Bekijk volle/desktop versie : Adam of Eva of Melchizedek ook goddelijk ???



Pagina's : [1] 2

26-12-2008, 19:38
Bismillah

Met alle respect voor polytheïsten (die er geloven dat de Enige God Zijn Goddelijke eigenschappen aan andere schepselen in deze wereld heeft gegeven en daardoor goddelijk of goden zijn geworden) maar iemand of iets Gods zonen, goddelijk of tussenkomst persoon (object) tussen God en mensen noemen omdat er iemand geboren is zonder vader, zonder moeder of zonder die twee gewoon onaanvaardbaar en ongeloofwaardig is.

Iemand is geboren zonder biologische vader maakt van hem niets goddelijk anders moet Adam en Eva nog goddelijker zijn.

Hetzelfde verhaal voor Melchizedek

Over deze man wordt op drie plaatsen in de Bijbel geschreven: Gen.14, Ps.110 en Hebr.6-7.

Wie is Melchizedek? Was hij een gewoon mens die ‘toevallig’ op het toneel verscheen?; was hij Christus in mensengestalte?; was hij een beeld van Christus? Andere vraag: wat is de orde van Melchizedek, waarover in Ps.110 en Hebr.6-7 gesproken wordt?

Vooraf: Onderwijs over Melchizedek is vaste spijs. Hebr.5:10-14. De Hebreeën hadden een geestelijke groeiachterstand.

Melchizedek (Gen.14:18) = koning van Salem, priester van God de Allerhoogste (Welke God?)

Melchizedek (Hebr.7:2-3) = koning van Salem (= koning van vrede), priester van de Allerhoogste God, zijn naam betekent: ‘koning der gerechtigheid’ of ‘mijn koning is rechtvaardig’. Hebreeuwse naam!

Hij bracht Abram brood en wijn

Hij zegende Abram:

- Gezegend zij Abram door God de Allerhoogste, de schepper van hemel en aarde;

- Gezegend / geprezen zij God de Allerhoogste die uw vijanden in uw macht heeft overgeleverd.

Abram gaf aan Melchizedek tienden van alles (Gen.28:22 is de volgende keer dat hierover gesproken wordt).

Dit kan gezien worden als erkenning van Melchizedeks positie. De een zegent de ander en de ander geeft.

Priester van de Allerhoogste God, van EL-eljoon. Het gebruik van dit woord duidt in de Bijbel vaak op triomf vanwege het verslaan van vijanden (Ps.97:9; Dan.7:27).

We weten vanuit Genesis verder niets over Melchizedek: niets over het geslacht waaruit hij kwam, niets over zijn overlijden en de overdracht van zijn priesterschap.

Hebreeën 6-7

Hebr.7:3 wekt de indruk dat Melchizedek een Christofanie is, een Christus-verschijning.

Volgens 7:15 kan dat in ieder geval niet waar zijn, want Christus is een priester naar het evenbeeld van Melchizedek.

De schrijver van Hebreeën haalt Melchizedek aan om Christus in het Oude Testament aan te wijzen.

[INDENT]· Opvallend aan deze orde is allereerst de ‘eeuwige ambtstermijn’.

Het is erg vreemd dat van een priester geen geslacht etc. bekend is (Neh.7:64). Bij priesters was alles juist goed beschreven en met name ook de opvolging was belangrijk. Hebreeën gaat echter uit van de historische info vanuit het OT en heeft dus niet de beschikking over meer info dan in Gen.14 staat. Als zodanig heeft Melchizedek geen vader en moeder etc.

De gelijkenis tussen Melchizedek en Christus is inderdaad groot:

We weten niet wie de voorganger van Melchizedek was. Christus werd Hogepriester, maar niet vanwege afkomst, maar door op te staan (Hebr.7:16).

Melchizedeks priesterschap is (in de historische geschriften) nooit afgebroken en ook daarin lijkt hij op Christus; Christus’ priesterschap is ononderbroken; Hij hoeft het niet over te dragen omdat Hij niet sterft (Hebr.7:23-24). De SV vertaalt met ‘tot in eeuwigheid’ en dat is correct, want in de grondtekst staat er ook ‘voor de aioon’. Christus is Hogepriester voor de aioon. Hebr.6:20 ‘hogepriester wordende voor de aioon’.

· Ongebruikelijk aan deze orde is de combinatie koning-priester.

Vers 4-10 laten zien dat het priesterschap van Melchizedek hoger is dan dat van Aäron; van een hogere of andere orde. Levi gaf (in de persoon van Abraham) tienden aan Melchizedek. De orde van Melchizedek is echter niet alleen hoger, maar ook anders. De combinatie koning-priester kon in Israël niet voorkomen. De voorrechten van Levi en Juda (Gen.49:10) waren strikt gescheiden (vgl. 2Kron.26:16-21), maar in de orde van Melchizedek kan dit blijkbaar wel.

Jezus is nu al Koning, maar ook in de toekomende eeuw zal Hij letterlijk als Priester-Koning optreden (Ps.76:3; Jes.2:3-4). Ook Psalm 110 spreekt hierover. De Bijbel maakt onderscheid tussen de huidige (boze) eeuw (aioon) en toekomende eeuw: Gal.1:4, Ef.1:21. De toekomende eeuw breekt aan met de parousia van Christus (Luk.20:31 e.v.; 1Kor.15:23 e.v.).

Beide vallen in de tegenwoordige wereld (2Petr.3:7), die duurt tot en met het aanbreken van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde.



Psalm 110

Ook Ps.110 bevestigt dit: De Heer waarover David spreekt is priester ‘tot in de aioon’, naar de ordening van Melchizedek. Volgens Ps.110 zal er in de toekomst zo’n koning-priester zijn. In de aioon daarop zal er geen priester meer zijn (Op.21:22-23).

Zo bezien kun je ook het ‘brood en wijn’ typologisch zien. Brood = Jezus (Joh.6); wijn = beeld van leven uit de dood (most wordt door schifting in donkere kelders omgezet tot wijn).

En ook Salem krijgt in het licht van de toekomende koning een prachtige betekenis: Salem = Jeruzalem = ‘Hij zal voorzien in vrede’. Tijdens de parousia van de grote Koning zal er vrede zijn (Ps.72:7-8).


Deze passage uit Gen.14 laat iets zien van waar het in het groot (de dingen achter de dingen) om gaat. Abram voert een strijd tegen grote machten, maar hij overwint.

Melchizedek is een beeld van Jezus Christus. Hij is (nu al) de Koning-Priester en zal dat ook zijn in de toekomende eeuw. Dan zal, net als in Abrams dagen, na een oorlog in het beloofde land een Koning-Priester komen en het nageslacht van Abram zegenen met zegen en overvloed. Hij zal heersen in gerechtigheid en vrede en de aarde zal vol worden van de kennis des Heeren. Jes.9:6; Ps.85:10.

[/INDENT]

Wailikom salam

26-12-2008, 20:36


Jezus de hogepriester en onze beproevingen.

Hebr.8:1 De kern van mijn betoog is dat wij een hogepriester hebben die in de hemel plaatsgenomen heeft aan de rechterzijde van de troon van Gods majesteit en die de dienst vervult in het ware heiligdom, de tent die door de Heer en niet door mensenhanden is opgericht.
Hebr.7:25 Zo kan Hij ieder die door Hem tot God komt volkomen redden, omdat Hij voor altijd leeft en zo voor hen kan pleiten.


