Belangrijk om door te nemen:
Over Ash-Shie`ah/Ar-Raafidah(Sjieten)
Het vervloeken of beledigen van de Metgezellen van Allaah’s Boodschapper
Lees over de verheven posities van Abu Bakr
& 'Umar Ibn Al-Khattaab
& 'Uthmaan Ibnu 'Affaan
Radiya Allaahu 'anhum:
__________________________________________________ _____
[/SIZE][/FONT] [FONT=Book Antiqua]Abu Bakr[/SIZE][/FONT][FONT=Book Antiqua][SIZE=3][SIZE=4]
[/SIZE]
[/SIZE][/FONT] [FONT=Book Antiqua][SIZE=3]Ibn 'Omar overlevert: “In de tijd van de Profeet (vrede zij met hem) spraken wij (regelmatig) over wie de beste onder de mensen waren. Wij kwamen dan (altijd) uit op Aboe Bakr, daarna 'Omar ibnoe al-Khattaab en daarna 'Oethmaan ibnoe 'Affaan, Moge Allah tevreden met hen allen zijn.” (al-Boechari)
[/SIZE][/FONT] [FONT=Book Antiqua][SIZE=3]
Aboe Dardaa’ overlevert: “Ik zat bij de Profeet (vrede zij met hem) toen Aboe Bakr aan kwam lopen met de onderkant van zijn kleding in zijn handen en zijn knieën waren te zien. De Profeet (vrede zij met hem) zei (tegen de metgezellen die bij hem zaten): ,,Jullie vriend (Aboe Bakr) heeft ruzie gehad.” Hij (Aboe Bakr) groette vervolgens en zei: ,,O Boodschapper van Allah, ik had een geschil met Ibnoe al-Khattaab, waardoor ik hem boos heb gemaakt. Daarna had ik er spijt van en vroeg hem om mij te vergeven, maar hij weigerde dit te doen, toen ben ik (maar) naar jou gekomen. De Profeet (vrede zij met hem) zei driemaal tegen hem: ,,O Aboe Bakr, moge Allah jou vergeven.” Daarna kreeg 'Omar er spijt van en ging naar het huis van Aboe Bakr en vroeg: ,,Is Aboe Bakr thuis?”, waarop er gezegd werd: ,,Nee!” Hij kwam vervolgens bij de Profeet (vrede zij met hem) aan. Zijn gezicht (van de Profeet, vrede zij met hem) werd rood van woede (toen hij 'Omar zag), totdat Aboe Bakr medelijden kreeg (met 'Omar) en door zijn knieën zakte en vervolgens tweemaal zei: ,,O Boodschapper van Allah, bij Allah! Ik heb hem het meeste onrecht aangedaan.” De Profeet (vrede zij met hem) zei toen: ,,Allah heeft mij naar jullie gezonden en jullie zeiden (toen): ,,Je liegt.”, terwijl Aboe Bakr zei: ,,Hij (Mohammad) spreekt de waarheid.” en hij stelde zichzelf en zijn gehele bezit in dienst van mij. Zullen jullie mijn vriend dan niet met rust laten (Hij zei dit twee maal)?” Hij (Aboe Bakr) werd daarna nooit meer lastig gevallen.” (al-Boechari)
[/SIZE][/FONT] [FONT=Book Antiqua][SIZE=3]Djoebair ibnoe Moet'iem overlevert: “Er kwam een vrouw bij de Profeet (vrede zij met hem), waarna hij haar opdroeg om (op een andere dag) terug te komen. Zij zei: “Wat als ik kom en ik jou niet tref? –alsof zij bedoeld; als je bent gestorven-” Hij antwoordde: “Als je mij niet (meer) treft, ga dan naar Aboe Bakr.” (al-Boechari)
