chinees at ze in het verleden veel vaker.

Ze was druk bezig met eten dat ze niet eens in de gaten had dat Loubna haar kamer in kwam lopen. ‘Hoe voel je Ibtisam?’ vraagt Loubna. De stem van Loubna deed haar opkijken. ‘Beter dan goed!’ zei Ibtisam en ging verder met eten. ‘Ik kwam even drinken brengen.’ ze en legde het bekertje met dringen op het tafeltje. ‘Dankjewel Loubna.’ zei Ibtisam. ‘Geen dank meid, vind je het eten lekker trouwens?’ vroeg Loubna. ‘Dit nam ik altijd bij de chinees vroeger!’ zei Ibtisam. ‘Gelukkig maar.’ zei Loubna. In het verleden at ze het wel. Maar waarom zei ze vroeger? Er was iets met dit mooie meisje. Ze wilde het weten, ze wilde haar vertrouwen winnen, maar ze wist dat het een moeilijk klus zal worden. Maar het zal haar lukken.





Dagen vlogen voorbij en het ging alweer stukken beter met Ibtisam.
Vandaag zou haar eerste les zijn om te leren lopen. ‘Goedemorgen Ibtisam’ groet Loubna Ibtisam uitbundig. ‘Goedemorgen Loubna’ zei Ibtisam. ‘Heb je lekker geslapen?’ vraagt Loubna op haar beurt. ‘Gaat wel en jij?’ vraagt Ibtisam. ‘Ja heerlijk’ zegt Loubna. ‘De zuster komt vandaag, ze zal je weer helpen wennen aan het lopen.’ zei Loubna. ‘Ja graag, ik zou graag weer willen opstaan ben dit bed zat.’ ‘Ja dat begrijp ik.’ zei Loubna begrijpend. ‘Loubna ik ga werken, ik zie je vanavond schat’ zegt Fouad die de kamer binnen komt gelopen zijn zus en kus geeft en zonder Ibtisam maar een blik te gunnen weer de kamer uit. Ze hoorde de voordeur dicht gaan.

Loubna en Ibtisam spraken nu wel wat vrijer tegen elkaar alleen weet Ibtisam van zichzelf dat ze niemand meer in vertrouwen kan nemen, dus ook Loubna niet. En Loubna wist dat ook.
Ze wist dat er iets met dit meisje was. Het was een mooi meisjes dat had ze gemerkt onlangs haar slecht verzorgde uiterlijk. Ze had prachtige groene ogen, alleen niemand had die mooie ogen in de gaten omdat er altijd een lege blik in die mooie ogen te vinden was. En dat mooie pikzwart haar zo mooi lang en dan dat kleine mooie perzikkleurige huidje en kleine lipjes. Ze was een mooie meid. Alleen wat was er met haar aan de hand. Ze wilde het weten. Ze wilde haar helpen. Ze wilde haar ogen weer levendig zien. Maar op dit moment schoot het niet echt op. Maar ze zal haar ogen weer tot leven krijgen dat beloofde ze zichzelf.

Haar gedachte dwaalde af naar Fouad. Hij had nog steeds zijn werkkamer betreden. Maar hij bleef wel langer op kantoor maar dat maakte voor haar niet uit, zolang hij thuis maar vrij heeft.
Dan kan hij thuis nog zijn rust vinden. Hij heeft het er vanaf die dag van de auto niet over gehad. Wat ze wel raar vond maar toch maar liet rusten.

Als de bel gaat loopt Loubna naar de deur en opent die. ‘Kom verder.’ zegt Loubna tegen de zuster. De zuster loopt naar binnen en hangt haar jas op. ‘Ik ga gelijk naar boven Loubna.’ ‘Wil je wat drinken Barbara?’ vroeg Loubna. ‘Nee, dankjewel.’ zegt Barbara en loopt naar de kamer van Ibtisam. ‘Hallo meid, alles goed met je?’ vraagt ze aan Ibtisam. ‘Gaat goed.’ zegt ze. ‘Nou ik ga als eerst even je wonden bekijken en als het nodig is even verschonen en dan gaan we wat loopoefeningen doen.’ zegt ze dan. Ibtisam klikt alleen maar. ‘Nou zullen we dan beginnen?’ vraagt de Barbara. Ibtisam knikt. Ibtisam sprak zelden terug.

Barbara keek alle wonden nauwkeurig na, en allemaal zagen ze er goed en genezen na maar op een na. Eentje was nou niet genezen. ‘Nou alle wonden zijn mooi genezen, op eentje na dan.’ zei Barbara. Ibtisam knikte. Barbara verschoonde die ene wond en deed er een gaasje overheen zodat de bacterie er niet meer aan kan. ‘Zo die is nu weer schoon en zal snel genezen.’ zei Barbara. Ibtisam knikte weer enkel. ‘Nou wil je beginnen met de oefeningen?’ vraagt Barbara aan Ibtisam. ‘Ja graag.’ zei Ibtisam. ‘Laten we beginnen.’

Ze waren bezig met de oefeningen toen Loubna de kamer binnen kwam. ‘Gaat het goed hier?’ vraagt Loubna. ‘Ja, gaat goed.’ zegt Ibtisam. ‘Hebben jullie misschien hulp nodig?’ vraagt Loubna. ‘Nee hoor, ze doet het goed.’ zei Barbara. ‘Nou gelukkig maar’

Na 3 kwartier vertrok Barbara weer naar huis.
Ibtisam ging weer liggen en keek weer met de zelfde lege blik naar het plafon.
Waarom moest haar dit alles overkomen? Waar moest ze heen als ze haar het huis uit zetten? Shit.
Wacht eens even is ze nou bezorgd om waar ze heen moet?
Nee het leven had geen zin meer dus ze hoeft zich nergens druk om te maken.
Maar toch. Ze was bang, bang dat ze weer moest rennen voor haar leven en zo weer bij andere mensen thuis zal belanden als weer aangereden wordt omdat ze vlucht voor iemand die haar wilde verkrachten. Nee dat is iets wat ze niet wilde.
Voor het eerst in een lange tijd, zou die legen blik nu dan eindelijk voor altijd weg blijven?