A: De oorsprong van beproevingen.
Job 1:6-12 Op een dag kwamen de hemelbewoners hun opwachting maken bij de HEER, en ook satan bevond zich onder hen. De HEER vroeg aan satan: Waar kom je vandaan? Hij antwoordde: Ik heb rondgezworven en rondgedoold op aarde. De HEER vroeg aan satan: Heb je ook op Mijn dienaar Job gelet? Zoals hij is er niemand op aarde: hij is rechtschapen en onberispelijk, hij heeft ontzag voor God en mijdt het kwaad. Satan antwoordde de HEER: Zou Job werkelijk zonder reden zoveel ontzag voor God hebben? U beschermt hem immers, evenals zijn gezin en alles wat hem toebehoort. U hebt het werk dat hij doet gezegend, zodat zijn bezit zich steeds meer uitbreidt. Maar als U Uw hand naar hem uitstrekt en aantast wat hem toebehoort, zal hij U ongetwijfeld in Uw gezicht vervloeken. Toen zei de HEER tegen satan: Goed, met alles wat van hem is mag je doen wat je wilt, maar raak Job zelf niet aan. Hierop vertrok satan.

A1: De oudste beproeving uit de Bijbel.
Het bijbelboek Job is het oudste boek van de Bijbel en de daarin beschreven gebeurtenissen hebben hoogstwaarschijnlijk plaatsgevonden na de zondvloed van Genesis 6-8 maar nog voor de komst van Abraham in Genesis 12. Job heeft namelijk een dermate hoge leeftijd bereikt dat hij qua leeftijd thuishoort in de tijd van Gen.11:10-26. Aan het begin van het boek Job had hij al 10 kinderen (Job 1:2) die allemaal volwassen geworden waren en in een eigen huis woonden (Job 1:4). Deze 10 kinderen vonden allemaal de dood (Job 1:19), maar na afloop van de maandenlange beproeving (Job 7:3) werd Job opnieuw gezegend en kreeg hij nog eens 10 kinderen (Job 42:13). Hierna leefde Job nog 140 jaar en zag hij zijn tweede serie kinderen opgroeien, maar ook nog kleinkinderen en achterkleinkinderen (Job 42:16); de conclusie is dat Job ver over de 300 jaar oud geworden is.
Het boek Job begint met een extreem dramatische gebeurtenis die ons bevattingsvermogen ver te boven gaat, want in Job 1:6-12 lezen we dat alle engelen in de hemel voor de troon van God verschijnen; maar onder hen zijn ook alle engelen die in zonde gevallen waren, en onder hen ook de satan. Satan was uit zijn oorspronkelijke positie verstoten, waardoor hij werkeloos rond moest zwerven in de schepping; op deze zwerftochten hield hij zich druk bezig met het tot zonde verleiden van mensen. Toch moest op gezette tijden verantwoording afleggen van zijn duistere praktijken, waarbij hij voortdurend te maken kreeg met opgelegde beperkingen in zijn rebellerende activiteiten.
Tijdens een van deze sessies voor de troon van God gebeurde er iets zeer opmerkelijks, zo opmerkelijk dat waarschijnlijk iedereen in de hemel met stomme verbazing de adem inhield. Nadat satan verantwoording had afgelegd waar hij geweest was, nam God de Heer het initiatief tot een strijd die tot op de dag van vandaag voortduurt. Let wel dat het niet de satan was die het initiatief nam, maar God Zelf nam het heft in handen tot deze strijd. God vroeg aan de satan of deze ook gezien had hoe rechtvaardig en onberispelijk Gods dienaar Job leefde, rechtschapen, zuiver en vol ontzag voor God. Satan nam de uitdaging met beide handen aan, omdat hij een mogelijkheid zag zijn eigen rebellie tegen God te rechtvaardigen; satan verklaarde de rechtvaardigheid van Job als huichelarij, omdat Job in zijn visie alleen maar aan de buitenkant rechtvaardig was vanwege de overvloed aan zegen die God hem gegeven had.
Job had 10 kinderen, hij bezat 7000 schapen en geiten, 3000 kamelen, 500 span runderen, 500 ezelinnen, en een onvoorstelbaar groot aantal slaven en slavin; en hij was de

26-12-2008, 20:37
Vervolg:

gerespecteerde man van het hele Oosten. Hij was waarschijnlijk op dat moment de rijkste man van de hele aarde, en er was niemand die openlijke kritiek op hem durfde te leveren. Job had in de visie van satan alle reden om een huichelaar tegen God te zijn en te doen alsof hij vroom en rechtvaardig was. De dieperliggende aanklacht van satan was dat God niet bij machte was om schepselen te maken die God alleen maar wilden dienen op basis van vrijwillige liefde; elke dienst aan God zou volgens satan alleen maar gebaseerd zijn op angst voor God, verplichting aan God en onvrijwillige dienstbaarheid. Vrijwillige liefde voor God zonder zegenrijke beloning bestond volgens satan niet, en volgens deze theorie zou zijn eigen rebellie tegen God onvermijdelijk zijn geweest; volgens deze theorie was satan immers onvolmaakt geschapen, en om die reden niet schuldig aan zijn rebellie.
God nam deze uitdaging aan en gebruikte Zijn dienaar Job om te bewijzen dat de aanklacht van satan volledig ongegrond was; de volmaakte God was vastbesloten om aan te tonen dat Hij in staat was dienaren te scheppen die vrijwillig bereid waren om Hem lief te hebben zonder dat daar een beloning aan verbonden was. God de Heer nam met pijn in Zijn hart (Job 2:3b) de muren van bescherming rond het leven van Job weg om satan de vrije toegang te geven tot alles wat Job bezat; alleen Job zelf bleef onder de bescherming van de Heer staan, en satan kreeg geen permissie om de gezondheid van Job aan te tasten.
We moeten hierbij goed begrijpen dat Job in de eerste hoofdstukken nooit geweten heeft wat er zich in de hemel afgespeeld had; hij heeft tijdens zijn hele beproeving nooit geweten dat het satan was die hem zoveel geweld aandeed. Job wist niet beter of het was God Zelf die hem al deze beproevingen deed overkomen, en in zekere zin was dat ook zo; God had Job nodig om de volmaakte liefdevolle soevereiniteit van God te verdedigen en te bewijzen dat God gediend kan worden door schepselen die Hem vrijwillig liefhebben. Al de furieuze aanvallen van satan op het gezin van Job en al zijn bezittingen mislukten volledig, en hij slaagde niet in zijn opzet. Daarna kreeg hij zelfs permissie om de gezondheid van Job volledig te ruïneren, maar hij kreeg geen ruimte om Job te doden. Zelfs deze aanval op het leven van Job mislukte volledig; in al deze beproevingen zondige Job niet en sprak hij geen enkel kwaad woord over God (Job 2:10).
De belangrijke betekenis van het boek Job is dat dit boek het oudste boek van de Bijbel is en ons inzicht geeft in de werkelijke oorzaak en het echte doel van beproevingen; we kunnen Job beschouwen als de vader van alle mensen die door beproevingen heengaan, zoals Abraham de vader van alle gelovigen wordt genoemd (Rom.4:11-12, Gal.3:7-9). Het leven van de man Job is een blauwdruk voor iedereen die door beproevingen heen gaat, en hij is een voorbeeld voor iedereen die als overwinnaar uit de beproevingen tevoorschijn komen wil. Want de God van Job wil de God zijn van iedereen die beproefd wordt.