[/SIZE][/FONT] [FONT=Book Antiqua][SIZE=3]Amr ibnoe al-'Aas overlevert dat de Profeet hem tot bevelhebber benoemde van het leger (die de strijd) van Dhaat as-Salaasil (zou gaan uitvechten). Ik kwam bij hem en vroeg hem: “Wie van de mensen is jou het meest geliefd?” Hij antwoordde: “'Aa’ieshah.” Hij (Amr ibnoe al-'Aas) zei: “(Ik bedoel) van de mannen.” Hij antwoordde: “Haar vader (Aboe Bakr).” Ik zei vervolgens: “En wie daarna?” Hij antwoordde: “Daarna 'Omar ibnoe al-Khattaab.” En daarna noemde hij nog andere mannen.” (al-Boechari)
__________________________________________________
[/SIZE][/FONT] [FONT=Book Antiqua][SIZE=4]'Umar Ibn Al-Khattaab[/SIZE][/FONT][FONT=Book Antiqua][SIZE=3][SIZE=4]
[/SIZE]
[/SIZE][/FONT] [FONT=Book Antiqua][SIZE=3]De Profeet (vrede zij met hem) zei: “Terwijl ik sliep, zag ik de mensen aan mij voorgeleid worden, terwijl zij gewaden droegen. Bij sommigen bereikten ze (de gewaden) de borst en bij sommigen bereikten ze niet eens (de borst). En toen kwam 'Omar ibn al-Khattaab voorbij met een gewaad die hij (over de grond) meesleepte. Ze (de metgezellen) vroegen: ,, Waar staan (de gewaden) in deze droom voor, o Boodschapper van Allah (vrede zij met hem)?” Hij antwoordde: ,,(Zij staan voor) het geloof!” (al-Boechari en Moeslim)
[/SIZE][/FONT] [FONT=Book Antiqua][SIZE=3]De Profeet (vrede zij met hem) zei: “(In mijn droom) betrad ik het Paradijs waar ik een huis of een paleis zag. Hierop zei ik: ,,Van wie is dit?” Zij antwoorden: ,,Dit is van 'Omar ibn al-Khattaab.” Ik wilde daarop naar binnen gaan, maar herinnerde mij toen jouw ghierah (eergevoel). 'Omar ibn al-Khattaab begon toen te huilen en zei: ,,O Boodschapper van Allah, hoe kan mijn gevoel van eer door u aangetast worden?” (al-Boechari en Moeslim)
[/SIZE][/FONT] [FONT=Book Antiqua][SIZE=3]De Boodschapper van Allah (vrede zei met hem) zei: “...Kalmeer jezelf, o Ibn al-Khattaab. Bij degene in Wiens Handen mijn ziel ligt, telkens als de shaitan jouw treft op zijn weg, dan neemt hij (uit angst voor jou) een andere weg.” (al-Boechari en Moeslim)
[/SIZE][/FONT] [FONT=Book Antiqua][SIZE=3]Ibn 'Abbas overlevert dat 'Omar op zijn draagbaar (lijkbaar) werd geplaatst waarna de mensen zich om hem heen verzamelden. Zij verrichtten smeekbeden voor hem voordat hij werd opgetild. En terwijl ik in de menigte stond greep iemand mij ineens bij mijn schouder. (Toen ik mij omkeerde) zag ik dat het 'Ali ibn Abi Taalib was die Allah om genade vroeg voor 'Omar. Hij zei: “Er is niemand na jou (o 'Omar) met wiens daden ik Allah het liefst zou willen ontmoeten, dan jouw daden. Bij Allah, ik vermoed dat Allah jou zal plaatsen bij jouw twee vrienden (De Profeet, vrede zij met hem en Aboe Bakr). Ik hoorde de Profeet (vrede zij met hem) vaak zeggen: “Ik en Aboe Bakr en 'Omar kwamen... Ik en Aboe Bakr en 'Omar gingen naar binnen... Ik en Aboe Bakr en 'Omar gingen naar buiten...” (al-Boechari en Moeslim)
__________________________________________________ __