[GLOW=skyblue]Isma`iel
zei: "Mijn vader, doe wat Allaahu Ta`ala je bevolen heeft. Je zult merken dat ik, als Allaahu Ta`ala het wil, iemand ben die geduldig is. Want ik weet dat Allaahu Ta`ala mij hiervoor zal belonen.
Isma`iel
had inderdaad zijn belofte gehouden. Zij hadden zich beiden aan Allaahu Ta`alas wil overgegeven.
Ibrahiem
had Isma`iel
op zijn voorhoofd had neergelegd, om niet naar zijn gezicht te hoeven kijken als hij hem zou offeren. Hij zou anders medelijden kunnen krijgen en een fout maken. Hoewel zijn mes erg scherp was wilde het toch niet in Isma`iel
snijden.
Daarop riep Allaahu Ta`ala hem: "O Ibrahiem, jij hebt de droom doen uitkomen. Zo beloont Allaahu Ta`ala hen die goed doen".
Dit was duidelijk een beproeving, die Ibrahiem
en Isma`iel
hadden het doorstaan. En Allaahu Ta`ala gaf hem een geweldig offer, een ram, in de plaats. En Allaahu Ta`ala liet voor hem een goede naam bij het nageslacht na. Uit het nageslacht van Isma`iel
is Rasoellullah (sas) voortgekomen.
Isma`iel
was een flinke jonge man geworden en leerde Arabisch van de Djoerhoem stam. Hij groeide op onder hen en weldra was bij iedereen geliefd. Iedereen was verbaast over zijn nobelheid. Toen Isma`iel
de leeftijd bereikte om te trouwen, lieten ze Isma`iel
met één van hun dochters trouwen.
Na het overlijden van Isma`iel
moeder en zijn huwelijk, kwam Ibrahiem
zijn gezin, die hij daar achter gelaten had, opzoeken. Maar hij trof Isma`iel
niet thuis aan. Ibrahiem
vroeg zijn vrouw naar hem.
Zijn vrouw antwoordde: "Hij is weggegaan ons in ons levensonderhoud te voorzien".
Isma`iel
was misschien op jacht of handeldrijven op de markt. Vervolgens vroeg Ibrahiem
: "Hoe is jullie bestaan en jullie omstandigheden waarin jullie leven ?".
Ze klaagde over hun gezinsleven en zei: "We leven in armoede en ellende. En we verkeren in erbarmelijke omstandigheden".
Ibrahiem
zei tegen haar: "Wanneer je man thuis komt, breng dan mijn salaam over en zeg hem dat hij de drempel van zijn deur moet veranderen".
Toen Isma`iel
thuis kwam, bemerkte hij aan de geur in zijn huis dat zijn vader wel eens langs gekomen zou kunnen hebben, daarom vroeg hij zijn vrouw: "Is er iemand bij ons thuis geweest ?".
Ze antwoordde: "Ja, zo en zo'n oude man kwam langs en hij vroeg naar jou. Ik heb toen gezegd dat je weg was gegaan ons in ons levensonderhoud te voorzien. Hij vroeg hoe ons bestaan was. Ik zei dat wij in ellende en armoede verkeerden.
Hij vroeg: "Gaf hij nog enig advies of liet hij een boodschap voor mij achter ?".
Ze antwoordde: "Ja, hij zei mij de salaam aan jou over te brengen en je te zeggen de drempel van je deur te veranderen".
Isma`iel
zei aan zijn vrouw: "Die oude man was mijn vader en hij heeft mij opgedragen dat ik van jou moet scheiden. Je bent nu vrij om naar je ouders te gaan".
Isma`iel
scheidde van haar en trouwde een andere vrouw uit de stam van Djoerhoem.
Ibrahiem
bezocht zijn zoon en zijn gezin niet voor zolang als Allaahu Ta`ala het wilde. Opnieuw trof hij Isma`iel
niet thuis aan. Hij kwam naar zijn nieuwe vrouw en vroeg haar naar hem.
Zijn vrouw antwoordde: "Hij is weggegaan ons in ons levensonderhoud te voorzien".