‘Sorry schat, maar je moet mijn kant ook begrijpen.’ zegt Ibtisam. ‘Ik begrijp het ook.’ zei Loubna. Ibtisam en Loubna zaten samen in de woonkamer. Ibtisam kon nu met behulp van een soort loopkarretje. Met Fouad wisselde ze nog steeds geen woord. Maar tussen haar en Loubna gaat het geweldig, alleen vertrouwen dat had ze nog niet in haar maar die begon volgens haar wel te komen. ‘Zullen we maar gaan eten, want Fouad die zal het wel weer laat maken.’ zei Loubna. Ibtisam knikte. Loubna helpt haar met opstaan en ze lopen rustig naar de eetkamer. Dit was de eerste keer dat ze met iemand aan tafel zou zitten vanaf de dag dat ze hier in dit huis verbleef.

‘Ga maar rustig zitten.’ zegt Loubna. Ibtisam moest oppassen met zitten en staan, aangezien de wond op haar heup, die kon weer opengaan. ‘Dankjewel!’ zegt Ibtisam nadat Loubna haar had geholpen met zitten. Als Loubna het eten heeft opgeschept, gaat ze zitten en beginnen ze te eten. Als ze net bezig zijn met eten gaat de voordeur open en dan weer dicht. Fouad hoorde geluid van de keuken komen, dus nadat hij zijn jas en schoenen heeft uitgedaan en opgeborgen, loopt hij de keuken in. Bij het zien van Ibtisam blijft hij even staan. Hij komt zitten. ´Ik schep even voor je op!´ zei Loubna. Ze stond op en begon eten op te scheppen. Ibtisam kon die klootzak niet uitstaan en probeerde op te staan wat haar uiteindelijk wel lukt met veel pijn. Als Loubna haar zachtjes hoort kreunen van de pijn, kijkt ze om. ´Ibtisam waar ga je heen?’ vraagt Loubna. ‘Heb geen honger meer, ga maar tv kijken.’ zegt Ibtisam. ‘Maar..’ en voordat Loubna haar zin kon afmaken, slobbert Ibtisam de kamer al uit. ‘Wat heb je gedaan?’ vraagt Loubna Fouad kwaad. ‘Ik heb echt niks gedaan Loubna.’ zegt Fouad overtuigend. ‘Dat geloof ik.’ zegt Loubna nadat ze de gemeende blik van haar broer zag. Als ze klaar met eten, ruimt Loubna de keuken op, terwijl Fouad ging douchen. Als Loubna klaar is met de keuken loopt ze de woonkamer in waar Ibtisam trof. Maar ze was niet tv aan het kijken zoals ze zei maar ze zat met een lege blik voor zich uit te staren.

‘Niks op tv?’’vraagt Loubna dan. ‘Niet aangedaan eigenlijk.’ zei ze met een lege blik.
‘Zullen we hem aan doen? Misschien is er wat leuks op Tv te zien!’ zei Loubna. Ibtisam knikte enkel. Loubna deed de TV aan en zapte wat tot ze een leuke horrorfilm had gevonden.
‘Hou je van horrorfilms?’ vraagt Loubna met de hoop die lege blik te laten verdwijnen. ‘Ja, ik hou van horrorfilms.’ zegt Ibtisam dan en kijkt aandachtig naar het scherm.

Op een gegeven moment komt Fouad de kamer binnen gelopen. Ibtisam die een gestalte binnen zag komen keek op. Daar zag ze die klootzak staan. Hij ging naast zijn zusje zitten.
Ibtisam kon hem niet uitstaan. ‘Ik ga naar mijn kamer!’ zei Ibtisam en met moeite en Loubna die naar haar help toeschoot liep ze naar de kamer. Loubna bleef bedenkelijk staan. Waarom zou ze ineens weg willen? Hangt het misschien van Fouad af?

24-03-2009, 22:09
Loubna loopt weer naar de woonkamer. Fouad keek haar aan. ‘Haat ze me zo erg?’ vraagt Fouad. ‘Je bent echt een klootzak tegen haar geweest!’ zei Loubna. Het was haar broer deze woorden zou ze echt niet tegen hem willen zeggen maar hij moet weten dat hij zich ongelofelijk heeft gedragen tegenover Haar. ’Ik weet het, maar was niet mijn bedoeling!’ zei Fouad weer. ’Ga het haar zeggen!’ zei Loubna. Fouad keek haar bedenkelijk aan. ’Misschien straks, ik kan het wel zeggen, maar lief zal ik niet kunnen zijn en dat weet je!’ zei Fouad. Loubna wist dat hij het over Hannan had. ’Dat weet ik.’ zei Loubna en sloot zijn armen om haar broer heen. Haar engel en haar Held. Ze kan zich niet voorstellen hem kwijt te raken.

Ibtisam zat op haar bed en moest denken aan net. Stomme trut je hebt hem laten weten dat je zwak bent. Je hebt hem laten zien dat je zwak bent, Maar dit is toch de goede keuze? Ze haat hem en dat mocht ze hem laten weten. Het liefst zou ze hem levend hebben gefild.‘Ibtisam, kom gewoon in de woonkamer zitten!’ zegt Loubna. ‘Nee, ik heb echt geen zin!’ zegt Ibtisam. Ze heeft geen zin in die klootzak. ‘Kom alstublieft.’ smeekte Loubna. Iets wat Ibtisam zelf ook verbaasde. Ze zei ‘Ja’. Ze kon geen nee tegen Loubna zeggen. ‘Kom, ik help je opstaan!’ zei Loubna enthousiast. ‘Graag.’ zegt Ibtisam. Loubna helpt haar opstaan.

‘Ga maar zitten.’ zegt ze tegen Ibtisam die op de bank moet gaan zitten. ‘Ik wil liever daar liggen.’ zegt Ibtisam tegen Loubna omdat Fouad op deze bank ligt. ‘Maar ik wil daar graag lang uit liggen.’ zei Loubna met een zielig gezichtje. ‘Oké oké je hebt me!’ zegt Ibtisam en gaat met behulp van Loubna op de bank zitten. Als ze de film afgekeken hebben, wil Loubna nog thee zetten maar Ibtisam wil graag naar haar kamer. ‘Nee heb geen zin in thee Loubna.’ zegt ze. ‘Alstublieft, drink alleen thee en ga dan naar boven!’ zei Loubna. ‘Oké is goed!’ ‘Dan ga ik snel thee zetten.’ zegt Loubna en loopt met een gemaakte glimlach naar de keuken.