A2: Het tweevoudige succes van God, onze Helper in beproeving.
Na het tweede hoofdstuk van het boek Job horen we niets meer over de satan, want hij werd volledig verslagen door de rechtvaardige Job die ondanks alles op God bleef vertrouwen. Wel probeerde satan in Job 4:12-21 via Elifaz, een van de drie vrienden van Job, het geloof van Job alsnog te ondermijnen via een valse beschuldiging; hier speelde satan nog zijn geliefde rol van aanklager (Openb.12:10b, Zach.3:1). Maar elke directe en indirecte aanval van satan werd door Job weerstaan vanuit zijn geloof. God de Schepper won glansrijk in dit conflict omdat Hij wist hoe krachtig Zijn genade in het leven van Job aan het werk was geweest. Maar deze hele beproeving werd ook door God gebruikt om nog een andere overwinning in het leven van Job te behalen.
In Job 1:1 lezen wij dat Job rechtschapen en onberispelijk was en dat hij een diep ontzag voor God had en altijd het kwaad probeerde te vermijden; maar toch had Job één groot probleem in zijn relatie met God. Hij had veel over God nagedacht, hij had de schepping bestudeerd, hij had met veel mensen gesproken, net als anderen had hij ook dromen van God ontvangen; maar in al deze informatie over God had zijn rechtvaardigheid wel tot een zuivere levensstijl geleid, maar zijn geestelijke groei had nooit geleid tot een zeer intieme hartsrelatie met God Zelf.
Job 42:5 Eerder had ik slechts over U gehoord, maar nu heb ik U met eigen ogen aanschouwd. Daarom herroep ik mijn woorden en buig ik mij neer……….

26-12-2008, 20:37
Vervolg:

De allereerste beproeving in de Bijbel werd door God gebruikt om twee belangrijke doelen te realiseren; in de eerste plaats werd de valse aanklacht van satan teniet gedaan en in de tweede plaats werd Job naar een veel hogere plaats van geestelijke intimiteit gebracht. Na afloop van de beproeving werd Job gezegend met het dubbele van wat hij bezat vóór de beproeving (vgl. Job 42:12 met Job 1:3); deze dubbele vergoeding wordt o.a. beloofd in Ex.22: 8, Jes.61:7 en Zach.9:12. God werd buitengewoon geëerd, satan werd volledig verslagen, en Job werd naar een veel hoger niveau van geestelijke intimiteit met God gebracht; dat is het eindresultaat van de allereerste beproeving in de Bijbel. Job is de vader en voorloper van allen die in hun geloof beproefd worden, en het resultaat van zijn beproeving is iets wat wij nooit uit het oog mogen verliezen; dankzij het louterende proces van beproeving leerde hij God veel beter kennen in een veel diepere intimiteit dat hij ooit tevoren had ervaren.
Hebr.12:4-13 U hebt in uw strijd tegen de zonde uw leven nog niet op het spel gezet. Kennelijk bent u de bemoediging vergeten die tot u als tot kinderen wordt gericht: Mijn zoon, je mag een vermaning van de Heer nooit terzijde schuiven en nooit opgeven als je door Hem terechtgewezen wordt, want de Heer berispt wie Hij liefheeft, straft elke zoon van wie Hij houdt. Houd vol, het betreft hier immers een leerschool, God behandelt u als Zijn kinderen. Welk kind wordt niet door zijn vader berispt? ……Hij berispt ons voor onze eigen bestwil, om ons te laten delen in Zijn heiligheid. Een vermaning lijkt op het moment zelf geen vreugde te brengen, slechts verdriet, maar op den duur plukt wie erdoor gevormd is er de vruchten van: een leven in vrede en gerechtigheid. Hef daarom uw slappe handen op, strek uw knikkende knieën, en kies rechte paden, zodat een voet die gekneusd is niet verder ontwricht raakt, maar juist geneest.

B: Beproeving als bewijs van waardigheid.
Hand.14:22 Ze bemoedigden de leerlingen en spoorden hen aan te volharden in het geloof, maar wezen hun erop dat wij pas na veel beproevingen het koninkrijk van God binnen kunnen gaan.
2Tess.1:4-5 Wij spreken in de gemeenten van God vol trots over uw standvastigheid en trouw onder de vervolgingen en onderdrukking die u moet doorstaan. Ze zijn het bewijs dat God rechtvaardig oordeelt door u Zijn koninkrijk, waarvoor u nu lijdt, waardig te achten.
Beproevingen zijn een middel waarmee de satan ons wil verleiden God de rug toe te keren en het geloof vaarwel te zeggen; beproevingen zijn ook een middel dat God gebruikt ons naar een hoger niveau van intimiteit met Hem te brengen. Maar er is nog een derde aspect aan beproeving, want het doorstaan van beproeving is een bewijs dat wij waardig bevonden zijn voor het koninkrijk van God. In dit aspect van beproevingen volgen wij onze Heer Jezus op de weg die Hij ook heeft afgelegd, want hoewel Jezus van vóór de eeuwigheid al de Zoon van God was, heeft ook Hij de weg van beproeving afgelegd om tot de volmaaktheid te komen, een volmaaktheid die Hem kwalificeerde voor het eeuwige koningschap.
Hebr.5:7-9 Christus heeft tijdens Zijn leven op aarde onder tranen en met luide stem gesmeekt en gebeden tot Hem die Hem kon redden van de dood en werd verhoord vanwege Zijn diep ontzag voor God. Hoewel Hij Zijn Zoon was, heeft Hij moeten lijden, en zo heeft Hij gehoorzaamheid geleerd. En toen Hij naar de uiteindelijke volmaaktheid gevoerd was, werd Hij voor allen die Hem gehoorzamen een bron van eeuwige redding,
Fil.2:6-9 Hij die de gestalte van God had, hield Zijn gelijkheid aan God niet vast, maar deed er afstand van. Hij nam de gestalte aan van een slaaf en werd gelijk aan een mens. En als mens verschenen, heeft Hij Zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood, de dood aan het kruis. Daarom heeft God Hem hoog verheven en Hem de naam geschonken die elke naam te boven gaat.
Het werkelijke verschil tussen beproeving en verleiding is dat beproeving van God komt in de hoop dat de beproeving ons naar een hoger niveau van geloof zal brengen, terwijl verleiding van de satan komt in de hoop dat de verleiding ons zal doen afdwalen van het geloof. In het proces van Gods verwachting dat wij zullen groeien in het geloof d.m.v. beproeving staat God in Zijn soevereine wijsheid toe, dat de vijand ons beproeft d.m.v. onderdrukking door mensen en verleiding tot zonde. In ieder mensenleven ontvangt satan permissie voor een

