Bekijk volle/desktop versie : Nederlandse moslima’s willen de vrijheid hebben om op hun manier hun geloof te uiten.



28-02-2009, 22:55
Nederlandse moslima’s willen de vrijheid hebben om op hun manier hun geloof te uiten.

‘We worden onderdrukt door de samenleving’

Cecile Hendriks

Breda – De Poldermoslima Hoofddoekbrigade wil eerlijke kansen op de arbeidsmarkt voor hoofddoekdragende vrouwen. Een stapje verder dan de hoofddoek gaat de nikab, zowel in lichamelijke bedekking als in de mate van discriminatie waar de vrouwen mee te maken krijgen. Twee Nederlandse moslima’s voelen zich beperkt door de samenleving: “We worden onderdrukt door de mensen om ons heen.”


Vanuit haar rode autootje stapt Rabi’a Frank (32) over het wit besneeuwde grasveld in een chimaar haar huis binnen in Breda. Eenmaal binnen ontdoet ze zich van dit zwarte gewaad dat haar hoofd, schouders en armen bedekt, maar haar gezicht vrijlaat. De schoenen worden ingeruild voor pantoffels en Rabi’a loopt naar de keuken om koffie te zetten. Het gebrom van het senseo-apparaat doorbreekt de stilte in huis. Rabi’a’s drie kinderen zijn naar school en volgens haar geloof mag ze geen muziek luisteren. Als Marie-Claire Jacobs (45) binnen is gekomen en hetzelfde kledingritueel heeft afgelegd, vult het geklets van de twee zusters-in-islam de woonkamer.

Drieënhalf jaar lang ging Rabi’a met een nikab over straat. Tijdens haar bedevaart naar Mekka in 2005 droeg ze er één en wilde sindsdien niet meer zonder. Noch de plannen van de overheid de nikab te verbieden, noch de verwensingen die ze dagelijks op straat naar haar hoofd geslingerd kreeg, hebben haar doen besluiten de nikab af te doen. “Toen ik mijn nikab droeg, vroeg ik mezelf wel af ‘ben ik vandaag sterk genoeg om naar de Ikea te gaan?’ Maar ik liet me niet belemmeren. Wel ging ik vaak op tijdstippen waarop ik dacht dat het niet druk zou zijn.”

Het was haar Marokkaanse man die moeite had met haar gezichtsbedekkende sluier. De hatelijke opmerkingen die zijn vrouw toegeroepen kreeg, waren voor hem moeilijk te verteren. Voor haar echtgenoot heeft Rabi’a de nikab afgedaan. Nu laat ze haar gezicht onbedekt. “Bij veel mensen heerst het idee dat het van de man moet,” vertelt ze. “Maar ik heb met die van mij juist strijd moeten voeren om hem te dragen.” Wat Rabi’a betreft gaat ze de nikab weer dragen, maar wanneer precies dat weet ze nog niet. “Naar de moskee draag ik hem nog wel.”

Ook Marie-Claire doet voor die gelegenheid een nikab aan. “Ik wil hem wel altijd dragen,” legt ze uit, “maar ik ben daar niet sterk genoeg voor. Met een chimaar hebben mensen al moeite. Ze denken dat je dom bent en analfabeet. Als ik in de winkel mijn boodschappen loop te doen, roepen ze ‘flikker op naar je eigen land!’, terwijl ik zo Nederlands ben als maar kan. Of ze fluisteren ‘waar heb je die bom verstopt?’. Bovendien heb ik een sollicitatieplicht als alleenstaande moeder met vier kinderen. Met een nikab lukt het niet om een baan te vinden.”