‘Ehmmm,….. Ibtisam.’ zegt Fouad die zich haar naam even niet kon herinneren. Ibtisam keek hem vragend aan. ‘Ik wou even zeggen dat ik ehmmm…..’ zegt Fouad die niet weet hoe hij zich moet gedragen. ‘Dat ik een enorme klootzak ben geweest!’ en voor Fouad zijn zin kon afmaken riep Ibtisam ‘Inderdaad!’ ‘Nou dan zijn we het ergens over eens, maar ik wil ehmmm mijn ehmmm excuses aanbieden!’ zei Fouad. ‘Als het zo moeilijk is om je excuus aan te bieden dan hoef ik je excuus niet eens!’ zei Ibtisam. En gelukkig kwam Loubna binnen en waren ze stil. ‘Nou tast toe.’ zei Loubna. Ibtisam wou zo snel mogelijk weg dus dronk snel de thee op. ‘Ik heb bij de reserve sleutels gekeken, allemaal heb ik ze alleen van mijn werkkamer heb ik er geen een!’ zei Fouad. ‘Wat raar.’ zei Loubna. ‘Ja dat is heel raar!’ zei Fouad. ‘Maar de monteur komt morgen, en die zal een nieuwe sleutelmond zetten.’ zei Fouad. Shit dacht Loubna. Dan is alles voor niks geweest. ‘Dat is goed, dan kan je eindelijk weer werken.’ zei Loubna alsof ze het leuk vond, alleen Fouad wist dat zijn zusje hem het liefst na kantooruren zittend op de bank had.

‘Ik ben klaar ik ga maar naar boven.’ zei Ibtisam en stond met moeite op. ‘Oké is goed.’ zegt Loubna. ‘Heb je wat tegen haar gezegd?’ vraagt Loubna. ‘Ja, ik heb me excuus aangeboden.’ zei Fouad. ‘EN?’ vraagt Loubna. ‘NIET AANVAARD!’ zei Fouad op een opgefokte manier.
‘Ik ga even naar haar toe!’ zei Loubna en liep naar de kamer van Ibtisam. Tot haar schrik zag ze dat Ibtisam daar niet was!

Ibtisam was er niet!
Waar kon ze nou zijn? Ze was toch naar haar kamer gegaan?
Loubna loopt naar de douche en toilet om te kijken of Ibtisam daar misschien was. Als ze merkt dat Ibtisam ook daar niet is, loopt ze naar de woonkamer en ziet Fouad daar onderuit gezakt op de bank liggen. ‘Ibtisam is niet op haar kamer!’ roept Loubna. Fouad gaat gelijk recht over eind zitten. ‘Hoe bedoel je?’ vraagt Fouad. ‘Ze is niet in haar eigen kamer!’ zegt Loubna weer. ‘Maar misschien zit ze op de toilet of douche niet zo stressen schatje.’ zegt Fouad en gaat weer onderuit gezakt zitten. ‘Nee, ze is nergens!’ zegt Loubna. ‘Kom we gaan haar zoeken. Ik vraag even rond bij de bewakers.’ zegt Fouad. Loubna zoekt alle kamers door terwijl Fouad rond gaat bij de bewaking om te kijken of ze Ibtisam ergens hebben gezien. Niemand van de bewaking heeft Ibtisam naar buiten zien lopen. Fouad bedankt ze en zegt dat ze het moeten melden als ze haar weg zien gaan. Ze knikken allemaal en lopen terug naar hun positie.

‘Ze is nergens.’ zegt Loubna die verslagen op de bank gaat zitten. ‘Wacht schatje ga jij maar even zitten ik ben zo terug.’ zegt Fouad en loopt dan de kamer uit. Fouad bedacht zich dat ze overal hebben gezocht behalve de tuin. Als Fouad de grote tuin inloop ziet hij haar daar zitten met haar zwart witte kleding, met haar gezicht naar de lucht gericht. Het zonnetje scheen in haar gezicht. Ze zat daar zo vredig. Die lege blik was eindelijk verdwenen. Fouad loopt door de grote tuin en blijft vlak achter haar staan. Na een paar minuten voelt Ibtisam dat iemand achter haat staat en draait zich om. Ze komt oog in oog te staan met de klootzak die ze zo erg haat en elke moment kon killen.

‘Wil je naar binnen gaan?’ vraagt Fouad vervolgens. ‘Nee!’ zegt Ibtisam. ‘Wat zei je?’ vraagt Fouad weer op een gevaarlijk zachte toon. Ibtisam had de lege blik weer terug in haar ogen. ‘Nee! Is het zo moeilijk het te begrijpen? Moet ik het even voor je spellen?’ vraagt Ibtisam brutaal. ‘Waagt het niet zo tegen me te praten!’ ze Fouad zijn woede onderdrukkend. ‘Want?’ zegt Ibtisam met haar kin in de lucht. ‘Anders anders, de gevolgen wil je niet eens weten!’ zei Fouad sissend. ‘Ben bang voor niemand!’ zegt Ibtisam en loopt met haar in de lucht, langs Fouad heen naar binnen.

Als ze langs de woonkamer loopt om naar haar eigen kamer te gaan, springt Loubna op haar af. ‘Meid waar was je? Ik maakte me zo een zorgen. Ik dacht dat je weg was!’ riep Loubna.
‘Er is niks aan de hand schat, ik was alleen even in de tuin.’ zegt Ibtisam. ‘Maar dat had je wel even kunnen zeggen lieverd, maakte me echte zorgen!’ zegt Loubna. Ibtisam knikt. ‘Ik ga maar even liggen meid.’ zegt Ibtisam. ‘Zal ik je even helpen?’ vraagt Loubna. ‘Graag.’ antwoord Ibtisam. Samen lopen ze naar de kamer van Ibtisam en helpt Loubna Ibtisam met in bed liggen. ‘Dankjewel Loubna.’ zegt Ibtisam. ‘Geen dank’ zegt Loubna en beent de kamer uit.
Misschien kon ze Loubna wel vertrouwen. Ze maakte zich zo een zorgen. Dat was echt te zien. Zal ze oprecht om haar geven? Nee hoe kon ze nou om een onbekende geven?
Maar het klonk zo gemeend. Zal ze een betrouwbare persoon zijn? Ja dat was ze zeker en dat wist Ibtisam ook. Ze straalt gewoon vertrouwen uit. Alleen lag het probleem bij Ibtisam en niet bij Loubna. Ze kon niemand meer vertrouwen. Ze vertrouwde haar ouders ook toen ze zeiden dat ze Zondag avond terug zouden zijn alleen was dat niet zo. Maar dat is een ander geval sprak Ibtisam zich zelf toe. Ze was te vertrouwen en Ibtisam wou haar vertrouwen.
Wie weet zal dat ooit lukken ook.