26-12-2008, 20:38


Vervolg:

bepaalde mate van beproeving, maar deze mate van beproeving is niet onbegrensd zoals we in het leven van Job gezien hebben. Ook in het leven van Petrus kreeg de satan een bepaalde hoeveelheid ruimte om Petrus te verleiden.
Luc.22:31 Simon, Simon, weet dat satan jullie voor zich heeft opgeëist om jullie als graan te mogen zeven.
Maar God onze Vader weet precies welke mate van beproeving wij kunnen verdragen, daarom is de intensiteit van de beproeving afgebakend; en wanneer wij de geestelijke wetten van het woord van God op het gebied van de beproeving verstaan, zullen wij in staat zijn om in een juiste hartsgesteldheid elke beproeving te overwinnen.
1Kor.10:12-13 Laat daarom iedereen die denkt dat hij stevig overeind staat oppassen dat hij niet valt. U hebt geen beproevingen te doorstaan die niet voor mensen te dragen zijn. God is trouw en zal niet toestaan dat u boven uw krachten wordt beproefd: Hij geeft u mét de beproeving ook de uitweg, zodat u haar kunt doorstaan.
Beproevingen zijn nodig om ons waardig te maken voor onze hoge roeping om deel te krijgen aan het eeuwige koninkrijk van God; beproevingen hebben het vermogen om ons om te vormen tot overwinnaars. Zowel de geschiedenis van het Joodse volk als de geschiedenis van de gemeente van Jezus staan vol met de verhalen van de martelaars die triomfantelijk overwonnen hebben temidden van vele beproevingen (Hebr.11). Het laatste boek van de Bijbel, het boek Openbaring, geeft een rijke schakering van beloningen aan hen die de beproevingen in het leven glansrijk overwinnen.
Openb.2:7 Wie overwint zal Ik laten eten van de levensboom die in Gods paradijs staat.
Openb.2:11 Wie overwint zal van de tweede dood geen schade ondervinden.
Openb.2:17 Wie overwint zal Ik van het verborgen manna geven, en ook een wit steentje waarop een nieuwe naam staat die niemand kent, behalve degene die het ontvangt.
Openb.2:26 Wie overwint en Mij navolgt tot het einde, zal Ik macht geven over alle volken.
Openb.3:5 Wie overwint zal zich ook in het wit kleden. Ik zal zijn naam niet uit het boek van het leven schrappen, maar juist voor hem getuigen ten overstaan van Mijn Vader en Zijn engelen.
Openb.3:12 Wie overwint maak Ik tot een zuil in de tempel van Mijn God. Daar zal hij voor altijd blijven staan. Ik zal op hem de naam schrijven van Mijn God en van de stad van Mijn God, het nieuwe Jeruzalem dat bij Mijn God vandaan uit de hemel zal neerdalen, en ook Mijn eigen nieuwe naam.
Openb.3:21 Wie overwint zal samen met Mij op mijn troon zitten net zoals Ikzelf overwonnen heb en samen met Mijn Vader op Zijn troon zit.
Openb.21:7 Wie overwint komen al deze dingen toe. Ik zal zijn God zijn en hij zal Mijn kind zijn.
Maar wat maakt ons nu tot werkelijke overwinnaars; is het hoofdzakelijk aan onze eigen volharding te danken dat wij overwinnen, of is er een andere oorzaak die maakt dat wij deel krijgen aan de overwinning die God ons belooft? Het leven van Petrus laat ons zien dat er veel meer is dan menselijke volharding waardoor wij overwinnaars worden.

C: Twee beproevingen in het leven van Petrus.
Petrus kreeg in zijn leven als volgeling van Jezus regelmatig te maken met beproeving, al was het alleen maar dat hij in aanraking kwam met de beproevingen waar Jezus mee te maken kreeg. Er zijn echter twee situaties waar Petrus wel bijzonder hard geconfronteerd werd met de verleiding van satan en waarin hij, Petrus, niet goed uit te voorschijn kwam. De eerste verleiding lezen we in Matt.16, waar Petrus in vers 16 het juiste antwoord op de vraag van Jezus had gegeven wie Hij volgens Zijn volgelingen was. Petrus antwoordde dat Jezus de Joodse Messias, de Zoon van de levende God was; en Jezus complimenteerde hem met het goede antwoord dat hij op inspiratie van de Vader in de hemel had ontvangen. Direct daarop begon Jezus Zijn volgelingen te onderwijzen over Zijn lijden, Zijn dood en Zijn opstanding. Petrus, die nog in de glorie van het kersverse compliment leefde, voelde de misleiding van satan niet en liep rechtstreeks in de val.
Matt.16:22-23 Petrus nam Hem ter zijde en begon Hem fel terecht te wijzen: God verhoede het, Heer! Dat zal U zeker niet gebeuren! Maar Jezus keerde hem de rug toe met de

26-12-2008, 20:38
Vervolg:

woorden: Ga terug, achter Mij, satan! Je zou Me nog van de goede weg afbrengen. Je denkt niet aan wat God wil, maar alleen aan wat de mensen willen.
Binnen enkele minuten na de schitterende openbaring van de Vader aan Petrus bezweek Petrus voor de misleidende insinuaties van de satan; hij moet wel zeer geschokt geweest zijn door de felle reactie van Jezus die duidelijk maakte, dat Petrus net zo vatbaar voor de leugens van satan was als voor de waarheid van de Vader. Ik weet niet hoeveel tijd hij nodig heeft gehad om deze reactie van Jezus te verwerken, maar het zal hem zeker de nodige pijn hebben bezorgd dat hij bezweek voor een leugengedachte van de vijand. Maar een tweede teleurstelling in zichzelf liet niet lang op zich wachten.
Matt.26:31-35 Onderweg zei Jezus tegen hen: Jullie zullen Mij deze nacht allemaal afvallen ……… Petrus zei daarop tegen Hem: Misschien zal iedereen U afvallen, ik nooit! Jezus antwoordde hem: Ik verzeker je: deze nacht zul je, nog voor de haan gekraaid heeft, Mij driemaal verloochenen. Petrus zei: Al zou ik met U moeten sterven, verloochenen zal ik U nooit.
Hoe verschrikkelijk moet Petrus in zichzelf teleurgesteld zijn geweest toen hij enkele uren later driemaal ontkende dat hij een volgeling van Jezus was; dat voor hem zo verschrikkelijke drama eindigde met een verschrikkelijke huilbui (Matt.26:75b). Maar Jezus wachtte op het moment waarop Hij Petrus weer volledig kon rehabiliteren; die gebeurtenis vond plaats aan het eind van het evangelie van Johannes.

C1: Petrus’ teleurstelling in zichzelf.
Joh.21:3 Petrus zei: Ik ga vissen …… maar de hele nacht vingen ze niets.
De grote vraag is waarom Petrus weer ging vissen; het was weliswaar zijn oude beroep (Luc.5:1-11), maar dat had hij opgegeven om Jezus te kunnen volgen. Hij ging niet vissen omdat ze geld nodig hadden, en hij ging ook niet vissen als recreatie. Hij pakte zijn oude beroep weer op, omdat hij diep teleurgesteld was in zichzelf, want hij had driemaal Jezus verloochend. Petrus nam afstand van de roeping, die Jezus voor hem had bestemd, namelijk om een visser van mensen te zijn (Luc.5:10); hij trok zich terug uit de bediening om mensen te vangen voor Jezus omdat hij niet eens zichzelf kon vangen.
Als wij de zondigheid van onze natuurlijke mens ontdekken, komen we in een crisis en redeneren wij, dat het te pijnlijk is om ons uit te strekken naar de hoogste dingen van God, omdat wij geloven dat wij voortdurend zullen falen. Het lijkt gemakkelijker te zijn om te leven in een oppervlakkige relatie met Jezus dan de pijn van mislukking onder ogen te moeten zien.
Petrus distantieerde zich van geestelijk leiderschap, omdat hij zich niet gekwalificeerd voelde voor apostelschap. Zijn hart was zo gewond geraakt, omdat hij tot drie keer toe Jezus had verloochend; hij had het gevoel dat hij de Heer ernstig had teleurgesteld. Hij kon Jezus niet onder ogen komen vanwege zijn ernstige mislukking.
Op zo’n moment willen wij van de Heer wegrennen, terwijl wij juist naar Hem toe moeten rennen. Petrus voelde zich mislukt als geestelijke visser, en daarom keerde hij terug naar het beroep van natuurlijke visser, want daar was hij wel goed in. Mislukken als gewone visser is minder erg dan mislukken als apostel; in dat laatste kon hij God nooit meer onder ogen komen. In zo’n situatie kunnen mensen de toekomst niet onder ogen zien, omdat ze bang zijn opnieuw te falen. We nemen dan genoegen met een minder diepe relatie met Jezus, niet omdat we niet meer van Hem houden, maar omdat we bedekt zijn met schaamte vanwege de mislukkingen. Schaamte verhindert ons om in contact met God te komen; en zo was het ook met Petrus.