Vervolgens vroeg Ibrahiem
: "Hoe is jullie bestaan en jullie omstandigheden waarin jullie leven ?".
Ze antwoordde: "We leven gelukkig in welvaart en harmonie. En ze prees Allaahu Ta`ala.
Hij vroeg verder: "Wat eten jullie?".
Ze antwoordde: "Vlees".
Hij zei: "Wat drinken jullie?".
Ze antwoordde: "Water".
Daarop deed Ibrahiem
de volgende du`ah: "O Allaahu Ta`ala, zegen hun vlees en water".
De Profeet (sas) zei: "In die tijd werd er geen graan verbouwd in Makkah. Men at alleen vrees van de jacht. Want als zij graan hadden verbouwd dan had Ibrahiem
ook du`ah gedaan voor het zegenen hiervan".
Het komt door de du`ah van Ibrahiem
dat niemand behalve de bewoners van Makkah alleen van vlees en water kunnen leven, hoewel dat niet het geval is met andere warme plaatsen.
Ibrahiem
zei tegen haar: "Wanneer je man thuis komt, breng dan mijn salaam over en zeg hem dat hij de drempel van zijn deur goed moet houden". En hij keerde terug naar Shaam.
Toen Isma`iel
thuis kwam, bemerkte hij aan de geur in zijn huis dat zijn vader wel eens langs gekomen zou kunnen hebben, daarom vroeg hij zijn vrouw: "Is er iemand geweest?".
Ze antwoordde: "Ja, een goed uitziend oude man is hier geweest". Zij prees Ibrahiem
, en ze voegde hieraan toe: "Hij vroeg naar jou. Ik heb toen gezegd dat je weg was gegaan ons in ons levensonderhoud te voorzien. Hij vroeg hoe ons bestaan was. Ik zei dat wij gelukkig in harmonie leefden.
Hij vroeg: "Gaf hij nog enig advies of liet hij een boodschap voor mij achter ?".
Ze antwoordde: "Ja, die geëerde oude man zei mij de salaam aan jou over te brengen en je te zeggen de drempel van je deur goed te houden".
Isma`iel
zei aan zijn vrouw: "Die oude man was mijn vader. Jij bent de drempel van mijn deur. En hij beval mij jou goed te behandelen en goed met jou op te schieten.
Ibrahiem
bleef weg zolang als Allaahu Ta`ala het wilde. Toen hij na enige tijd in Makkah terug kwam zat Isma`iel
onder een grote boom, nabij de Zamzam bron, bezig zijn pijlen scherp te snijden. Toen hij zijn vader zag, stond hij op en liep naar hem toe. Ze begroetten, omhelsden en kusten elkander zoals een vader doet met zijn zoon of een zoon doet met zijn vader.
Ibrahiem
zei tegen hem: "O Isma`iel
, Allaahu Ta`ala heeft mij een bevel gegeven".
Isma`iel
zei: "Doe wat uw Rabb u heeft bevolen te doen".
Hij zei: "Maar je moet me erbij helpen?".
Isma`iel
zei: "Ik zal u op alle mogelijke manier helpen".
Ibrahiem
zei: "Allaahu Ta`ala heeft mij bevolen hier een Huis te bouwen.
En hij wees naar een heuvel die hoger was dan het land erom heen.
Toen plaatste Ibrahim
en Isma`iel
de fundering van de Qa`bah en trokken de muren op. Isma`iel
haalde de stenen en Ibrahiem
metselde. En zo werden de muren van het Huis hoger opgetrokken. Isma`iel
bracht de steen en plaatste deze voor Ibrahiem
, op een plaats die nu bekend staat als Maqaam-i Ibrahiem, zodat hij hierop kon staan en kon doorgaan met het bouwen. Terwijl Isma`iel
hem de stenen overhandigde metselde Ibrahiem
. Toen het gebouw voltooid was zeiden ze het gebed, du`a: "Onze Rabb aanvaard dit van ons, want U bent de Alhorend, de Alwetend" ( Nederlandse betekenis van Soerati'l Baqarah: 2/127). Djibriel
leerde hen hoe ze de Hadj moesten verrichten.[/GLOW]