‘Waar heb je haar gevonden?’ vraagt Loubna als ze de woonkamer binnenloopt en Fouad met zijn blaadjes bezig ziet. ‘In de tuin.’ zegt hij terwijl hij zijn blik niet van de papieren afhaalde.
‘Wat deed ze daar?’ ‘Zou het niet weten. Dat wijf spoort niet helemaal denk ik, want zo normaal gedraagt ze zich überhaupt niet.’ zei Fouad op een kalme toon. Loubna wist wat dat betekent. Ze heeft het hem boos gekregen. ‘Hoe heeft ze je zo ver gekregen?’ vraagt Loubna. ‘Hoe bedoel je?’ vraagt Fouad weer. ‘Nou ze heeft je boos gekregen. Ik ben je zusje schat en ken je door en door.’ zegt Loubna. ‘Ze geeft een brutale mond.’ zei Fouad sissent. ‘Misschien mag ze jou niet.’ ‘Zoals ik haar ook niet mag!’ zei Fouad. ‘Heel duidelijk dus, jullie mogen elkaar gewoon niet!’ zei Loubna. ‘Inderdaad zusje.’ zei Fouad.
En ging weer verder met het werken aan die papieren.

‘Ik ga even naar me ouders’ zegt Loubna dan. ‘Ik stuur Said met je mee, want het is echt te laat.’ zegt Fouad. ‘Het is pas negen uur Fouad.’ zegt Loubna. ‘En toch te laat voor jou alleen buiten!’ zei Fouad streng. Loubna kende haar broer maar al te goed en wist dat hij haar niet alleen zou laten gaan. ‘Okè, laat Said me dan maar brengen.’ zegt Loubna dan. ’Ik zal hem even bellen.’ zegt Fouad en haalt zijn gsm uit zijn zak. Na een korte gesprek wordt er aangebeld. ’Bent u klaar mevrouw?’ vraagt Said. ’Zeg maar gewoon Loubna en ja ik ben klaar!’ zegt Loubna. Samen lopen ze het huis uit. ’ Waar wil je heen Loubna?’ vraagt Said. ’Naar mijn ouders alstublieft.’ zegt Loubna. ’Oké, komt voor elkaar.’ zegt Said en start de auto en rijd weg.

‘Kom binnen mijn dochter.’ zegt Farah de moeder van Loubna. Ze verwelkomt haar hartelijk. ‘Hoe gaat het met u moeder?’ vraagt Loubna als ze op de bank in de woonkamer gaan zitten. ‘Gaat goed mijn dochter en met jou?’ vraagt Farah. ‘Gaat goed moeder!’ zegt Loubna.
Ze kijkt het huis rond. ‘Wel stilletjes in huis hè!’ zegt Loubna. ‘Ja zonder jou in huis is het heel erg stil. En je zus is getrouwd en die komt zo weinig op bezoek omdat ze het druk heeft met werken en zo ver woont.’ zei Farah. ‘Waar is vader?’ vraagt Loubna. ‘Weer op een of andere zakenreisje!’ zei Farah. ‘Dus je bent helemaal alleen?’ vraagt Loubna. ‘Ja, ik en Rose.’ zei Farah. ‘Nou dan blijf ik vandaag slapen.’ zegt Loubna.

Nadat ze Fouad heeft gebeld, kruipt ze bij haar moeder in bed. Wat heeft ze dat lang niet meer gedaan. Na wat gekletst te hebben, besluiten ze te gaan slapen.


Fouad ruimt alle papieren bij elkaar en stopt ze weg. Als hij op de klok kijkt ziet hij dat het al half 2 is. ‘Tijd om te slapen baas.’ zegt Fouad tegen zich zelf. Net als hij in zijn bed wil gaan liggen hoort hij een vreselijk gegil.

24-03-2009, 22:10
Hij was alleen met Ibtisam dus het kon alleen Ibtisam zijn. Hij liep naar haar kamer en opende haar deur op een kiertje en zag haar heel rustig slapen. Hij hoorde toch echt iemand schreeuwen. Zeker slaap te kort hij besloot deze twee dagen lekker te rusten. Hij liep door naar zijn kamer en besloot te gaan slapen. Na enkele minuten voelde hij zijn oogleden zwaarder worden, en op een gegeven moment kon hij ze niet eens meer openen houden en viel hij in een onrustige slaap.

Als hij de volgende morgen wakker word hoort hij gerommel in de keuken, waarschijnlijk is Loubna al terug. Hij gaat maar lekker douchen.

Ze hebben geen oliefolie dan wordt het maar boter voor de eieren dacht Ibtisam. Ze was vandaag vroeg op en besloot een ontbijt te maken, en ja ook voor Fouad. Nadat ze alles op tafel heeft gezet, gaar ze zitten en wil aan het ontbijt beginnen als Fouad binnen komt. Geen een goedemorgen nou wat zijn we weer beleefd. ‘Waar is Loubna?’ vraagt hij als hij de tafel bestudeert. ‘Die is er niet!’ zegt Ibtisam. ‘Maar wie heeft dit gemaakt?’ ‘Ik kan ook ontbijt maken.’ ‘Mag ik mee eten?’ vraagt Fouad. ‘Ja, je denkt toch niet dat ik dit alleen ga opeten.’ zegt Ibtisam. Fouad schiet in de lach door haar reactie en gaat zitten. Tussen het ontbijten door kijkt hij naar Ibtisam en beseft dat zij als enige hem durft tegen te spreken en boos te maken. ‘Smaakt goed.’ zegt Fouad met een volle mond. ‘Het is onbeleefd om met een volle mond te praten.’ zei tegen hem en een dankjewel kon hij vergeten. ‘Zal ik onthouden!’ zegt Fouad, terwijl hij zijn duim opsteekt. Ibtisam glimlacht maar de glimlach reikte haar ogen niet, en ging gelijk verder met eten.