C2: Herstel van de relatie.
Joh.21:15 ……sprak Jezus Simon Petrus aan: Simon, zoon van Johannes, heb je Mij lief, meer dan de anderen hier? Petrus antwoordde: Ja, Heer, U weet dat ik van U hou.
Joh.21:16 Nog eens vroeg Hij: Simon, zoon van Johannes, heb je Me lief? Hij antwoordde: Ja, Heer, U weet dat ik van U hou.
Joh.21:17 ……en voor de derde maal vroeg Hij hem: Simon, zoon van Johannes, hou je van Me? Petrus werd verdrietig omdat Hij voor de derde keer vroeg of hij van Hem hield. Hij zei: Heer, U weet alles, U weet toch dat ik van U hou.

26-12-2008, 20:39
Vervolg:

Jezus vroeg driemaal dezelfde vraag aan Petrus: Simon, heb je Mij lief? Deze vraag moet Petrus’ hart doorboord hebben met een gevoel van pijn en teleurstelling in zichzelf. Maar Jezus stimuleerde Petrus juist om terug te keren naar dezelfde kwaliteit van relatie die hij met Jezus had, voordat hij Hem driemaal verloochende. Door hem driemaal te laten zeggen, dat hij van Jezus hield, liet de Heer aan Petrus zien, dat hij wel degelijk van Jezus hield. Maar nog belangrijker was dat Petrus in de gaten kreeg dat Jezus al die tijd geweten had van zijn zwakheid, maar dat Hij desondanks altijd van Petrus was blijven houden. Jezus hield ook van Petrus in de zwakheid van zijn natuurlijke mens.
Wanneer God ons een vraag stelt, doet Hij dat niet om informatie te krijgen, want God weet alles over ons. Jezus stelde Petrus driemaal een vraag, opdat Petrus inzicht zou krijgen in zichzelf. Jezus wist dat Petrus van zijn Heer hield, maar Petrus wist dat zelf niet meer. Petrus was niet gaan twijfelen aan Jezus, maar hij was gaan twijfelen aan zichzelf. Op dezelfde manier vroeg God aan Adam: Waar ben je? (Gen.3:9). God wist heel goed waar Adam was; Hij wist precies achter welke struik hij verborgen zat. Maar God wilde Adam de waarheid laten zien over waar hij als mens terecht gekomen was in zijn geestelijke situatie.
Jezus wist van tevoren, dat Zijn leerlingen Hem in de steek zouden laten; Hij wist dat Petrus Hem driemaal zou verloochenen. Hij wist dat omdat Hij de zwakheid van hun natuurlijke mens kende. Maar Jezus wist ook dat zij Hem allemaal liefhadden (behalve Judas) en dat zij met heel hun hart Hem wilden volgen; Jezus wist dat zij een gewillige geest hadden. Jezus herstelde Petrus in zijn relatie met de Heer door hem te laten belijden, dat hij Jezus liefhad. Jezus zei in feite: “Petrus, Ik weet dat jij Mij liefhebt. Als Ik naar jou kijk, zie Ik een gewillige geest, die Mij liefheeft. Ik weet ook dat jouw natuurlijke mens zwak is, maar Ik zie het diepe verlangen in jou om Mij lief te hebben en Mij te volgen. En Ik wil dat jij dat ook over jezelf weet.”
Jezus brak de schaamte in het hart van Petrus weg door hem driemaal te laten belijden, dat hij Jezus liefhad. En Petrus kwam tot de erkenning dat Jezus inderdaad wist, dat hij, Petrus, van Jezus hield. “Heer, U weet alles, u weet toch dat ik van U hou.” Jezus bracht Petrus terug in een liefdevolle relatie met zijn Heer, waarin geen plaats meer was voor schaamte. En zo bracht Jezus hem ook terug in zijn bediening om een visser van mensen te zijn.

D: Jezus de Hogepriester.
Luc.22:31-32 Simon, Simon, weet dat satan jullie voor zich heeft opgeëist om jullie als graan te mogen zeven. Maar Ik heb voor je gebeden opdat je geloof niet zou bezwijken. En als jij eenmaal tot inkeer bent gekomen, moet jij je broeders sterken.
Deze uitspraak van Jezus laat ons het werkelijke geheim zien van onze overwinning in beproevingen; in deze tekst laat Jezus zien dat de satan een bepaalde mate van ruimte kreeg om de volgelingen van Jezus te mogen beproeven, maar tegelijkertijd laat Jezus de echte reden zien waarom wij standhouden in beproeving en niet bezwijken voor verleiding. De werkelijke reden van onze volharding vinden wij niet in onszelf maar in de identiteit en de bediening van Jezus als hogepriester voor Zijn volk; Jezus bidt voor Zijn gemeente. Het is een groot mysterie, maar al bijna 2000 jaar lang zit er een Mens aan de rechterzijde van God de Vader op Zijn troon en deze Mens bidt voor ons met een volharding die ons begrip ver te boven gaat.
Ik ben ervan overtuigd dat Jezus ook bad voor Job in zijn beproevingen, maar sinds Zijn overwinning op het kruis van Golgotha, Zijn opstanding uit de dood en Zijn hemelvaart heeft de bediening van Jezus als hogepriester een wereldwijde omvang gekregen met een enorme intensiteit die effectief is over de miljoenen gelovigen die door het evangelie tot geloof zijn gekomen. Elke nieuwe bekeerling wordt vanaf zijn of haar wedergeboorte onmiddellijk toegevoegd aan de lijst van gebed van Jezus de hogepriester; geen enkele volgeling van Jezus heeft ooit in zijn of haar leven ook maar één enkele seconde moeten doorbrengen zonder de ondersteunende voorbede van Jezus. Deze bediening van Jezus als hogepriester wordt tot in de details uitgewerkt in de brief aan de Hebreeën; hier zijn enkele teksten.
Hebr.2:17 Daarom moest Hij in alles gelijk worden aan Zijn broeders en zusters; alleen dan zou Hij in aangelegenheden tussen God en Zijn volk een barmhartige en betrouwbare hogepriester zijn, die verzoening bewerkt voor hun zonden.