Voor haar werk als vrijwilligster bij Stichting Leergeld, past Marie-Claire haar kleding aan. Hiervoor moet ze bij gezinnen langs die geholpen worden met de kosten voor het schoolgeld voor hun kinderen. Haar lange gewaad ruilt ze dan in voor een kortere, tot net over de knieën, met een broek eronder. “Soms draag ik iets met een klein bloemetje erin, of een streepje.” De allochtone gezinnen waar ze komt, reageren juist positief op haar verschijning: “Daar is het ijs direct gebroken.” Of niet-moslims haar tegemoetkomingen ook opmerken betwijfelt ze. Ze vindt haar aanpassing zonde, maar hoopt dat ze daarmee net iets toegankelijker wordt.
Rabi’a is moeder en huisvrouw. “Mijn vriendenkring bestaat alleen uit moslims en daar ben ik blij om”, zegt ze. Bij hen voelt ze zich prettig. Bovendien is het gewoon zo gelopen. “Ik was jong toen ik moslim werd,” legt ze uit. “Het contact met vriendinnen van de middelbare school is op den duur verwaterd. Iedereen is welkom, maar ik ontmoet nu eenmaal meer moslims.” Rabi’a ziet het niet als een beperking. Iedereen gaat met bepaalde mensen om en niet met anderen.

Rabi’a was achttien toen ze zich bekeerde. Ze legde de shahadah af – de islamitische getuigenis dat er geen godheid is dan God –, bad vijf keer per dag en droeg een hoofddoek. “Als je net moslim wordt, ben je een soort spons. Je duikt erin. Ik kreeg er een soort high van.” Maar na een paar jaar wordt het normaal. Het vasten, het dragen van de hoofddoek en het vijf keer per dag bidden, vergen niet zoveel meer van je. Ik wilde weer iets doen wat echt wat van me vroeg. Ik wilde dat gevoel weer. Met de keuze voor het dragen van de nikab voelde ik me meer compleet. Het is de kers op de taart. Ik voel me er geweldig in.”

Rabi’a benadrukt dat het goede gevoel dat ze krijgt van de moeite die ze steekt in haar geloof niet iets oppervlakkigs is. “Islam is voor mij dé werkelijkheid. Ik geloof wat er in de Koran staat. Ik heb niet gekozen, ik gelóóf. De Koran is het woord van God. Ik geloof dat het de waarheid is. Ik geloof in het hiernamaals. Als ik dat niet zou geloven, zou ik al die dingen er niet voor over hebben. Alles wat ik doe, doe ik om beloning, ik doe het voor Allah.”

Als moslim gelooft Rabi’a dat toegang tot het paradijs afhangt van vroomheid. Niet alleen de intentie van de gelovige, maar ook handelingen kunnen beloning creëren. Na de dood weegt Allah de hoeveelheid vroomheid op een schaal en bepaalt zo of iemand het paradijs mag betreden. “Er is een meningsverschil tussen de islamitische geleerden over het wel of niet verplicht zijn van de nikab”, zegt Rabi’a. “Zelf denk ik dat het aanbevolen is, maar niet verplicht.” Het dragen van de nikab getuigt van vroomheid en vergroot haar mogelijkheid om in het paradijs te komen. “Het is een proces,” reflecteert Rabi’a op de inspanning voor haar geloof. “Bekeerlingen hebben meer gedrevenheid, hebben bewust gekozen. Ik hou van Allah, ik hou van islam. Allah is mijn grote liefde, daar wil ik de hele dag mee bezig zijn.”

Het proces van Marie-Claire is heel anders verlopen. Vijfentwintig jaar geleden trouwde ze met een Marokkaanse man die als gastarbeider naar Nederland was gekomen. Het mysterieuze geloof van haar islamitische echtgenoot verloor al snel zijn aantrekkingskracht toen bleek dat ze thuis moest blijven en geen inspraak had. Marie-Claire verliet samen met haar kinderen haar man. “Ik had een vreselijke afkeer gekregen van de islam. Ik dacht ‘hoe kan een geloof zo vrouwonvriendelijk zijn?’. Dat wilde er bij mij niet in.”