Na het eten stonden Ibtisam op en wou de vaat doen maar Fouad hield haar tegen. ‘Ik doe de vaat wel.’ zegt hij. ‘Nee, ik doe het.’ zei Ibtisam. ‘Nee, ik zeg ik toch, jij hebt het ontbijt al gemaakt.’ zei Fouad. ‘Nou en ik zeg toch ik doe het!’ zegt Ibtisam. Fouad begon zich echt heel erg te irriteren aan het gedrag van Ibtisam. ‘Luister, als ik dat ik het doe dan doe ik het ook.’ zegt Fouad. ‘Niet alles wat jij wil zal gebeuren!’ zei Ibtisam. ‘Dat dacht ik wel.’ zei Fouad. ‘Klootzak!’ zei Ibtisam die woedend was geworden. ‘Hallo, heeft je moeder je niet geleerd dat je niet moet schelden, dat is onbeleefd.’ zegt Fouad. Ibtisam versteend. Ze kijkt hem vol haat aan, maar dan voelt de tranen in haar ogen prikken. En ja hoor de tranen lopen al over haar ogen. Voor het eerst in een paar maanden heeft ze weer gehuild, en gevoelens getoond. Fouad schrik zo erg bij het zien van haar tranen. ‘Heb ik wat verkeerds gezegd?’ vraagt Fouad geschrokken. Ibtisam bleef hem alleen verslagen aankijken. Ze kon hem niet met haat aankijken de pijn was te diep en de wond was nog open. ‘Het spijt me, het was echt niet mijn bedoeling je te laten huilen.’ zei Fouad niet wetend wat hij moet doen. Ze raakte hem diep. De verschrikkelijke pijn die in haar ogen te lezen was. De tranen die hun woorden duidelijk maken.
De tranen die zeggen dat hij haar zoveel pijn heeft gedaan.
De tranen die zeggen dat de wond nog vers was.
De tranen die zeggen dat ze hem haat.
De tranen die zeggen dat ze hem zou willen killen.
‘Het spijt me echt Ibtisam!’ zegt hij. Ze buigt verslagen haar hoofd en draait zich om en loopt weg terwijl haar schouders hevig schokte van het huilen. Maar na 3 stappen hield Fouad haar tegen. ‘Het spijt me’ zegt hij. Hij nam haar in zijn armen. Allebei waren ze verbaast van die actie want ze mochten elkaar allebei niet. Ibtisam zet haar gedachte op nul. Na het overlijden van haar ouders heeft ze nooit armen gekregen om in uit te huilen. Nu ze eindelijk armen had wou ze der gebruik van maken. Ze begroef haar gezicht in zijn trui. Na een tijdje twijfelen legde Fouad zijn hand op haar rug en begon troostende bewegingen te maken. Ibtisam bleef maar huilen. Fouad had zijn gedachte op nul gezet en deed zijn armen om haar heen en drukte haar tegen zich aan. ‘Het spijt me, ik meen het.’ zegt Fouad. Ibtisam begint te kalmeren met zijn armen om haar heen. Ze voelde zicht zo goed en veilig in zijn armen.

Nadat Ibtisam wat gekalmeerd was trok ze zich terug uit zijn armen.
Haar woede had weer plaats gemaakt. ‘Klootzak, durf niet nog eens zo over me ouders te praten!’ schreeuwde Loubna en liep de keuken uit. Fouad bleef op zijn plek staan en vervoerde zich niet. Hij zag de vuur in haar ogen. Er was iets met Ibtisam aan de hand en dat wist hij. Zou dat haar levenloze blikken verklaren? Hij moest weten waarom. Dit meisje trok zijn aandacht. Niet op de manier van vallen voor haar maar op de manier van ze heeft veel gemaakt en dat wil hij weten.

24-03-2009, 22:11


‘Klootzak.’ zegt Ibtisam als ze haar deur dicht smijt. Hoe durfde hij zo over haar ouders te praten. Niemand heeft sinds de dood van haar Familie er over gesproken. En nu spreekt hij er over maar negatief. Maar ze voelde zich zo veilig en vertrouwd in zijn armen. Nee dat is niet zo, het is gewoon zo omdat hij haar bood omdat ze jarenlang geen trots heeft gehad. Misschien is dat de reden waarom ze nooit over de dood van haar familie is gekomen.

Loubna komt neuriënd binnen. Ze trekt haar jas en schoenen uit en besluit dan maar even wat te gaan drinken. Als ze de keuken inloopt ziet ze Fouad daar stil staan. Hij stond nog steeds op de zelfde plaats. Ze keek naar de tafel en naar de vaatwasser die openstond. ‘Fouad?’ vroeg ze voorzichtig. Als ze geen antwoord krijgt loopt ze dichter naar hem toe. ‘Fouad? Aard aan Fouad!’ zegt ze terwijl ze met haar hand voor zijn gezicht zwaait. Op een gegeven moment knippert Fouad met zijn ogen. Hij kwam weer tot realiteit en zag Loubna tegenover hem staan. ‘Heey, je bent terug.’ zegt Fouad. ‘Wow jij was ver zeg!’ zegt Loubna. ‘Ik weet het zusje.’ zegt Fouad. Ze keek van de tafel naar de vaatwasser en dan weer naar Fouad te kijken. ‘Ik zal het je vertellen.’ zegt Fouad en begint dan te vertellen wat er net is gebeurt.
‘Sukkel dat je bent.’ zegt Loubna dan. ‘Ik kon niet weten dat ik haar zo erg zou raken door woorden.’ Fouad gemeend. ‘Ja dat begrijp ik. Maar Fouad ik wil echt weten wat er met dat meisje is!’ zegt Loubna. ‘Op de een of andere manier, wil ik dat ook weten.’ Loubna wilde het weten. ‘Ik ga maar naar haar toe, kijken hoe het met haar gaat.’ zegt Loubna en loopt de keuken uit opweg naar de kamer van Ibtisam en Fouad achterlatend in de keuken.