26-12-2008, 20:43
Vervolg:

Hebr.3:1 U allen, heilige broeders en zusters, die deel hebt aan de hemelse roeping, richt uw aandacht op Jezus, de apostel en hogepriester van het geloof dat wij belijden,
Hebr.4:14 Nu wij een hooggeplaatste hogepriester hebben die de hemel is doorgegaan, Jezus, de Zoon van God, moeten we vasthouden aan het geloof dat we belijden.
Hebr.4:15 Want de hogepriester die wij hebben is er een die met onze zwakheden kan meevoelen, juist omdat Hij, net als wij, in elk opzicht op de proef is gesteld, met dit verschil dat Hij niet vervallen is tot zonde.
Hebr.5:1 Wie uit het volk tot hogepriester wordt gekozen, wordt aangesteld om tussen God en de mensen te bemiddelen, om gaven en offers te brengen voor de zonden.
Hebr.7:26-28 Een hogepriester als Hij hadden we ook nodig, iemand die heilig, schuldeloos en zuiver is, van de zondaars afgescheiden en ver boven de hemel verheven. Hij hoeft niet, zoals de andere hogepriesters, elke dag eerst offers op te dragen voor Zijn eigen zonden en dan voor die van het volk; dat heeft Hij immers voor eens en altijd gedaan toen Hij het offer van Zijn leven bracht. De wet stelt mensen aan als hogepriester, en mensen zijn behept met zwakheid, maar met de bekrachtiging onder ede die later werd uitgesproken dan de wet, is de Zoon aangesteld, die voor altijd de volmaaktheid heeft bereikt.
Hebr.8:1 De kern van mijn betoog is dat wij een hogepriester hebben die in de hemel plaatsgenomen heeft aan de rechterzijde van de troon van Gods majesteit
Hebr.9:11-12 Christus daarentegen is aangetreden als hogepriester van al het goede dat ons is toebedacht: Hij is door een indrukwekkender en volmaakter tent, die niet gemaakt is door mensenhanden en niet behoort tot onze schepping, voor eens en altijd het hemelse heiligdom binnengegaan …… Zo heeft Hij een eeuwige verlossing verworven.
Dit onderwijs over Jezus de hogepriester was op dat moment het meest noodzakelijke en daardoor ook het beste onderwijs dat de lezers van de Hebreeënbrief konden krijgen, want zij liepen het gevaar uit de koers te raken (2:1). Ook dreigden ze hun aandacht te verliezen voor de enorme reikwijdte van de alles omvattende redding door Jezus (2:3), en liepen ze gevaar koppig te worden in rebellie door God te beproeven (3:8-9). Ze werden vanuit hun eigen binnenste bedreigd door een kwaadwillig en ongelovig hart dat bezig was af te vallen van de levende God (3:12) en halsstarrig te worden door de verleiding van zonde (3:13). Ze wekten de schijn dat ze de gelegenheid van redding aan zich voorbij lieten gaan (4:1) en leken het voorbeeld van ongehoorzaamheid uit het Oude Testament te volgen (4:11). Goed en degelijk onderwijs was aan hen nog niet besteed, omdat ze nog erg traag van begrip waren (5:11) en nog waren aangewezen op kinderlijk voedsel (5:12).
Ze werden bedreigd door een dermate vreselijke afval van het geloof dat ze niet meer tot bekering zouden kunnen komen (6:6). Sommigen bleven al weg uit de samenkomsten en misten daardoor de geestelijke bemoediging van anderen (10:25); weer anderen waren zelfs willens en wetens aan het zondigen (10:26). Er was sprake van verwaarlozing van het geloof door terug te deinzen en ten onder te gaan (10:39); in hun strijd tegen de zonde hadden ze nog niet alles op alles gezet (12:4). Bovendien waren ze vergeten dat het leven op aarde als volgeling van Jezus een leerschool is (12:5-7); en ze werden bedreigd door het grote gevaar de stem van God te negeren (12:25). Wel moet gezegd worden dat ze niet een gemakkelijk leven leidden vanwege de vervolgingen, publiekelijke smaad en gevangenschap, en zelfs beroving van hun bezit (10:32-34).
De kernboodschap van de Hebreeënbrief is, dat wanneer wij door perioden van beproeving of lijden gaan, wij altijd de persoon van Jezus Christus en Zijn bediening als hogepriester voor ogen moeten houden. Er is geen bemoediging zo krachtig dan het besef dat God mens geworden is in Jezus Christus, en dat deze God-Mens dezelfde weg is gegaan als wij allemaal hebben te gaan. En in veel opzichten heeft Jezus op het kruis een lijden ondergaan dat aan velen van ons voorbijgaat; maar het is juist door Zijn lijden dat Jezus de meest bekwame voorbidder is die alle macht in hemel en op aarde heeft om ons te ondersteunen in perioden van beproeving.
Hebr.2:1 Daarom moeten wij al onze aandacht richten op wat we gehoord hebben, dan zullen we niet uit de koers raken.
Hebr.3:1 U allen, heilige broeders en zusters, die deel hebt aan de hemelse roeping, richt uw aandacht op Jezus, de apostel en hogepriester van het geloof dat wij belijden.

26-12-2008, 20:43
Vervolg:

Hebr.3:6 Christus echter is trouw als Zoon die over dat huis is aangesteld. Wij vormen dat huis, mits we trots en zonder schroom vasthouden aan datgene waarop wij hopen.
Hebr.4:14 Nu wij een hooggeplaatste hogepriester hebben die de hemel is doorgegaan, Jezus, de Zoon van God, moeten we vasthouden aan het geloof dat we belijden.
Hebr.10:23 Laten we zonder te wankelen datgene blijven belijden waarop we hopen, want Hij die de belofte heeft gedaan is trouw.
Hebr.12:2 Laten we daarbij de blik gericht houden op Jezus, de grondlegger en voltooier van ons geloof: denkend aan de vreugde die voor Hem in het verschiet lag, liet Hij zich niet afschrikken door de schande van het kruis. Hij hield stand en nam plaats aan de rechterzijde van de troon van God.
Het hogepriesterschap van Jezus bevat vele mysteries waarvoor wij ons hele leven op aarde nodig hebben om te doorgronden, want de motivatie van Jezus tot Zijn lijden en sterven aan het kruis en Zijn bediening als hogepriester bevat eeuwige dimensies en wordt gevoed door een vreugde die ons verstand ver te boven gaat.
Hebr.12:2 Laten we daarbij de blik gericht houden op Jezus, de grondlegger en voltooier van ons geloof: denkend aan de vreugde die voor Hem in het verschiet lag, liet Hij zich niet afschrikken door de schande van het kruis. Hij hield stand en nam plaats aan de rechterzijde van de troon van God.
De identiteit van Jezus als hogepriester en voorbidder aan de rechterhand van de Vader in de hemel bevat dimensies die ons voorstellingsvermogen te boven gaan, maar wel is zeker dat het grote geheim achter onze volharding bestaat in het feit dat Hij voor ons bidt en pleit bij de Vader. Jezus kan door Zijn eeuwige hogepriesterschap iedereen volkomen redden vanuit elke denkbare situatie, wanneer wij via Hem tot de Vader gaan (Hebr.7:25, Rom.8:34) en niets in deze wereld zal ons kunnen scheiden van de liefde van God in Christus Jezus (Rom.8:35-39). Er zijn door de hele kerkgeschiedenis heen martelaren geweest die vele beproevingen hebben doorstaan die elke menselijk bevattingsvermogen te boven gaan, maar zij hebben overwonnen. Terecht heeft Paulus gezegd dat God trouw is en dat Hij niet zal toestaan dat wij boven onze krachten beproefd worden, omdat de Vader voor de juiste uitweg zal zorgen.
1Kor.10:12-13 Laat daarom iedereen die denkt dat hij stevig overeind staat oppassen dat hij niet valt. U hebt geen beproevingen te doorstaan die niet voor mensen te dragen zijn. God is trouw en zal niet toestaan dat u boven uw krachten wordt beproefd: Hij geeft u mét de beproeving ook de uitweg, zodat u haar kunt doorstaan.
Het is mijn veronderstelling dat deze uitweg niet hetzelfde is als een of andere gemakkelijke ontsnappingsroute, want geloofshelden hebben in het verleden weliswaar door hun geloof de vijand overwonnen en zijn vaak aan de dood ontsnapt (Hebr.11:33-34), maar weer anderen werden gemarteld tot aan de dood en ze wilden van geen vrijlating weten omdat ze uitzagen naar een betere vrijlating in de vorm van de opstanding (Hebr.11:35). De echte uitweg uit ons beproevingen is niet een methode van God maar een Persoon in de vorm van Jezus de hogepriester. Zijn volmaakte voorbede is volledig toegewijd vanwege Zijn gepassioneerde en hartstochtelijke hart dat overstroomt van grenzeloze en oneindige liefde voor Zijn bruid, dat is de gemeente. De ware uitweg uit beproevingen loopt altijd via Hem die gezegd heeft dat Hij de weg en de waarheid en het leven is (Joh.14:6); daarom zal Gods uitweg in de beproeving ons altijd dichter bij Jezus brengen. Zo ontdekte ook Job aan het einde van zijn beproeving, dat hij als resultaat van zijn lijden God veel beter had leren kennen (Job 42:5); en hij stierf op hoge leeftijd en hij verliet het leven met een intens gevoel van verzadiging door zijn enorm gegroeide intieme relatie met God (Job 42:17).