Toen haar oudste zoon op het verkeerde pad dreigde te raken, kwam Marie-Claire opnieuw in aanraking met het geloof waar ze niets meer mee te maken wilde hebben. “Mijn zoon kwam gelukkig goede vrienden tegen. Die hebben hem weer op het rechte pad getrokken. Het waren jongens met een islamitische achtergrond en zo kwam mijn zoon op een gegeven moment ook thuis met islamitische boekjes.”

“In het begin hadden we daar heftige discussies over. Maar hij zei ‘nee ma, je moet er eens over lezen’.” Marie-Claire begon te lezen en kreeg een heel ander beeld van de islam. “Ik dacht ‘zo erg is het nog niet’.” Ze ging halal koken voor haar zoons – want ook haar tweede zoon was moslim geworden – en zorgde ervoor dat ze meededen aan de vasten tijdens ramadan. Ondertussen bleef ze lezen over de islam.

“Op een gegeven moment voelde ik dat dit was waar mijn hart lag. Het voelde heel erg vertrouwd. Heel langzaam veranderde ik zelf ook mijn eetgewoontes. Ik maakte de stap om mijn kleding aan te passen en me volledig te bedekken. Uiteindelijk kwam ik drie jaar geleden in de moskee terecht. Mijn derde zoon heeft iets eerder dan ik de shahadah gedaan en mijn dochter afgelopen zomer.”

Sinds haar bekering draagt ook Marie-Claire dertienjarige dochter en hoofddoek. “Ik ben blij dat mijn dochter het recht heeft om zich niet ten toon te hoeven stellen aan de hele samenleving en ik vind het fijn dat ze dat zelf ook vindt”, zegt Marie-Claire. Ze hoopt dat haar dochter later de kans zal hebben om zelf de keuze te maken voor het dragen van de nikab. “Ze hoeft het niet te doen, als ze het doet, dan voor Allah, niet voor mij. Maar ik wil wel graag dat ze de keuze heeft.” Met een verbod zou ze die keuze niet meer hebben.

Volgens Marie-Claire en Rabi’a hanteert de Nederlandse samenleving een dubbele moraal. “Kijk maar naar de Gay Parade,” legt Marie-Claire uit, “mannen staan daar met niet meer dan drie touwtjes aan. En dat is allemaal leuk en dat wordt allemaal getolereerd. Maar als een moslimvrouw echt uit eigen wil iets aantrekt…” “Ik word onderdrukt”, vult Rabi’a aan. “Niet door mijn man, maar door de mensen om mij heen. Zo ervaar ik dat. Het gaat toch om mij en ik voel mij niet onderdrukt.”

“Ik ben gewoon mezelf,” vult Marie-Claire aan, “ik heb alleen mijn geloof en de regels die daar bijhoren en waar ik mij graag aan houd. Ik ga ook met mijn kinderen picknicken en langs het strand uitwaaien. Ik doe ook leuke dingen.” En alhoewel de twee vrouwen in de boerkini ‘nog niet dood gevonden willen worden’, gaan ze wel zwemmen. “Dan huren we een bad af,” zegt Rabi’a. “Zo lossen we dat op.”

Het identificatieprobleem dat de overheid oppert, ziet Rabi’a ook niet. “Sommige mensen zien ons als een soort barbamama’s, die zeggen dat we onherkenbaar zijn. Maar ik herken alle vrouwen met nikab meteen. Iedereen heeft toch een ander postuur, andere ogen. Bovendien zou ik best mijn nikab even omhoog willen doen als dat nodig is, op het vliegveld, of in de trein bijvoorbeeld. Ik ken geen moslima die daartoe niet bereid zou zijn.” De twee moslima’s zien de nikab niet als een gevangenis, maar als een manier om zich te uiten. “Kijk,” zegt Rabi’a die een nikab uit haar tas haalt, “hier is nu alle ophef over. Hoe veel vierkante centimeter zou het lapje stof zijn?”



http://meer.trouw.nl/nieuws-en-debat/nederlandse-moslima-niet-vrij-nikab-te-dragen