Hij mocht haar niet en zij mocht hem niet. Dat wist hij en dat wist zij ook.
Waarom mocht hij haar niet?
Waarom mocht zei hem ook niet?
Was hij misschien iets te hard geweest?
Zal de haat die tussen hun in staat ooit verdwijnen?
Die kans was heel klein maar zal de haat minder word zou wel kunnen.
We zullen zien waar de tijd hun brengt

Loubna staat voor de deur van Ibtisam en klopt op de deur. ‘Ga weg klootzak!’ schreeuwt Ibtisam. ‘Ik ben het Loubna.’ zegt Loubna. ‘Kom maar!’ zegt Ibtisam. Als Loubna binnen is zit Ibtisam met haar rug naar haar toe. Ibtisam gaat op het bed zitten van Ibtisam. ‘Ik heb het gehoord van Fouad.’ zegt Loubna. De tranen stromen nog steeds over de wangen van Ibtisam. ‘Het was echt niet zijn bedoeling schatje’ zegt Loubna terwijl ze haar hand op haar schouders legt. ‘Maar toch leek het wel zo.’ zei Ibtisam. ‘Hij wist niet dat hij je zou kwetsen met zijn woorden.’ zei Loubna. ‘Dat begrijp ik, maar zijn gewoon pijnlijke woorden.’ zei Ibtisam. ‘Wil je er wat over kwijt?’ vraagt Loubna. Ibtisam schud haar hoofd hevig heen en weer.
‘Misschien is het beter om er over te praten, dat lucht meestal op.’ zegt Loubna. Ibtisam keert zich naar Loubna toe en zegt dan: ‘Er is niks.’ Loubna wist dat er iets aan de hand was. ‘Ibtisam schat, ik weet dat je me niet vertrouwd wat niet erg is maar toch wel erg jammer. Zoveel mensen kennis heb ik niet, maar om te weten dat er wat is weet ik wel. Ik zie de lege blikken in je ogen die laten zien dat je wat mist of wat er iets is gebeurd dat je echt van de wereld heeft gehaald.’ zegt Loubna. Ibtisam voelt de hand van Loubna op die haar. Op de een of andere mannier voelde hij vertrouw. ‘Ik geef echt om je Ibtisam’ zegt Loubna. ‘Ik wil je er niet toe dwingen, maar ik wil je wel helpen, ik merk het wel als je het wil vertellen.’ zegt Loubna en net als ze wil opstaan houd Ibtisam haar hand vast en Loubna gaat weer zitten. ‘Zeven maanden geleden zouden me ouders en me 3 broertjes naar Antwerpen gaan om Familie op te zoeken. Ze waren voor 2 dagen weg, ze vertrokken Vrijdag en Zondag zouden ze al weer terug zijn, alleen kwamen ze maar niet.’ Ze haalt even diep adem. Fouad die naar zijn kamer liep werd tegen gehouden door haar stem en bleef even staan. ‘Toen ik mijn Familie in Antwerpen had gebeld vertelden ze mij dat me ouders al vertrokken waren en dat ze waarschijnlijk zo zouden aankomen. Toen besloot ik maar me ouders te bellen, maar allebei waren ze onbereikbaar. Dat vond ik raar maar dat ze hun mobiel gewoon niet hebben opgeladen.’ zegt Ibtisam en voor even stopt ze om diep adem te halen en haar tranen weg te vegen. ‘Dus ik bleef maar wachten op mijn ouders die steeds maar niet kwamen. Totdat er heel hard werd aangebeld en op de deur werd gebonkt. Ik deed de deur open en schrok me dood bij het zien van een paar politie agenten. Ze vertelde me dat ze slecht nieuws hebben. Me ouders en broertjes waren verongelukt. Me wereld stortten in. Ik was naar Marokko gegaan om me familie te begraven en alle tantes en ooms waren aanwezig. Maar sinds ik een stap uit de begraafplaats heb gezet heeft niemand meer naar me om gekeken. Niemand die mij steun bood, de klap kwam voor hun hard aan maar voor mij het meest. Sinds dien heb ik niks meer van mijn familie gehoord. Ik heb altijd me zelf moeten troosten. Ik werd uit huis gezet en gelukkig had ik nog geld dat me vader me had nagelaten om een huis te kopen. Zo heb ik in een huis met alleen en bed geleefd. Opeen gegeven moment werd ik ook nog eens uit me huis gezet maar ik kon geen andere huis betalen. En niks boeide me meer. Dus ben ik op straat gaan leven, en de dag dat je me aangereden hebt was ik op de vlucht voor een verkrachter.’ eindigde Ibtisam haar verhaal. Met schokkende verhalen vertelde ze het verhaal. Loubna die ook tranen in haar ogen had nam haar in haar armen.

Fouad schrok zich dood. Schuilde dit allemaal achter dit meisje.
Hij had dit echt niet verwacht. Hij had echte medelijden met haar. Hij vond het erg dat hij zich zo tegen over haar gedragen heeft.

‘Stil maar schatje.’ zegt Loubna. ‘Ik voel me zo eenzaam!’ huilt Ibtisam.
‘Ik geef om je schat vertrouw me nou maar, ik geef echt om je en wil alleen het beste voor je!’ zegt Loubna. ‘Maar waarom vertrouw ik niemand en heb ik het gevoel dat niemand om me geeft.’ zegt Ibtisam verslagen. ‘''Eenzaamheid is blindheid, je ziet de mensen niet die om je geven.'' zegt Loubna. Ze nam Ibtisam in der armen en daar zaten ze in elkaars armen.
Beide wisten ze dat het een begin was van een hechte vriendschap.


Fouad had alles gehoord. Hij voelde de pijn.
Hij zag de pijn in haar ogen. Hij voelde zich schuldig.
Om zijn gedrag van de laatste tijd maar al helemaal voor wat er net was gebeurd. De blik in haar ogen was genoeg om de pijn met haar mee te voelen.

‘Goedemorgen.’ zegt Ibtisam terwijl ze de keuken in loopt. ‘Goedemorgen!’ antwoorden Loubna en Fouad allebei. Ibtisam gaat zitten en begint gelijk te eten. Fouad besloot maar niet op te kijken.

24-03-2009, 22:11
‘Klootzak.’ zegt Ibtisam als ze haar deur dicht smijt. Hoe durfde hij zo over haar ouders te praten. Niemand heeft sinds de dood van haar Familie er over gesproken. En nu spreekt hij er over maar negatief. Maar ze voelde zich zo veilig en vertrouwd in zijn armen. Nee dat is niet zo, het is gewoon zo omdat hij haar bood omdat ze jarenlang geen trots heeft gehad. Misschien is dat de reden waarom ze nooit over de dood van haar familie is gekomen.