E: Jezus de Koning-Hogepriester.
Hebr.2:8b-9 Doordat de Vader alles aan Jezus onderworpen heeft, rest er niets dat niet onder Zijn gezag is gesteld. Dat alles aan Hem onderworpen is, zien wij echter nu nog niet; wel zien we dat Jezus, die voor korte tijd lager dan de engelen geplaatst was opdat Zijn dood door Gods genade iedereen ten goede zou komen, vanwege Zijn lijden en dood nu met eer en luister gekroond is.

26-12-2008, 20:44
Vervolg:

De Hebreeënbrief begint in hoofdstuk 1 onze aandacht meteen te concentreren op het feit dat Jezus de Zoon van God is die na het voltooien van de reiniging der zonde plaats heeft genomen aan de rechterhand van Gods majesteit in de hemelen (Hebr.1:3). Vervolgens beschrijft de schrijver hoe oneindig Jezus verheven is boven de engelen, omdat Hij de eeuwige Zoon van God is met een veel hogere naam dan zij hebben. In hoofdstuk 2 wordt onze aandacht eerst bepaald bij deze hoge positie van Jezus, waarbij de schrijver grote nadruk legt op het feit dat God de Vader alle dingen in de hemel en op aarde aan Jezus onderworpen heeft (Hebr.2:5-8). Maar onmiddellijk voegt de schrijver er in vers 8b aan toe dat wij als kinderen van God op aarde nog niet kunnen zien dat Jezus de macht heeft over alle dingen in de hemel en op aarde (Matt.28:18). Wat wij echter wél kunnen zien is dat Jezus met eer en luister gekroond is vanwege Zijn lijden en dood. Het hoofdthema van de Hebreeënbrief is dat wij een Hogepriester hebben in de hemel die tegelijkertijd een Koning is; zo leren wij Jezus kennen in Zijn tweevoudige functie als Koning-Hogepriester.
Hebr.8:1 De kern van mijn betoog is dat wij een hogepriester hebben die in de hemel plaatsgenomen heeft aan de rechterzijde van de troon van Gods majesteit en die de dienst vervult in het ware heiligdom, de tent die door de Heer en niet door mensenhanden is opgericht.
De functie van Jezus als Koning-Hogepriester wordt in het Oude Testament geprofeteerd in Psalm 110, waar in vers 1 gesproken wordt over de soevereine heerschappij van Jezus, in vers 2 over de geestelijke heerschappij van Jezus, in vers 4 over de priesterlijke heerschappij van Jezus, en in vers 5-6 over de rechterlijke heerschappij van Jezus. In deze psalm wordt Jezus omschreven als de Koning-Hogepriester naar de ordening van een andere koning Melchisedek, die tegelijkertijd ook priester was in de stad Salem, dat is het huidige Jeruzalem (Gen.14:18-20). Deze Melchisedek wordt in Hebr.5:6+10, 6:20 genoemd, maar de vergelijking tussen hem en Jezus wordt in hoofdstuk 7 helemaal uitgewerkt. De betekenis van Jezus in Zijn tweevoudige bediening als Koning-Hogepriester is het bijzondere hoogtepunt uit de hele Hebreeënbrief (Hebr.8:1). Want Jezus heeft als Koning alle macht in hemel en op aarde ontvangen, maar Hij oefent deze macht uit in volledige harmonie met Zijn bediening als Hogepriester.
Zach.6:12-13 Dit zegt de HEER van de hemelse machten: Let op, een man met de naam Telg, die aan de stam zal uitbotten, herbouwt de tempel van de HEER. Hij is het die de tempel van de HEER zal herbouwen; hij is het die de koninklijke waardigheid zal dragen en zal heersen vanaf zijn troon. Er zal ook een priester zijn op een eigen troon, en samen zullen zij het land in goede vrede besturen.
De profeet Zacharia profeteerde over een koning die de tempel van de Heer zal herbouwen en die met koninklijke waardigheid zal heersen vanaf zijn troon. Tegelijkertijd zal er ook een priester zijn op zijn eigen troon, en deze koning en deze priester zullen samen het land in goede vrede besturen. Dit is een profetie over onze Heer Jezus Christus die zowel de Koning als de Priester uit deze profetie is; onze Heer verenigt de Koning en de Priester in één en dezelfde bediening. Ook David ontving een belofte dat de Heer hem een zoon zou geven die het huis van de Heer zou bouwen en tegelijkertijd een koning op de troon van Israël zou zijn; deze belofte wordt ook vervuld in Jezus, de Zoon van David.
1Kron.17:11-14 Wanneer je leven voorbij is en je met je voorouders verenigd wordt, zal Ik je laten opvolgen door een van je eigen nakomelingen en hem een bestendig koningschap schenken. Hij zal voor Mij een huis bouwen, en Ik zal ervoor zorgen dat zijn troon nooit wankelt. Ik zal een vader voor hem zijn en hij voor Mij een zoon, en Ik zal hem nooit Mijn gunst ontnemen zoals je voorganger. Ik zal hem voor eeuwig aanstellen in Mijn huis en in Mijn koninkrijk, en zijn troon zal nooit wankelen.
Jezus is van eeuwigheid aan de Zoon van God geweest, maar als Mens is Hij ook de Zoon van David (Rom.1:3-4); en als Zoon van David heeft Jezus dezelfde mentaliteit als Zijn aardse voorvader David. In 2Sam.6 kunnen we lezen hoe David als koning van heel Israël de ark van God naar Jeruzalem bracht om deze ark in een speciaal daarvoor ingerichte tent neer te zetten, zodat de aardse tegenwoordigheid van God terug werd gebracht naar de hoofdstad Jeruzalem. Bij deze gelegenheid echter trok David zijn koninklijke mantel uit en danste hij vol overgave voor de ark uit in een linnen priestergewaad (2Sam.6:14,

26-12-2008, 20:45
Vervolg:

1Kron.15:27). De boodschap die David daarmee aan het volk gaf, was dat hij dan wel van Godswege de koning van Israël was, maar dat hij diep in zijn hart veel liever een priester was geworden. De belangrijke boodschap voor ons is dat een echte koning altijd een priestergewaad onder zijn koninklijke mantel draagt, en dat is ook het geval met Jezus de Koning-Hogepriester. Wanneer wij ons leven aan Jezus geven, komen wij tot de ontdekking dat Hij de hoogste Heer is die de heerschappij heeft over hemel en aarde (Efez.1:10), en het hoogste gezag over alle mensen (Fil.2:9-11). God regeert op Zijn heilige troon, maar deze troon blijkt in werkelijkheid ook de troon der genade te zijn, waar wij naartoe kunnen gaan als wij hulp nodig hebben en op zoek zijn naar barmhartigheid en genade (Hebr.4:16). Wanneer wij in onze beproevingen onze hulp zoeken bij Jezus, blijkt dat Zijn koninklijke gewaad tegelijkertijd ook een priestergewaad is, zodat de hulp van onze Koning tegelijkertijd de hulp van een Hogepriester is die volmaakte voorbede voor ons doet bij de Vader. Ook de apostel Johannes zag aan het begin van zijn visioenen in het boek Openbaring Jezus staan als Koning-Hogepriester.
Openb.1:12b-16 Toen zag ik zeven gouden lampenstandaards, en daartussen Iemand die eruitzag als een mens. Hij was gekleed in een lang gewaad en had een gouden band om Zijn borst. Zijn hoofd en Zijn haren waren wit als witte wol of als sneeuw, en Zijn ogen waren als een vlammend vuur. Zijn voeten gloeiden als brons in een oven. Zijn stem klonk als het geluid van geweldige watermassa’s. In Zijn rechterhand had Hij zeven sterren en uit Zijn mond kwam een scherp, tweesnijdend zwaard. Zijn gezicht schitterde als de felle zon.
Wanneer wij gaan beseffen dat de heerschappij van Jezus als Koning in volmaakte harmonie samenwerkt met Zijn bediening als Hogepriester, zullen wij een besef van veiligheid kunnen ontwikkelen die tot in het diepst van ons wezen doordringt. Want in al onze beproevingen worden wij ondersteund in onze omstandigheden door de macht en door de heerschappij van de Koning der koningen, maar tegelijkertijd worden wij gesterkt in onze inwendige mens door de voorbede van onze grote Hogepriester. Deze gecombineerde samenwerking van koninklijke heerschappij en priesterlijke voorbede is de absolute garantie voor overwinning in elke vorm van beproeving.
Dit ontslaat ons echter niet van de verantwoordelijkheid om met de inzet van ons hele hart en leven tot de troon der genade te gaan om hulp te zoeken bij God de Vader, want het hogepriesterschap van Jezus functioneert pas optimaal wanneer wij door Hem tot God gaan. De voorbede van Jezus maakt ons eigen persoonlijke gebedsleven niet overbodig, maar geeft juist overvloedige energie en grote vrijheid om met des te meer vrijmoedigheid naar de Vader te gaan om van Hem alle genade en barmhartigheid te ontvangen die wij in elke vorm van beproeving nodig hebben.
Hebr.7:25 Zo kan Hij ieder die door Hem tot God komt volkomen redden, omdat Hij voor altijd leeft en zo voor hen kan pleiten.

26-12-2008, 20:55
Wij moslims hebben niets aan bijbel, en bijbel is geen bewijs.
En alles wat jij zegt, daar hebben we niets aan!!!
Allah gaf ons Koran als leiding voor de rechtgeleiden, en die niets tekort komt, en waaraan niets toegevoegd kan worden. Die altijd in zijn originele staat is gebleven en zal zo blijven.

26-12-2008, 20:55


In de naam van God,

@Djeny

Teveel tekst, die ga ik natuurlijk niet lezen, maar als je ergens ermee probeert te zeggen dat Adam, Eva, Melchizedek of Jezus goddelijk moeten zijn omdat ze geschapen zijn zonder vader, moeder of allebei dan hoor ik het graag.

Je hebt daarvoor ook geen tekst nodig, noem er maar een rationele reden waarom iemand die geschapen is zonder ouders goddelijk moet zijn, of waarom iets die uit niets is geschapen, goddelijk moet zijn.

Voor God is alles mogelijk, Hij kan schepen hoe Hij wilt, maar daarvoor moet niets goddelijk zijn gewoon omdat het op die of een andere manier is tot stand gebracht.

Je moet weten dat bij God niets onmogelijk is (Lucas 2:27-35)

Iemand of iets zonder of met iets schepen maakt die iemand/iets nog niet goddelijk want dit is een pantheïstische geloof volledig tegen de bijbelse leer.

Gegroet,

26-12-2008, 21:09
[QUOTE=Jebusite;58685963]In de naam van God,

@Djeny

Teveel tekst, die ga ik natuurlijk niet lezen, maar als je ergens ermee probeert te zeggen dat Adam, Eva, Melchizedek of Jezus goddelijk moeten zijn omdat ze geschapen zijn zonder vader, moeder of allebei dan hoor ik het graag.

Ik begrijp dat het veel tekst is maar ik heb er veel tekstplaatsen bijgezet om te onderbouwen. Als ik vanuit mijn geloof (want dat is voor mij de enige manier om hier op te reageren)dat kan ik zomaar wat kreten neer typelen maar is het toch weer van deze en gene de vraag hoe ik dat kan bewijzen met tekst....

Je hebt daarvoor ook geen tekst nodig, noem er maar een rationele reden waarom iemand die geschapen is zonder ouders goddelijk moet zijn, of waarom iets die uit niets is geschapen, goddelijk moet zijn.

Voor God is alles mogelijk, Hij kan schepen hoe Hij wilt, maar daarvoor moet niets goddelijk zijn gewoon omdat het op die of een andere manier is tot stand gebracht.

Rationeel heeft voor mij dan weinig nut omdat ik het alleen vanuit geloof vanuit De Schrift kan beredeneren. Mijn ratio heeft geen nut.J

Je moet weten dat bij God niets onmogelijk is (Lucas 2:27-35)

Dat onderschrijf ik helemaal omdat de Schrift dit zegt

Iemand of iets zonder of met iets schepen maakt die iemand/iets nog niet goddelijk want dit is een pantheïstische geloof volledig tegen de bijbelse leer.


[COLOR="blue"]Ik geloof in 1 God dus vanuit de Schrift ga ik voor mono

26-12-2008, 21:12

Citaat door massin:
Wij moslims hebben niets aan bijbel, en bijbel is geen bewijs.
En alles wat jij zegt, daar hebben we niets aan!!!
Allah gaf ons Koran als leiding voor de rechtgeleiden, en die niets tekort komt, en waaraan niets toegevoegd kan worden. Die altijd in zijn originele staat is gebleven en zal zo blijven.



Neem me niet kwalijk massin, maar de vraagstelling hier heeft betrekking op de Bijbel...

En aangezien jij mij een demon hebt genoemd en gezegd dat mijn naam de de hel behoort heb ik verder weinig lust om met je te praten oke.

Pagina's : [1] 2