Loubna komt neuriënd binnen. Ze trekt haar jas en schoenen uit en besluit dan maar even wat te gaan drinken. Als ze de keuken inloopt ziet ze Fouad daar stil staan. Hij stond nog steeds op de zelfde plaats. Ze keek naar de tafel en naar de vaatwasser die openstond. ‘Fouad?’ vroeg ze voorzichtig. Als ze geen antwoord krijgt loopt ze dichter naar hem toe. ‘Fouad? Aard aan Fouad!’ zegt ze terwijl ze met haar hand voor zijn gezicht zwaait. Op een gegeven moment knippert Fouad met zijn ogen. Hij kwam weer tot realiteit en zag Loubna tegenover hem staan. ‘Heey, je bent terug.’ zegt Fouad. ‘Wow jij was ver zeg!’ zegt Loubna. ‘Ik weet het zusje.’ zegt Fouad. Ze keek van de tafel naar de vaatwasser en dan weer naar Fouad te kijken. ‘Ik zal het je vertellen.’ zegt Fouad en begint dan te vertellen wat er net is gebeurt.
‘Sukkel dat je bent.’ zegt Loubna dan. ‘Ik kon niet weten dat ik haar zo erg zou raken door woorden.’ Fouad gemeend. ‘Ja dat begrijp ik. Maar Fouad ik wil echt weten wat er met dat meisje is!’ zegt Loubna. ‘Op de een of andere manier, wil ik dat ook weten.’ Loubna wilde het weten. ‘Ik ga maar naar haar toe, kijken hoe het met haar gaat.’ zegt Loubna en loopt de keuken uit opweg naar de kamer van Ibtisam en Fouad achterlatend in de keuken.

Hij mocht haar niet en zij mocht hem niet. Dat wist hij en dat wist zij ook.
Waarom mocht hij haar niet?
Waarom mocht zei hem ook niet?
Was hij misschien iets te hard geweest?
Zal de haat die tussen hun in staat ooit verdwijnen?
Die kans was heel klein maar zal de haat minder word zou wel kunnen.
We zullen zien waar de tijd hun brengt

Loubna staat voor de deur van Ibtisam en klopt op de deur. ‘Ga weg klootzak!’ schreeuwt Ibtisam. ‘Ik ben het Loubna.’ zegt Loubna. ‘Kom maar!’ zegt Ibtisam. Als Loubna binnen is zit Ibtisam met haar rug naar haar toe. Ibtisam gaat op het bed zitten van Ibtisam. ‘Ik heb het gehoord van Fouad.’ zegt Loubna. De tranen stromen nog steeds over de wangen van Ibtisam. ‘Het was echt niet zijn bedoeling schatje’ zegt Loubna terwijl ze haar hand op haar schouders legt. ‘Maar toch leek het wel zo.’ zei Ibtisam. ‘Hij wist niet dat hij je zou kwetsen met zijn woorden.’ zei Loubna. ‘Dat begrijp ik, maar zijn gewoon pijnlijke woorden.’ zei Ibtisam. ‘Wil je er wat over kwijt?’ vraagt Loubna. Ibtisam schud haar hoofd hevig heen en weer.
‘Misschien is het beter om er over te praten, dat lucht meestal op.’ zegt Loubna. Ibtisam keert zich naar Loubna toe en zegt dan: ‘Er is niks.’ Loubna wist dat er iets aan de hand was. ‘Ibtisam schat, ik weet dat je me niet vertrouwd wat niet erg is maar toch wel erg jammer. Zoveel mensen kennis heb ik niet, maar om te weten dat er wat is weet ik wel. Ik zie de lege blikken in je ogen die laten zien dat je wat mist of wat er iets is gebeurd dat je echt van de wereld heeft gehaald.’ zegt Loubna. Ibtisam voelt de hand van Loubna op die haar. Op de een of andere mannier voelde hij vertrouw. ‘Ik geef echt om je Ibtisam’ zegt Loubna. ‘Ik wil je er niet toe dwingen, maar ik wil je wel helpen, ik merk het wel als je het wil vertellen.’ zegt Loubna en net als ze wil opstaan houd Ibtisam haar hand vast en Loubna gaat weer zitten. ‘Zeven maanden geleden zouden me ouders en me 3 broertjes naar Antwerpen gaan om Familie op te zoeken. Ze waren voor 2 dagen weg, ze vertrokken Vrijdag en Zondag zouden ze al weer terug zijn, alleen kwamen ze maar niet.’ Ze haalt even diep adem. Fouad die naar zijn kamer liep werd tegen gehouden door haar stem en bleef even staan. ‘Toen ik mijn Familie in Antwerpen had gebeld vertelden ze mij dat me ouders al vertrokken waren en dat ze waarschijnlijk zo zouden aankomen. Toen besloot ik maar me ouders te bellen, maar allebei waren ze onbereikbaar. Dat vond ik raar maar dat ze hun mobiel gewoon niet hebben opgeladen.’ zegt Ibtisam en voor even stopt ze om diep adem te halen en haar tranen weg te vegen. ‘Dus ik bleef maar wachten op mijn ouders die steeds maar niet kwamen. Totdat er heel hard werd aangebeld en op de deur werd gebonkt. Ik deed de deur open en schrok me dood bij het zien van een paar politie agenten. Ze vertelde me dat ze slecht nieuws hebben. Me ouders en broertjes waren verongelukt. Me wereld stortten in. Ik was naar Marokko gegaan om me familie te begraven en alle tantes en ooms waren aanwezig. Maar sinds ik een stap uit de begraafplaats heb gezet heeft niemand meer naar me om gekeken. Niemand die mij steun bood, de klap kwam voor hun hard aan maar voor mij het meest. Sinds dien heb ik niks meer van mijn familie gehoord. Ik heb altijd me zelf moeten troosten. Ik werd uit huis gezet en gelukkig had ik nog geld dat me vader me had nagelaten om een huis te kopen. Zo heb ik in een huis met alleen en bed geleefd. Opeen gegeven moment werd ik ook nog eens uit me huis gezet maar ik kon geen andere huis betalen. En niks boeide me meer. Dus ben ik op straat gaan leven, en de dag dat je me aangereden hebt was ik op de vlucht voor een verkrachter.’ eindigde Ibtisam haar verhaal. Met schokkende verhalen vertelde ze het verhaal. Loubna die ook tranen in haar ogen had nam haar in haar armen.

Fouad schrok zich dood. Schuilde dit allemaal achter dit meisje.
Hij had dit echt niet verwacht. Hij had echte medelijden met haar. Hij vond het erg dat hij zich zo tegen over haar gedragen heeft.

‘Stil maar schatje.’ zegt Loubna. ‘Ik voel me zo eenzaam!’ huilt Ibtisam.
‘Ik geef om je schat vertrouw me nou maar, ik geef echt om je en wil alleen het beste voor je!’ zegt Loubna. ‘Maar waarom vertrouw ik niemand en heb ik het gevoel dat niemand om me geeft.’ zegt Ibtisam verslagen. ‘''Eenzaamheid is blindheid, je ziet de mensen niet die om je geven.'' zegt Loubna. Ze nam Ibtisam in der armen en daar zaten ze in elkaars armen.
Beide wisten ze dat het een begin was van een hechte vriendschap.


Fouad had alles gehoord. Hij voelde de pijn.
Hij zag de pijn in haar ogen. Hij voelde zich schuldig.
Om zijn gedrag van de laatste tijd maar al helemaal voor wat er net was gebeurd. De blik in haar ogen was genoeg om de pijn met haar mee te voelen.

‘Goedemorgen.’ zegt Ibtisam terwijl ze de keuken in loopt. ‘Goedemorgen!’ antwoorden Loubna en Fouad allebei. Ibtisam gaat zitten en begint gelijk te eten. Fouad besloot maar niet op te kijken.

25-03-2009, 14:26
Ibtisam merkte dat hij niet keek en bekeek hem. Hij had nog een bad jas aan dus dat betekent dat hij niet van plan was om nu al te vertrekken naar zijn werk want dan zat hij al in pak. Fouad die merkte dat er ogen op hem gericht waren keek op. Zijn blik deed Ibtisam gelijk naar haar bord kijken.
Fouad bekeek haar en liet zijn blik over haar heen glijden. Zijn blik bleef haken bij de pyjama die Ibtisam droeg. Die was zo te zien oud want de kleuren waren vervaagd en er zaten kleine gaten in. Het zag er afschuwelijk uit om het maar zo te zeggen. Hij wilde haar voorstellen om nieuwe kleding te kopen, alleen wist niet hoe hij het moest brengen zonder haar te kwetsen. Hij besloot het maar met Loubna der over te hebben.
‘Loubna, loop je even mee?’ vraagt Fouad. Loubna staat op en loopt samen met Fouad naar de hal. ’Nou?’ vraagt Loubna. ’Kijk het zit zo, ik bekeek Ibtisam niet, en het viel me op dat ze wel nieuwe kleding kan gebruiken. Alleen wist ik niet hoe ik het moest brengen zonder haar te beledigen.’ zegt Fouad. Loubna kijkt hem begripvol aan en zegt hem dan haar te volgen.

Als Loubna en Fouad de keuken inlopen kijkt Ibtisam op. ‘Ibtisam?’ zegt Loubna die op deze manier wil aankondigen dat ze wat wil zeggen. ‘Ik en Fouad vonden dat je best wel nieuwe kleren kan kopen want…’ zegt Loubna, ‘Want deze zijn afschuwelijk!’ vervolgd Fouad. Loubna keek hem geschrokken aan.

Allebei wachten ze op een reactie van Ibtisam. Ze gingen allebei van het slechtste uit omdat ze zo stil was. Maar hun vrees werd weggewuifd door de lach die de keuken vulde. Loubna en Fouad zuchtten allebei van opluchting. ‘Het werd inderdaad tijd ja!’ zegt Ibtisam.

Opeens verdween de glimlach van Ibtisam’s gezicht. ’Er is een probleem!’ zegt Ibtisam. ’Wat dan?’ vraagt Loubna. Ibtisam keek naar de grond. Het was toch zo schandalig om te zeggen dat ze geen pinpas had, ’Nou.. Ehmmm’ zegt Ibtisam. ’Zeg het maar!’ zegt Loubna. ’Ik heb geen pinpas meer!’ zegt Ibtisam terwijl ze naar de grond kijkt en met haar vingers friemelt. ‘En?’ vraagt Fouad. ‘Geen geld misschien? Gebruik je hersenen man!’ zegt Ibtisam opgefokt. ‘Hij bedoeld dat je geen geld nodig hebt.’ zegt Loubna. ‘Dan kan ik toch geen kleding kopen!’ zegt Ibtisam rollend met haar ogen. Loubna en Fouad schieten in de lach. ‘Ik ga me omkleden doei!’ zegt Loubna en huppelt de kamer uit. ‘Jullie hebben echt geen hersenen!’ zegt Ibtisam. ‘Jij hebt geen hersenen, je hoeft geen geld te hebben.’ zegt Fouad. ‘Ik krijg echt geen dingen gratis.’ zegt Ibtisam. ‘Ik betaal slimmerd.’ zei Fouad. ‘Nee echt niet!’ zegt Ibtisam haast schreeuwend. ‘Hallo, ik betaal gewoon.’ ‘Nee, dat doe je niet!’ zegt Ibtisam. Ze gaat echt niemand voor haar laten betalen. Ze was niet gek. Ze hield er niet van als anderen mensen voor haar betalen. ‘Jawel, doe niet zo moeilijk!’ zegt Fouad. ‘Nee is nee!’ ‘Je zal wel moeten.’ ‘Niks moet’ zegt Ibtisam eigenwijs. ‘Als je niet aanneemt, dan moet je met deze afschuwelijke kleding blijven lopen en dat wil je toch niet!’ zegt Fouad met een duivels lachje.

Ze wist dat hij gelijk had. En als er iets was wat ze echt niet wilde is het met deze kleren rondlopen. ‘Nee!’ zegt ze Koppig. ‘Dus je blijft met deze pyjama rondlopen?’ vraagt Fouad lachend. ‘Nee.’ zegt Ibtisam. ‘Dus je hebt geen keus.’ zegt Fouad. ‘Oké oké, maar dit is de eerste en laatste keer!’ zegt Ibtisam. ‘Dat mag je hopen meid!’ zegt Fouad en loopt weg.

‘Hier trek deze jas aan!’ zegt Loubna. ‘Nee, is niet nodig schat!’ zegt Ibtisam. ‘Tuurlijk wel, het is hartstikke koud buiten!’ zegt Loubna. Ibtisam trekt de jas aan en samen lopen ze het huis uit.

In de winkelcentrum werden ze weleens nagekeken of aangestaard, maar dat kwam door de pyjama van Ibtisam. ‘Ze vinden me pyjama zo mooi dat er kwijl uit hun mond komt!’ zegt Ibtisam. Samen schieten ze in de lach.

Pagina's : [1] 2 3 4 5 6 7 8 9 10